Mobility ID B.V. maakt geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte door geen rolstoelvervoer aan te bieden.

Mobility ID B.V. maakt geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte door geen rolstoelvervoer aan te bieden.

Oordeelnummer 2018-45
Datum: 08-05-2018
Trefwoord: Aanbieden goederen en diensten Handicap Ontvankelijkheid Handicap of chronische ziekte Toegankelijkheid Vervoer Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Doeltreffende aanpassing
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige

Situatie

Een man is als gevolg van een handicap afhankelijk van een rolstoel. De man stelt dat Mobility ID B.V., een bemiddelaar van taxivervoersdiensten, onderscheid maakt op grond van handicap of chronische ziekte door geen passend vervoer aan te bieden voor mensen met een rolstoel. Het bedrijf zegt dat zij alleen maar bemiddelaar is van taxidiensten en niet van rolstoelvervoer. Het kan haar niet verweten worden dat vervoersaanbieders nalaten om rolstoelvriendelijke maatregelen te treffen.

Beoordeling

Het bedrijf gaat met consumenten vervoersovereenkomsten aan die worden uitgevoerd door bij haar aangesloten taxibedrijven. Zij garandeert haar klanten dat overal in Nederland, 24 uur per dag, binnen een half uur na de aanvraag in het gevraagde taxivervoer wordt voorzien. Het merendeel van de aangesloten taxibedrijven zijn eenmanszaken die met een gewone taxi rijden. Ook veel grotere taxibedrijven bieden geen of alleen overdag rolstoelvervoer aan. Als gevolg daarvan kan het bedrijf geen landelijk netwerk voor rolstoelvervoer aanbieden onder de garanties waaronder zij taxivervoer aanbiedt. Daarmee heeft het bedrijf overtuigend gesteld dat het, gezien de aard van haar dienstverlening, voor haar onevenredig belastend is om passend vervoer aan te bieden voor mensen met een rolstoel. 

Oordeel

Mobility ID B.V. maakt jegens de man geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.

 



 


Oordeel

2018-45

 

 

Datum: 8 mei 2018

Dossiernummer: 2017-0396

 

 

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te

[. . . .],

verzoeker

tegen

Mobility ID B.V.

gevestigd te Alkmaar, verweerster

 

1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens hem verboden onderscheid maakt op grond van handicap of chronische ziekte door geen passend vervoer aan te bieden voor mensen die afhankelijk zijn van een rolstoel.

 

 

2 Verloop van de procedure

Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

- verzoekschrift van 12 december 2017, ontvangen op dezelfde dag;

- verweerschrift van 19 februari 2018.

Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2018. Partijen zijn verschenen. Verzoeker werd vergezeld door [. . . .] en bijgestaan door H. Willems, regioconsulent van Artikel 1 Overijssel. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], directeur. Hij werd bijgestaan door mr. H.J. van der Hauw, advocaat te Velsen-Zuid.

 

 

3 Feiten

Verweerster is een bemiddelaar van taxivervoersdiensten tussen consumenten en de ongeveer 350 bij haar aangesloten taxibedrijven. Hiertoe beheert zij een aantal websites, waaronder taxiboeken.nl, hierna: de website. Verweerster zet reserveringen voor taxivervoer, die via de website worden gemaakt, door naar een aangesloten taxibedrijf dat vervolgens de rit kan uitvoeren. Op 3 oktober 2017 heeft [. . . .], hierna: de aanvrager, via de website voor vier personen taxivervoer besteld voor een rit op 7 oktober 2017 en verweerster daarvoor betaald. Omdat twee personen uit het gezelschap, waaronder verzoeker, afhankelijk zijn van een rolstoel, heeft de aanvrager bij de aanvraag vermeld: “Graag een rolstoelbus. Wij komen met 2 rolstoelen”. In plaats van een rolstoelbus kwam op het afgesproken tijdstip een gewone taxi voorrijden die geen rolstoelrijders kon vervoeren. De aanvrager heeft daarop contact opgenomen met verweerster, die er vervolgens voor heeft gezorgd dat er ter plaatse een rolstoeltoegankelijk taxibusje voorreed om het gezelschap alsnog te vervoeren. Diezelfde dag heeft de aanvrager telefonisch geklaagd over het feit dat verweerster geen rekening had gehouden met zijn verzoek om een rolstoelbus, zoals hij bij zijn aanvraag had aangegeven. In reactie daarop schrijft de directeur van verweerster  op 8 oktober 2017 dat het nog niet mogelijk is om via de website een rolstoelbus te reserveren. Hij biedt zijn excuses aan en schrijft dat verweerster de hogere kosten voor de rit voor haar rekening neemt.

  

 

4 Het aanbod van rolstoeltoegankelijk vervoer

Standpunt verzoeker

4.1 

Verzoeker stelt dat verweerster onderscheid maakt op grond van handicap of chronische ziekte door geen passend vervoer aan te bieden voor mensen met een rolstoel. Volgens verzoeker mag verweerster met de dienst die zij aanbiedt geen mensen uitsluiten die daarvan afhankelijk zijn. Het gegeven dat dit extra inspanning kost mag voor een dienstverlener geen reden zijn om deze groep mensen buiten te sluiten.

