Aegon Bank N.V. discrimineert op grond van handicap of chronische ziekte door het voor een vrouw, die vanwege een verstandelijke beperking onder bewind staat, niet mogelijk te maken dat zij een betaalrekening opent.

Aegon Bank N.V. discrimineert op grond van handicap of chronische ziekte door het voor een vrouw, die vanwege een verstandelijke beperking onder bewind staat, niet mogelijk te maken dat zij een betaalrekening opent.

Oordeelnummer 2018-46
Datum: 08-05-2018
Trefwoord: Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Aanbieden goederen en diensten Doeltreffende aanpassing Handicap of chronische ziekte
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige

Situatie

Een man is de bewindvoerder van zijn meerderjarige dochter vanwege haar verstandelijke beperking. Hij wilde voor haar een betaalrekening openen bij Knab. Deze bank valt onder de verantwoordelijkheid van Aegon Bank N.V. De bank liet aan hem weten dat ze niet de faciliteiten heeft om rekeningen aan te bieden aan personen die onder bewind staan. De man vindt dat de bank zijn dochter discrimineert vanwege haar verstandelijke beperking.

Beoordeling

Het is voor personen die onder bewind staan niet mogelijk om een betaalrekening te openen bij Knab, omdat de bank in haar geautomatiseerde systemen (nog) geen zogenaamde machtigingsstructuur heeft opgenomen. Bankrekeninghouders kunnen daardoor alleen zelf bepaalde handelingen uitvoeren en aan een bewindvoerder kan geen toegang tot de rekening worden gegeven. De bank is verplicht aanpassingen te verrichten die de dochter wel de mogelijkheid geven om een betaalrekening te openen, tenzij dit een onevenredige belasting is voor het bedrijf.

De bank heeft gesteld dat het toevoegen van een machtigingsstructuur aan de geautomatiseerde systemen technisch mogelijk is, maar dat dit voor haar om financiële redenen onevenredig belastend is. Voor de beoordeling van de vraag of het aanpassen van de systemen een onevenredige belasting vormt, moet een weging plaatsvinden van de belangen van de twee partijen. Bij de weging van het belang van een aanbieder van diensten, zoals de bank, moet onder meer rekening worden gehouden met de omvang en de middelen van de aanbieder en de geraamde kosten van de aanpassing. Het College oordeelt dat de bank alleen een bedrag heeft genoemd, maar daarbij niet heeft geconcretiseerd hoe dit bedrag zich verhoudt tot de middelen van verweerster. Daarmee heeft de bank onvoldoende aangetoond dat de doeltreffende aanpassing vanwege financiële redenen onevenredig belastend is. Aegon Bank N.V. heeft verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt, door geen doeltreffende aanpassing te verrichten.

 

Oordeel

Aegon Bank N.V. heeft jegens de dochter van de man verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.

 


Oordeel

2018-46

 

Datum: 8 mei 2018

Dossiernummer: 2017-0420

 

Oordeel in de zaak van

 

[. . . . ]

wonende te [. . .. ], verzoeker

 

tegen

 

Aegon Bank N.V.

gevestigd te Den Haag, verweerster

 

1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens zijn dochter onderscheid maakt op grond van handicap of chronische ziekte door geen bankrekening aan te bieden aan personen die onder bewind staan.

 

2 Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- verzoekschrift van 18 december 2017, ontvangen op 22 december 2017;

- verweerschrift van 15 februari 2018.

Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2018. Partijen zijn verschenen. Verzoeker werd bijgestaan door J.D. van den Ham, consulent klachtbehandeling bij Bureau Gelijke Behandeling Flevoland. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. J.R. Kramer en mr. T.D.O. van der Vijver, advocaten te Amsterdam, die werden vergezeld door [. . . .], senior bedrijfsjurist bij Knab, en

[. . . .], teamleider servicedesk bij Knab.

 

3 Feiten

Verzoeker en zijn echtgenote zijn beiden bewindvoerder van hun dochter, die een verstandelijke beperking heeft. Bij Knab (hierna: de bank), die een onderdeel is van verweerster, was een gezamenlijke rekening geopend (een en/of rekening) voor de echtgenote van verzoeker en hun dochter. Vanaf de rekening zijn geruime tijd bankhandelingen uitgevoerd. De dochter had ook een rekening bij een andere bank. Verzoeker wilde die rekening opheffen en volledig overstappen naar de bank. Hij heeft de aanvraag daarvoor getekend als bewindvoerder van zijn dochter. De bank liet vervolgens aan hem weten dat de bestaande rekening eenzijdig werd opgeheven door de bank, waarbij als reden werd gegeven dat de bank niet de faciliteiten heeft rekeningen aan te bieden aan personen die onder bewind staan.

 

4 Standpunt verzoeker

Verzoeker vindt dat verweerster jegens zijn dochter onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maakt, door haar niet langer een bankrekening aan te bieden, omdat zij onder bewind staat.

 

5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist niet dat zij (indirect) onderscheid maakt jegens de dochter. Zij stelt dat het verrichten van doeltreffende aanpassingen voor haar onevenredig belastend is en dat daarom geen sprake is van verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.

 

6 Beoordeling

 

6.1 

Een bedrijf mag bij het verlenen van toegang tot goederen en diensten geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maken (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onder a, WGBH/CZ). Het aanbieden van bankdiensten, waaronder een betaalrekening, valt onder het begrip goederen en diensten. Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene tot wie dit verbod zich richt, gehouden is al naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ).

