Via Amsterdam Services B.V. discrimineerde niet door de weigering voor een man een slaapplek op een gedeelde kamer te reserveren, omdat hij zijn hulphond wilde meenemen.

Via Amsterdam Services B.V. discrimineerde niet door de weigering voor een man een slaapplek op een gedeelde kamer te reserveren, omdat hij zijn hulphond wilde meenemen.

Oordeelnummer 2020-105
Datum: 03-12-2020
Trefwoord: Horeca Aanbieden goederen en diensten Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Doeltreffende aanpassing Handicap of chronische ziekte Chronische ziekte
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie

Een man lijdt aan het electromagnetic field intolerance Syndrome (EMFIS) en heeft in verband hiermee een hulphond. Hij boekte een dag van te voren voor vier nachten een slaapplek op een achtpersoonsslaapkamer van een hostel van Via Amsterdam Services B.V., hierna: Via Amsterdam. Na de boeking heeft de man Via Amsterdam laten weten dat hij zijn hulphond wilde meenemen. Via Amsterdam vertelde de man dat hij welkom was in haar hostel, maar dat hij niet terecht kon in een gedeelde kamer, omdat zij een hulphond alleen toelaat in een privékamer. Ook vertelde Via Amsterdam de man dat zij hem geen overnachting kon aanbieden omdat alle privékamers al waren gereserveerd. Via Amsterdam heeft de kosten van het verblijf aan de man terugbetaald.

De man vindt dat Via Amsterdam hem discrimineerde door de weigering een slaapplek op een gedeelde kamer te reserveren omdat hij zijn hulphond wilde meenemen. Volgens de man is het toelaten van zijn assistentiehond een doeltreffende aanpassing.

Via Amsterdam is het niet met de man eens. Zij stelt dat het voor haar onevenredig belastend was om binnen één dag te onderzoeken of er gasten in dezelfde kamer als de man zouden verblijven die dat vanwege medische redenen of angsten niet konden.

Beoordeling

Een hostel mag geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maken bij het aanbieden van of het verlenen van toegang tot zijn diensten. Onder het verbod van onderscheid valt ook de verplichting om een doeltreffende aanpassing te verrichten, tenzij deze onevenredig belastend is voor het hostel.

Het College stelt vast dat de man na zijn boeking van een slaapplek op de gedeelde kamer, aan Via Amsterdam heeft meegedeeld dat zijn hulphond met hem mee zou komen. Deze mededeling kan worden aangemerkt als een verzoek aan Via Amsterdam om een doeltreffende aanpassing te verrichten. Het College is van oordeel dat het meenemen van de hulphond naar de gedeelde kamer een doeltreffende aanpassing is voor de man. Deze aanpassing is geschikt en noodzakelijk om de beperkingen als gevolg van zijn chronische ziekte weg te nemen.

Het College is van oordeel dat Via Amsterdam voldoende heeft aangetoond dat het voor haar onevenredig belastend was om binnen één dag na te gaan of de andere gasten op de gedeelde kamer bezwaren zouden hebben tegen de aanwezigheid van een hulphond.

Zij had dan met minimaal zeven gasten en maximaal 28 gasten contact moeten opnemen om dit na te gaan en hiervoor een medewerker moeten vrijmaken. Als Via Amsterdam dit wel nog had kunnen nagaan en er zouden gasten zijn geweest die bezwaren hadden tegen de hond, zou het niet mogelijk zijn geweest om de man of een of meer van de andere gasten naar een andere kamer te verplaatsen. Alle kamers van het hostel waren volgeboekt omdat het hoogseizoen was.

Het College concludeert dat de door de man gevraagde doeltreffende aanpassing onevenredig belastend was voor Via Amsterdam. Via Amsterdam heeft dan ook jegens de man geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt bij het (niet) verrichten van een doeltreffende aanpassing.

Oordeel

Via Amsterdam Services B.V. heeft jegens de man geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.


Oordeel
2020-105


Datum: 3 december 2020
Dossiernummer: 2020-0106


Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoeker

tegen

Via Amsterdam Services B.V.

gevestigd te Diemen, verweerster

1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door de weigering een slaapplek op een gedeelde kamer voor hem te reserveren, omdat hij zijn hulphond wilde meenemen.