 

Standpunt verweerster

4.2

 Verweerster stelt dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek. Zij is slechts bemiddelaar van taxidiensten en niet van rolstoelvervoer. Het nalaten van het treffen van rolstoelvriendelijke maatregelen bij taxibedrijven en andere vervoersaanbieders kan haar als intermediair niet worden verweten. Omdat er op dit moment geen landelijk dekkend rolstoelvriendelijk vervoersaanbod beschikbaar is, kan verweerster dat ook niet aanbieden.

 

Beoordeling

4.3

 In de uitoefening van een bedrijf is onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WGBH/CZ, in samenhang met artikel 1 van deze wet). Daarnaast vloeit uit artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ voort dat een aanbieder van goederen en diensten gehouden is om naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten. Dit is anders indien deze aanpassingen voor hem een onevenredige belasting vormen. Verzoeker is als gevolg van een handicap afhankelijk van een rolstoel. Hij kan zich daarom op de bescherming van deze wet beroepen.

 

4.4

 Het College overweegt dat het verzoek om een oordeel geen betrekking heeft op de rit van 7 oktober 2017. Zowel verweerster als de vervoerder die deze rit in eerste instantie had aangenomen, had het verzoek van de aanvrager voor een rolstoelbus niet opgemerkt. Verzoeker heeft erkend dat na tussenkomst van verweerster het probleem bij de uitvoering van de rit uitstekend is opgelost. Zijn klacht ziet erop dat naar aanleiding van deze aanvraag is gebleken dat verweerster, indien zij het verzoek om een rolstoelbus niet over het hoofd had gezien, de aanvraag niet had aangenomen. Verweerster heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat hij wel bemiddelt voor taxivervoer voor mensen die gebruik maken van een opklapbare rolstoel, maar niet voor rolstoelbusvervoer. Het College overweegt dat verzoeker, die afhankelijk is van een rolstoel die niet opklapbaar is, daardoor wordt uitgesloten van de mogelijkheid om met verweerster een overeenkomst aan te gaan voor vervoer dat wordt uitgevoerd door een van de bij haar aangesloten taxibedrijven. Het College concludeert daarom dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.

 

4.5

 Vervolgens is de vraag of verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid maakt door geen passend vervoer aan te bieden voor mensen die afhankelijk zijn van een rolstoel. Het College overweegt dat verweerster als bemiddelingsbedrijf overeenkomsten voor taxivervoer afsluit met consumenten. Deze vervoersovereenkomsten worden uitgevoerd door taxibedrijven die bij verweerster zijn aangesloten. Haar bedrijfsmodel houdt in dat zij de aanvrager garandeert dat overal in Nederland, 24 uur per dag, binnen een half uur na de aanvraag in het gevraagde taxivervoer wordt voorzien. Voor rolstoelvervoer kan zij deze garantie echter niet bieden. In dit verband heeft verweerster ter zitting toegelicht dat het merendeel van de bij haar aangesloten taxibedrijven eenmanszaken zijn, die met een gewone taxi rijden. Ook veel grotere taxibedrijven bieden geen rolstoelvervoer aan, en voor zover zij daarin wel voorzien bieden deze vervoerders deze dienst niet ’s avonds en ’s nachts aan. Als gevolg daarvan kan verweerster geen landelijk dekkend netwerk voor rolstoelvervoer aanbieden onder de garanties waaronder zij taxivervoer aanbiedt. Het College overweegt dat verweerster daarmee overtuigend heeft gesteld dat het, gezien de aard van haar dienstverlening, voor haar onevenredig belastend is om passend vervoer aan te bieden voor mensen met een rolstoel. Daarom concludeert het College dat verweerster jegens verzoeker geen verboden onderscheid maakt op grond van handicap of chronische ziekte bij het aanbieden van taxivervoersdiensten.

 

4.6

 Het College overweegt ten overvloede het volgende. Op grond van artikel 2a WGBH/CZ geldt dat degene tot wie het verbod van onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte zich richt, tenminste geleidelijk zorg draagt voor de algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte, tenzij dat voor hem een onevenredige belasting vormt. Verweerster heeft in dit verband opgemerkt dat zij bij bedrijven die zich bij haar website aansluiten inventariseert of zij over rolstoelvriendelijke vervoersmiddelen beschikken. Het College heeft met instemming kennis genomen van verweersters inspanningen om op basis van deze inventarisatie op termijn een platform voor rolstoelvervoer te realiseren. Dit initiatief sluit aan bij de norm van artikel 2a WGBH/CZ.

 

 

5 Oordeel

Mobility ID B.V. maakt jegens [. . . .] geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. Aldus gegeven te Utrecht op 8 mei 2018 door mr. dr. J.P. Loof, voorzitter,

mr. M. Chébti LL.M. en mr. D.C. Houtzager, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. M.A. de Groot, secretaris.

 

 

mr. dr. J.P. Loof 

mr. M.A. de Groot

Samenvatting oordeel