DMN Machinefabriek Noordwijkerhout B.V. discrimineert seropositieve man door hem te ontslaan.

DMN Machinefabriek Noordwijkerhout B.V. discrimineert seropositieve man door hem te ontslaan.

Oordeelnummer 2013-182
Datum: 31-12-2013
Trefwoord: Uitzendarbeid Veiligheidsverweer Handicap of chronische ziekte Wettelijke uitzondering Veiligheid Industrie Chronische ziekte Beëindiging van arbeidsverhouding
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Arbeid - Overige

Situatie

Een uitzendkracht is als slijper/polijster aan het werk bij een machinefabriek. De uitzendkracht is besmet met het hiv-virus. Zodra het bedrijf hoorde van zijn seropositiviteit, heeft het de uitzendopdracht beëindigd.

 

Oordeel College

Het College oordeelt dat DMN Machinefabriek Noordwijkerhout B.V. jegens de man verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte bij de beëindiging van de arbeidsverhouding.

 

Toelichting

Een uitzendkracht is aan het werk als slijper/polijster bij een machinefabriek. Hij heeft aan collega’s verteld dat hij seropositief is. Kort daarop is hij om die reden weggestuurd. Het bedrijf maakt hierbij direct onderscheid. Het bedrijf doet een beroep op de zogenoemde veiligheidsexceptie. Dit betekent dat het onderscheid niet verboden zou zijn als dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. Binnen het bedrijf werken de medewerkers aan dezelfde apparaten. Sommige werkzaamheden verrichten ze met blote handen in handschoenen die vastzitten aan het apparaat. Ook als alle Arbovoorschriften, veiligheids- en hygiëneregels goed worden nageleefd, kan een werknemer een snijwond oplopen. Het bedrijf is er, zonder onderzoek naar het besmettingsrisico te doen, vanuit gegaan dat hierdoor een onaanvaardbaar risico ontstond voor de collega’s van de man die met hetzelfde apparaat werken. Het College oordeelt dat het bedrijf het besmettingsrisico wel had moeten onderzoeken. Alleen als uit deskundig onderzoek blijkt dat het besmettingsrisico niet te ondervangen is met doeltreffende aanpassingen, kan het bedrijf zich beroepen op de veiligheidsexceptie. Omdat het bedrijf heeft nagelaten onderzoek te verrichten, kan het geen beroep doen op de veiligheidsexceptie. Het onderscheid is dan ook verboden. Het College verwerpt het verweer van het bedrijf dat het geen onderzoek hoefde te verrichten omdat het om een uitzendkracht gaat. De bescherming van de wet geldt niet alleen voor de eigen werknemers van het bedrijf, maar ook voor uitzendkrachten.


Oordeel

2013-182

 

 

Datum: 31 december 2013

Dossiernummer: 2013-0337

 

 

Oordeel in de zaak van

 

[. . . .]

wonende te

[. . . .],

verzoeker

 

tegen

 

DMN Machinefabriek Noordwykerhout B.V.

gevestigd te Noordwijkerhout, verweerster

 

 

1 Procesverloop

 

1.1

 Bij verzoekschrift van 20 augustus 2013, dat op dezelfde datum is ontvangen, heeft verzoeker het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) gevraagd te onderzoeken of verweerster jegens hem onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door de arbeidsverhouding met hem te beëindigen omdat hij met het hiv-virus besmet is.

 

1.2

 Daarna zijn de volgende stukken gewisseld:

- e-mail van verzoeker van 2 september 2013;

- verweerschrift van 9 oktober 2013;

- brief van verweerster van 30 oktober 2013.

 

1.3

 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2013. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], directeur, die werd vergezeld door [. . . .], teamleider, en [. . . .], productie leider, en bijgestaan door mr. W.T. Doyer, advocaat.

 

 

2 Feiten

 

2.1

 Verzoeker is op 17 juli 2013 als uitzendkracht begonnen bij verweerster. Verzoeker heeft de functie van slijper/polijster. Het uitzendbureau is de formele werkgever van verzoeker.

 

2.2 

Verweerster is een bedrijf dat doseersluizen en wisselkleppen voor de stortgoedindustrie ontwikkelt en produceert.

 

2.3

 Verzoeker is besmet met het Human Immunodeficiency Virus (menselijk immuundeficiëntievirus; hierna: hiv-virus). Als iemand daarmee is besmet, wordt ook wel gesproken over seropositiviteit. In het navolgende wordt met beide termen op dezelfde aandoening geduid.

 

2.4

 Op 23 juli 2013 vertelt verzoeker aan een drietal collega’s dat hij seropositief is.

 

2.5

 Op 24 juli 2013 is de arbeidsverhouding beëindigd door verweerster.