2 Verloop van de procedure
2.1 Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 5 maart 2020, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mail van verzoeker van 23 maart 2020;
  • verweerschrift van 25 mei 2020;
  • brief van verzoeker van 19 juni 2020;
  • e-mail van verweerster van 6 juli 2020;
  • brief van verzoeker van 15 oktober 2020.

2.2 Verzoeker werd gedurende de procedure vertegenwoordigd door mr. R.L. de Graaff, advocaat te Amsterdam. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .] hotelmanager. Partijen hebben het College toestemming verleend om de zaak zonder zitting en dus op basis van de schriftelijke stukken af te doen. Verzoeker heeft desgevraagd op 19 juni 2020 een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift. Verweerster heeft desgevraagd op 6 juli 2020 gereageerd op de reactie van verzoeker van 19 juni 2020. Het College heeft het onderzoek op 19 november 2020 gesloten.

3 Feiten

3.1 Verzoeker lijdt aan het electromagnetic field intolerance Syndrome (EMFIS) en heeft in verband hiermee een hulphond. Hij heeft op 10 juni 2019 voor de periode van 12 tot en met 16 juni 2019 een slaapplek geboekt op een achtpersoonsslaapkamer van een hostel van verweerster. Na de boeking heeft hij verweerster laten weten dat zijn hulphond met hem zou meereizen. Verweerster heeft verzoeker in een e-mail van 11 juni 2019 bericht dat hij welkom was in haar hostel, maar dat hij niet terecht kon in een gedeelde kamer, omdat zij een hulphond alleen toelaat in een privékamer. Ook heeft verweerster verzoeker bericht dat zij hem geen accommodatie kon aanbieden omdat alle privékamers al gereserveerd waren. Verweerster heeft de kosten van het verblijf aan verzoeker gerestitueerd.

3.2 Het College heeft op 22 september 2020 op verzoek van verzoeker een oordeel met nummer 2020-79 uitgesproken tegen een gezondheidscentrum. Dit gezondheidscentrum stond verzoeker niet toe om zijn hulphond bij zich te houden in de behandelkamer en wilde tijdens de behandeling ook niet op de hond passen. Het College oordeelde dat het gezondheidscentrum jegens verzoeker geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maakte, omdat de door verzoeker gevraagde aanpassingen onevenredig belastend voor haar waren. De hulphond in dat oordeel is dezelfde hulphond als in de voorliggende zaak.

4 Standpunt verzoeker

Verzoeker stelt dat verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door de weigering een slaapplek op een gedeelde kamer voor hem te reserveren, omdat hij zijn hulphond wilde meenemen. Volgens verzoeker handelt verweerster hiermee in strijd met artikel 2, tweede lid, Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ), waarin is bepaald dat het toelaten van een assistentiehond een doeltreffende aanpassing is.

5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist dat zij jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt. Hiertoe voert zij aan dat het voor haar binnen het gegeven tijdsbestek van één dag, tussen het moment van boeken en het moment van inchecken, onevenredig belastend was om te onderzoeken of er gasten in dezelfde kamer zouden verblijven die vanwege medische redenen of angsten niet met een hond in de kamer konden zijn. Zij heeft nog gekeken naar de mogelijkheid om verzoeker voor hetzelfde bedrag een privékamer aan te bieden, maar alle kamers waren al volgeboekt omdat het hoogseizoen was. Ook voert verweerster aan dat zij het door verzoeker betaalde bedrag onmiddellijk heeft terugbetaald, hoewel zij daartoe op grond van de voorwaarden niet verplicht was.

6 Beoordeling

6.1 Het is verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten indien dit geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WGBH/CZ, in samenhang met artikel 1 WGBH/CZ). Verweerster is een onderneming die een hostel exploiteert en valt daarmee onder het bereik van deze bepaling.

6.2 Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene tot wie dit verbod zich richt, gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ). Een doeltreffende aanpassing is een aanpassing die geschikt en noodzakelijk is om belemmeringen weg te nemen (Kamerstukken II 2001/02, 16 223, nr. 3, blz. 8). Onder het verrichten van doeltreffende aanpassingen wordt in ieder geval verstaan het toelaten van een assistentiehond (artikel 2, tweede lid, WGBH/CZ).

