Stichting Albeda discrimineerde een transvrouw door haar de toegang te ontzeggen tot de damestoiletten van een onderwijsinstelling.

Stichting Albeda discrimineerde een transvrouw door haar de toegang te ontzeggen tot de damestoiletten van een onderwijsinstelling.

Oordeelnummer 2020-25
Datum: 19-03-2020
Trefwoord: Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Bescherming van de vrouw Geslachtbepaaldheid Aanbieden goederen en diensten Beroepsopleiding/beroepsonderwijs Transgender Geslacht Onderwijs Wettelijke uitzondering
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie

Een transvrouw meldde zich aan voor een ICT-opleiding, niveau 4, aan het Techniek College Rotterdam (TCR). Het TCR is een samenwerkingsverband tussen Stichting Albeda en
Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine. De vrouw staat ingeschreven bij
Stichting Albeda, zodat zij onder de verantwoordelijkheid van deze stichting valt.

De vrouw maakte gedurende de eerste zes maanden van het studiejaar gebruik van
de damestoiletten van het TCR. Na een half jaar liet de schoolmaatschappelijk werker de vrouw weten dat zij geen gebruik meer mocht maken van de damestoiletten, omdat twee vrouwelijke studenten hierover een klacht hadden ingediend. Toen de vrouw vroeg naar de reden van dit besluit, vertelde de schoolmaatschappelijk werker haar dat zij biologisch een man is. Een maand later deelde het hoofd studentenzaken de vrouw mee dat het damestoilet op de eerste verdieping zou worden veranderd in een genderneutraal toilet. De vrouw mocht hiervan gebruik maken en ook van de in het pand aanwezige herentoiletten. Zij mocht echter geen gebruik meer maken van de damestoiletten.

De vrouw vindt dat Stichting Albeda haar discrimineert op grond van geslacht door haar de toegang tot de damestoiletten te ontzeggen omdat zij een transvrouw is.

Stichting Albeda verweert zich tegen de klacht en stelt dat vrouwelijke studenten klaagden dat zij zich ongemakkelijk en onveilig voelen op het damestoilet als zich daar een man bevindt, althans iemand die vanwege uiterlijke kenmerken (baardgroei en kleding) toont als een man. Stichting Albeda wil de veiligheid van alle studenten waarborgen en heeft er daarom bewust voor gekozen om voor de vrouw een genderneutraal toilet te realiseren.

Beoordeling

Een onderwijsinstelling mag geen onderscheid op grond van geslacht maken bij het aanbieden of verlenen van toegang tot goederen of diensten. Hieronder valt ook het voorzien in sanitaire voorzieningen voor studenten in het pand van een onderwijsinstelling.

Op 1 november 2019 trad de Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen in werking. In deze wet staat dat onder onderscheid op grond van geslacht ook wordt verstaan onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie. Hoewel het TCR het besluit om de vrouw de toegang tot de damestoiletten te weigeren, heeft genomen vóór 1 november 2019, is deze wet ook van toepassing op deze zaak.

Het College stelt vast dat het TCR de vrouw de toegang tot de damestoiletten weigerde
omdat zij een transvrouw is en daarmee vanwege haar genderidentiteit. Hiermee maakt het TCR jegens de vrouw direct onderscheid op grond van geslacht.

Direct onderscheid op grond van geslacht is verboden, tenzij er een wettelijke uitzondering van toepassing is. In het Besluit gelijke behandeling staan deze wettelijke uitzonderingen. Deze wettelijke uitzonderingen zijn echter niet van toepassing op deze zaak, omdat aan het Besluit ten grondslag ligt dat er twee geslachten zijn, namelijk mannen en vrouwen. Het Besluit is niet bedoeld om onderscheid tussen vrouwen en andere vrouwen, onder wie transvrouwen, toe te staan, maar om in sommige gevallen onderscheid tussen mannen en vrouwen toe te staan.