 

 

3 Beoordeling van het verzoek

 

3.1

 Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerster jegens verzoeker (verboden) onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte bij de beëindiging van de arbeidsverhouding.

 

3.2

 Verzoeker heeft zijn verzoek om een oordeel uitdrukkelijk alleen tegen verweerster gericht. Het uitzendbureau is om die reden niet als verweerder aangemerkt.

 

Juridisch kader

 

3.3 Ingevolge

artikel 4, aanhef, en onderdeel b, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) in samenhang met artikel 1 van de WGBH/CZ, is onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte verboden bij het beëindigen van een arbeidsverhouding.

 

3.4

 Niet verweerster, maar het uitzendbureau is de formele werkgever. Echter, het verbod om onderscheid te maken bij het aangaan en het beëindigen van de arbeidsverhouding geldt niet alleen in de verhouding werknemer/werkgever, maar in elke verhouding waarin arbeid onder gezag van een ander wordt verricht (vergelijk onder meer College voor de Rechten van de Mens 20 juni 2013, 2013-71, overweging 3.3). Ook verweerster, als inlener, is gehouden aan het verbod om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aangaan en het beëindigen van de arbeidsverhouding.

 

3.5

 Artikel 1 van de WGBH/CZ bepaalt dat onder onderscheid wordt verstaan direct en indirect onderscheid. Van direct onderscheid is sprake indien een persoon op grond van zijn handicap of chronische ziekte op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld.

 

3.6

 Verzoeker is besmet met het hiv-virus. Naar de huidige medische inzichten is genezing van een hiv-infectie niet mogelijk. Hiv-remmers, toegediend in een zogenoemde combinatietherapie, remmen de aanmaak van hiv sterk, maar ze doen niets tegen geïnfecteerde cellen. Er blijven dus altijd virussen in het lichaam aanwezig (zie onder meer de LCI-richtlijn Hiv-infectie van het Centrum voor infectieziektebestrijding, RIVM). Naar het oordeel van het College is een hiv-besmetting een chronische ziekte in de zin van de WGBH/CZ (zie ook Commissie Gelijke Behandeling, thans College, 6 september 2012, 2012-148, overweging 3.2). Verzoeker kan daarom een beroep doen op de bescherming van de WGBH/CZ.

 

3.7

 In artikel 2 van de WGBH/CZ is bepaald dat het verbod van onderscheid mede inhoudt dat degene, tot wie dit verbod zich richt, gehouden is om naar gelang

de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen. Een werkgever is verplicht om te onderzoeken of, en zo ja welke aanpassingen getroffen kunnen worden, zodat de werknemer met een handicap of chronische ziekte toch de functie kan uitoefenen

(zie College voor de Rechten van de Mens, 10 september 2013, 2013-112, overweging 3.4).

 

(Verboden) onderscheid?

 

3.8

 Daarnaar gevraagd heeft verweerster erkend dat verzoeker is ontslagen vanwege zijn HIV-infectie en dus vanwege zijn chronische ziekte. Het College is van oordeel dat verweerster hiermee direct onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte. Direct onderscheid is verboden tenzij sprake is van een wettelijke uitzondering.

 

3.9

 Verweerster heeft aangevoerd dat de aard van de werkzaamheden en de daaraan verbonden (besmettings)risico’s een beletsel zijn om de functie van slijper/polijster uit te voeren. Bij de slijp- en polijstwerkzaamheden is niet uit te sluiten dat door rondvliegende metaaldeeltjes kleine snijwonden ontstaan, zelfs met inachtneming van de wettelijke Arbonormen en de algemene veiligheids- en hygiëneregels. Daarnaast maken de werknemers in een zelfde dienst gebruik van een straalcabine. Bij het bedienen hiervan moeten zij hun (blote) handen in twee aan de machine vastzittende handschoenen steken. De hulpmiddelen kunnen niet onderling verwisseld worden, omdat zij voortdurend door alle werknemers gebruikt worden. Hierdoor ontstaat er een infectiegevaar. Verzoeker is voor hij bij verweerster begon, gewezen op de mogelijkheid van het ontstaan van snijwonden. Dit stond in de door verzoeker ondertekende checklist. De werknemers dragen bij gespecialiseerd werk, waarbij hoogwaardige afwerkingen vervaardigd worden, vaak geen handschoenen omdat de slijpers veel gevoel moeten hebben voor het gereedschap en het materiaal.

 

3.10

 Het College begrijpt het verweer in die zin dat verweerster een beroep doet op de veiligheidsexceptie van artikel 3 van de WGBH/CZ.