 

6.2

 De dochter heeft een zodanige verstandelijke beperking dat zij, hoewel zij meerderjarig is, door de rechter onder bewind van haar ouders is gesteld. Naar het oordeel van het College kan de verstandelijke beperking van de dochter worden aangemerkt als een handicap of chronische ziekte in de zin van de WGBH/CZ.

 

6.3 

Het College stelt op basis van de verklaringen van partijen vast dat de bank betaalrekeningen aanbiedt aan particulieren. Deze dienst staat echter niet open voor iemand die onder bewind staat, omdat de bank in haar geautomatiseerde systemen (nog) geen zogenaamde machtigingsstructuur heeft opgenomen. Bankrekeninghouders kunnen daardoor alleen zelf bepaalde handelingen uitvoeren en aan een bewindvoerder kan geen toegang tot de rekening worden gegeven. De dochter van verzoeker kan om deze reden vanwege haar verstandelijke beperking geen bankrekening openen bij de bank. Het College overweegt dat de bank verplicht is aanpassingen te verrichten die de dochter van verzoeker de mogelijkheid geven om een betaalrekening te openen, tenzij dit een onevenredige belasting is voor de bank.

 

Doeltreffende aanpassing?

6.4

 Verweerster heeft verklaard dat een handmatige registratie, buiten de geautomatiseerde systemen om, als doeltreffende aanpassing kan worden gezien. De uitvoering van een handmatige registratie is echter niet mogelijk, omdat een dergelijk systeem niet voldoet aan de financiële toezichtwetgeving. De bank kan verplichte reguliere controles dan niet meer automatisch, maar enkel handmatig uitvoeren. Dit brengt verhoogde veiligheidsrisico’s met zich mee, zoals het risico op phishing en fraude. Het niet-naleven van financiële regelgeving kan bovendien leiden tot substantiële boetes. Verweerster stelt dat een handmatige registratie en controle van de bewindvoering (of een andere machtiging) daarom onevenredig belastend is. Het College oordeelt dat verweerster hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de handmatige registratie en controle onevenredig belastend is en daarom geen doeltreffende aanpassing voor de dochter van verzoeker is.

 

6.5

 Ten aanzien van het toevoegen van een machtigingsstructuur aan de geautomatiseerde systemen heeft verweerster gesteld dat dit technisch weliswaar mogelijk is, maar dat het voor de bank om financiële redenen onevenredig belastend is. Verweerster heeft aangevoerd dat de bank een nieuwe en relatief kleine speler is op de bancaire markt, dat zij een low-cost bedrijfsmodel heeft en dat het beperkte ontwikkelingsbudget de afgelopen jaren is opgeslokt door noodzakelijke aanpassingen in verband met wijzigingen in onder andere de wet- en regelgeving op het terrein van financieel toezicht. Dit, in combinatie met de hoge kosten die de implementatie van een geautomatiseerde machtigingsstructuur met zich brengt (ca. € 450.000 exclusief BTW), is voor verweerster de reden om niet te kiezen voor het inbouwen van de machtigingsstructuur in haar systemen. De bank moet daarnaast, in het licht van de steeds verdere groei van het klantenbestand, haar ontwikkelingsbudget voor een groot gedeelte steken in verdere verbetering van klantgerelateerde processen, om haar klanten voldoende service te kunnen blijven bieden, aldus verweerster.

 

6.6 

Het College overweegt dat, in het kader van de vraag of de aanpassing van de geautomatiseerde systemen voor verweerster een onevenredige belasting vormt, een weging moet plaatsvinden van het belang van de dochter van verzoekster bij het behouden van haar betaalrekening enerzijds en het belang van verweerster anderzijds. Zoals is overwogen tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging van de WGBH/CZ zal, bij de weging van het belang van een aanbieder van diensten, rekening moeten worden gehouden met de omvang en de middelen van de aanbieder en de geraamde kosten van de aanpassing (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 990, nr. 3, p. 7/8). Het College stelt vast dat verweerster een schatting heeft gegeven van de kosten. Zij heeft ter zitting echter geen antwoord kunnen geven op de vraag hoe hoog het ontwikkelingsbudget is, hoe dit ontwikkelingsbudget wordt vastgesteld en welke rol verweerster, onder wier verantwoordelijkheid de bank valt, speelt bij het ter beschikking stellen van het budget. Het College oordeelt dat verweerster alleen een bedrag heeft genoemd en dat zij onvoldoende heeft geconcretiseerd hoe dit bedrag zich verhoudt tot de omvang en de middelen van verweerster. Daarmee heeft verweerster onvoldoende aangetoond dat de doeltreffende aanpassing vanwege financiële redenen onevenredig belastend zou zijn. Dit leidt tot het oordeel dat verweerster jegens de dochter van verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt, door geen doeltreffende aanpassing te verrichten.

 

7 Oordeel

 

Aegon Bank N.V. heeft jegens de [. . . . ] verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 8 mei 2018 door mr. D.C. Houtzager, voorzitter,mr. E.J.M. Hofhuis en prof. mr. dr. N.M.C.P. Jägers, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Pranger, secretaris.

 

 

mr. D.C. Houtzager  

mr. A.H. Pranger

namens deze,  

mr. M.A. de Groot

secretaris

  

 

Samenvatting oordeel