Handicap of chronische ziekte?
6.3 Verzoeker heeft het electromagnetic field intolerance Syndrome (EMFIS). Het College overweegt dat dit syndroom een chronische ziekte is, als bedoeld in de WGBH/CZ (vgl. College voor de Rechten van de Mens 22 september 2020, oordeel 2020-79, overweging 6.3). Verweerster heeft dit ook niet betwist. Verzoeker kan dan ook een beroep doen op de bescherming op grond van de WGBH/CZ.

Is de hond van verzoeker een assistentiehond in de zin van de WGBH/CZ?
6.4 Het College overweegt dat verzoeker in een brief van 15 oktober 2020 desgevraagd aan het College heeft meegedeeld dat de hulphond die hij wilde meenemen naar het hostel van verweerster, dezelfde hond is als die in oordeel 2020-79, dat het College op zijn verzoek heeft uitgesproken. In dat oordeel heeft het College vastgesteld dat deze hond niet is getraind bij een instituut en dat verzoeker niet in het bezit is van een trainingscertificaat (overwegingen 6.7 en 6.8). Ook heeft het College overwogen dat het hesje dat de hond in de buitenruimte draagt, met daarop zichtbaar een pasje van de ‘United States Service Dog Registry’, geen kwalificatie is van een dier of persoon als een ‘Service Dog Team’, omdat het pasje door zelfregistratie is verworven (overweging 6.9). Op grond hiervan concludeerde het College destijds dat de hulphond van verzoeker niet kan worden aangemerkt als een assistentiehond in de zin van artikel 2, tweede lid, WGBH/CZ. Daarom zag het College zich genoodzaakt om los van artikel 2, tweede lid, WGBH/CZ te beoordelen of het gezondheidscentrum gehouden was om op grond van artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ, de gevraagde doeltreffende aanpassing te verrichten (overweging 6.10).

Verboden onderscheid bij het verrichten van een doeltreffende aanpassing?
6.5 Gelet op het hierboven overwogene zal het College thans beoordelen of verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt bij het verrichten van een doeltreffende aanpassing in de zin van artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ.

6.6 Het College stelt vast dat verzoeker na zijn boeking op 10 juni 2019 aan verweerster heeft meegedeeld dat zijn hulphond met hem mee zou komen. Deze mededeling kan worden aangemerkt als een verzoek aan verweerster om een doeltreffende aanpassing te verrichten. Het College overweegt dat voor verzoeker het meenemen van zijn hulphond naar de gedeelde kamer in het hostel geschikt en noodzakelijk is om de beperkingen als gevolg van zijn chronische ziekte weg te nemen. Hierbij is van belang dat verzoeker in zijn vorige procedure bij het College, een besluit van een magistraat van het ‘Department of Justice and Constitutional Development Magistrates Cape Town’ van 4 maart 2011 heeft overgelegd. Deze houdt in dat verzoeker een handicap heeft die de constante aanwezigheid van zijn hulphond vereist. Ook tussen partijen is niet in geschil dat het toelaten van de hulphond voor verzoeker een doeltreffende aanpassing is in de zin van artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ.

Is de gevraagde doeltreffende aanpassing onevenredig belastend?
6.7 Verweerster stelt dat het toelaten van de hulphond in de gedeelde kamer een onevenredige belasting voor haar zou vormen. Hiertoe voert zij aan dat zij ook de veiligheid en de gezondheid van de andere gasten op die kamer op het gebied van hygiëne, mogelijke allergieën en angst voor honden, moet waarborgen. De geboekte accommodatie betrof een achtpersoonsslaapzaal voor de duur van vier nachten. Dit zou betekenen dat zij met minimaal zeven gasten (ervan uitgaande dat tijdens het verblijf van verzoeker dezelfde gasten in de kamer zouden verblijven) en maximaal 28 gasten (ervan uitgaande dat gedurende het verblijf van verzoeker elke nacht een nieuwe gast in elk bed zou slapen) contact zou moeten opnemen. Er zou een medewerker vrij gemaakt moeten worden om met al deze gasten contact op te nemen en dat binnen het tijdsbestek van een dag, gelet op het moment van boeken en het moment van inchecken door verzoeker. Dit was voor verweerster niet mogelijk. Bovendien zou zij, als er gasten zouden zijn die niet met de hulphond in de kamer wilden verblijven, naar mogelijke wisselingen van bedden moeten kijken. Een wisseling van bedden was echter niet mogelijk omdat het hoogseizoen was en het hostel volgeboekt was. De mogelijkheid om de boekingen van andere gasten te annuleren, was voor haar onaanvaardbaar.