 

3.11

 In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de WGBH/CZ, is bepaald, dat het verbod van onderscheid niet geldt, indien het onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid. Ook al is iemand ondanks zijn handicap of chronische ziekte in staat om de bij zijn functie behorende taken uit te voeren, neemt dat niet weg dat sprake kan zijn van zodanig ontoelaatbare risico’s dat moet worden afgezien van het (laten) vervullen van de functie. De veiligheids- en gezondheidsrisico’s als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de WGBH/CZ kunnen zowel de gehandicapte of chronisch zieke betreffen als personen in zijn of haar onmiddellijke omgeving (vergelijk College voor de Rechten van de Mens, 21 februari 2013, 2013-19, overweging 3.11).

 

3.12

 Bij de parlementaire behandeling van de WGBH/CZ heeft de regering opgemerkt dat niet gauw een beroep op deze uitzondering kan worden gedaan, omdat het onderscheid noodzakelijk moet zijn. Een beroep op deze uitzondering stelt daarom hoge eisen aan de motivering. Deze uitzondering laat ook onverlet de in artikel 2 van de WGBH/CZ genoemde plicht voor de werkgever tot het doen van doeltreffende aanpassingen. Daarbij valt te denken aan het nemen van extra veiligheidsmaatregelen of voorlichting of instructies aan collega’s, teamgenoten of onderwijzend personeel over mogelijke gezondheidsaspecten of over hoe te handelen bij bijvoorbeeld een epilepsieaanval van betrokkene (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 3, p. 31).

 

3.13

 Ter zitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat de kans op besmetting door het gebruik van de handschoenen van de straalcabine verwaarloosbaar klein is. Hij baseert dit o.a. op informatie die hij van de site van de HIV-vereniging heeft gehaald. Desgevraagd heeft verweerster aangegeven dat zij zelf geen onderzoek heeft gedaan naar de veiligheidsaspecten. Toen zij werd geconfronteerd met de hiv-besmetting van verzoeker moest zij vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever snel handelen om risico’s voor de andere medewerkers te voorkomen. Tevens heeft verweerster aangegeven dat zij niet een korte periode heeft ingelast waarin verzoeker (nog) niet te werk gesteld zou worden en waarin verweerster deskundigen had kunnen raadplegen over het besmettingsrisico en wat daartegen te doen zou zijn, omdat verzoeker een uitzendkracht is.

 

3.14 

Het is niet aan het College om vast te stellen of er, gelet op de praktijk bij verweerster, een al dan niet te verwaarlozen kans op besmetting bestaat. Naar

het oordeel van het College had het op de weg van verweerster gelegen om nadere deskundige informatie in te winnen over de risico’s en de kansen op besmetting bij de werkzaamheden die verzoeker zou verrichten. Als uit dit nadere onderzoek was gebleken dat er inderdaad een niet te verwaarlozen risico bestaat op besmetting dat redelijkerwijs niet te ondervangen is door het naleven van de wettelijke Arbonormen en het verrichten van doeltreffende aanpassingen, had verweerster een geslaagd beroep op de veiligheidsexceptie van artikel 3 van de WGBH/CZ kunnen doen. Nu verweerster een dergelijk onderzoek heeft nagelaten, kan haar beroep op de veiligheidsexceptie niet slagen. Het College verwerpt het verweer dat verzoeker een uitzendkracht is en dat daarom een dergelijk onderzoek niet nodig zou zijn. De bescherming die de WGBH/CZ mensen op de werkvloer biedt, geldt gelijkelijk voor ‘vaste’ werknemers en voor uitzendkrachten. Dit zou anders kunnen zijn als het verrichten van doeltreffende aanpassingen voor een uitzendkracht die relatief korte tijd voor de werkgever werkt, onevenredig belastend is voor de werkgever. Hierover heeft verweerster echter niets gesteld en is ook niets gebleken.

 

3.15

 Verweerster heeft dan ook verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt jegens verzoeker door de arbeidsverhouding te beëindigen vanwege zijn seropositiviteit.

 

 

4 Oordeel

           

Het College voor de Rechten van de Mens spreekt als zijn oordeel uit dat DMN Machinefabriek Noordwijkerhout B.V. jegens [. . . .] verboden onderscheid

heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte bij de beëindiging van de arbeidsverhouding.

 

Aldus gegeven te Utrecht op 31 december 2013 door mr. E.J.M. Hofhuis, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.S. de Waal, secretaris.

 

 

 

 

 

mr. E.J.M. Hofhuis 

namens deze,                                                                          

mr. D.C. Houtzager                                                                  

collegelid  

                                                                                 

mr. C.S. de Waal

namens deze,

mr. M.A. de Groot

secretaris

Samenvatting oordeel