6.8 Verzoeker stelt dat hij net als ieder ander het recht om te overnachten op een slaapzaal en dat de speculaties van verweerster over de mogelijke wensen van de andere gasten er niet toe doen. Het verbod van onderscheid geldt alleen niet indien het onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid (artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WGBH/CZ). Volgens verzoeker heeft verweerster echter geen geslaagd beroep op de veiligheidsexceptie gedaan, omdat zij niet heeft aangetoond dat een van de andere gasten in de gedeelde kamer een (ernstige) allergie had voor honden en dat het risico voor diens gezondheid niet kon worden weggenomen door het verrichten van een doeltreffende aanpassing. Verweerster heeft zich beperkt tot het argument dat er mogelijk gasten zouden zijn met een allergie of angst voor honden. Dat is evenwel onvoldoende voor een geslaagd beroep op de veiligheidsexceptie. Ook voert verzoeker aan dat hij verweerster niet kan volgen in haar betoog dat het toelaten van zijn hond een onevenredige belasting voor haar zou vormen. Immers er is niet komen vast te staan dat de andere gasten zouden lijden aan allergieën of angsten. Ook heeft hij verweerster niet gevraagd om alle andere bedden in de gedeelde kamer vrij te houden of om de reserveringen van andere gasten te annuleren.

6.9 Het College overweegt dat verweerster geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt, als komt vast te staan dat de gevraagde doeltreffende aanpassing onevenredig belastend voor haar is. De toets of een doeltreffende aanpassing al dan niet een onevenredige belasting vormt, houdt een weging in van enerzijds de belangen van de persoon met de handicap of de chronische ziekte bij deze aanpassing en anderzijds de belangen van de partij die de maatregel moet uitvoeren.

6.10 Ook overweegt het College dat het belang van verweerster om ook de veiligheid en de gezondheid van de andere gasten op de gedeelde kamer op het gebied van hygiëne, mogelijke allergieën en angst voor honden te waarborgen, een legitiem belang is. Verweerster heeft voldoende aangetoond dat het voor haar, gelet op de korte termijn tussen de boeking en de datum waarop verzoeker in het hostel zou verblijven, niet meer mogelijk was om na te gaan of de andere gasten op de gedeelde kamer, bezwaren zouden hebben tegen de aanwezigheid van een hulphond op die kamer. Als verweerster dit wel nog had kunnen nagaan en er zouden gasten zijn geweest die bezwaren hadden tegen de hond, zou het echter niet mogelijk zijn geweest om verzoeker of een of meer andere gasten naar een andere kamer te verplaatsen, omdat het hostel volgeboekt was. Ook heeft verweerster onbetwist gesteld dat als verzoeker de gedeelde kamer eerder had geboekt, zij de mogelijkheid had gehad om hem een privékamer aan te bieden. Gelet op deze omstandigheden van het geval is het College van oordeel dat het voor verweerster onevenredig belastend was om verzoeker met zijn hulphond in de periode van 12 tot en met 16 juni 2019 toe te laten tot de gedeelde kamer van haar hostel. Tot slot overweegt het College dat het gelet op deze conclusie niet meer nodig is om nog te beoordelen of verweerster een beroep heeft gedaan op de veiligheidsexceptie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, WGBH/CZ en zo ja, of zij dat succesvol heeft gedaan. Het College gaat dan ook niet in op hetgeen verzoeker op dit punt heeft aangevoerd.

6.11 Het College concludeert dat verweerster geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door de weigering een slaapplek op een gedeelde kamer voor verzoeker te reserveren, omdat hij zijn hulphond wilde meenemen.

7 Oordeel

Via Amsterdam Services B.V. heeft jegens [. . . .] geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 3 december 2020 door prof. dr. B. Böhler, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Werker, secretaris.




prof. dr. B. Böhler
namens deze,
mr. dr. J.P. Loof
collegelid

mr. B.H.M. Werker
namens deze,
mr. S.B. Hester
secretaris

Samenvatting oordeel