Voor zover enkele vrouwelijke studenten klaagden dat zij zich niet veilig voelen op
het damestoilet als de vrouw zich daar bevindt, merkt het College op dat het TCR hun kan uitleggen dat zij een transvrouw is. Zij is daarmee een vrouw die behandeld moet worden als alle andere vrouwen, ongeacht haar uiterlijke kenmerken.

Het College concludeert dat Stichting Albeda jegens de vrouw verboden direct onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar de toegang tot de damestoiletten te weigeren.

Oordeel

Stichting Albeda heeft jegens de vrouw verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.



Oordeel
2020-25


Datum: 19 maart 2020
Dossiernummer: 2019-0388


Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Stichting Albeda

gevestigd te Rotterdam, verweerster

1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar als transvrouw de toegang tot de damestoiletten op het Techniek College Rotterdam te ontzeggen.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 2 augustus 2019, ontvangen op 8 augustus 2019;
  • verweerschrift van 8 oktober 2019;
  • brief van verzoekster van 4 december 2019.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2019. Partijen zijn verschenen. Verzoekster werd bijgestaan door E.J.M. Bastiaanssen, klachtbehandelaar bij RADAR. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], hoofd juridische zaken, die werd vergezeld door [. . . .], klachtenfunctionaris.


3 Feiten

3.1 Verzoekster, een transvrouw, volgde een ICT-opleiding, niveau 3, aan het Techniek College Rotterdam (TCR), op de locatie aan de Schiedamseweg. Het TCR is een samenwerkingsverband tussen verweerster en Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine. Verzoekster staat ingeschreven bij verweerster, zodat zij onder haar verantwoordelijkheid valt. Op de locatie aan de Schiedamseweg volgen ongeveer 850 studenten hun opleiding, onder wie ongeveer dertig vrouwen. Verzoekster heeft in oktober 2018 haar diploma gehaald en heeft zich vervolgens aangemeld voor niveau 4 van de ICT-opleiding. Verweerster heeft naar aanleiding van deze nieuwe aanmelding een verkort intakegesprek met verzoekster gevoerd. Tijdens dit gesprek is de genderidentiteit van verzoekster aan de orde gekomen.

3.2 Verzoekster heeft gedurende de eerste zes maanden van het studiejaar 2018/2019 gebruik gemaakt van de damestoiletten van het TCR. Na een half jaar liet de schoolmaatschappelijk werker verzoekster weten dat ze geen gebruik meer mocht maken van de damestoiletten, omdat twee vrouwelijke studenten hierover een klacht hadden ingediend. Toen verzoekster de schoolmaatschappelijk werker vroeg naar de reden van dit besluit, vertelde zij verzoekster dat zij biologisch een man is. Een maand later deelde het hoofd studentenzaken verzoekster mee dat het huidige damestoilet op de eerste verdieping zal worden veranderd in een genderneutraal toilet en dat verzoekster van dit toilet gebruik mag maken, evenals van de in het pand aanwezige herentoiletten. Het is haar echter niet meer toegestaan om gebruik te maken van de damestoiletten.


4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar de toegang tot de damestoiletten van het TCR te ontzeggen omdat zij een transvrouw is. Hiertoe voert zij aan dat zij op grond van de Transgenderwet een vrouw is, ook al heeft zij geen geslacht veranderende operatie ondergaan. Zij dient dan ook als vrouw te worden behandeld en moet de mogelijkheid hebben om net als alle andere vrouwen gebruik te mogen maken van het damestoilet. Ook stelt verzoekster dat verweerster onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat de klachten van de twee vrouwelijke studenten precies inhielden en wat er is geprobeerd om deze klachten op te lossen.


5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist dat zij verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt. Hiertoe voert zij aan dat met de klacht van verzoekster zich feitelijk de vraag aandient in hoeverre een onderwijsinstelling tegemoet moet komen aan de individuele voorkeuren, eisen en wensen van een student, als deze conflicteren met het algemene belang, althans met de belangen van een deel van de populatie. Verweerster wil de veiligheid van alle studenten waarborgen. Daarom heeft zij er bewust voor gekozen om voor verzoekster een genderneutraal toilet te realiseren. Verweerster ziet dit voor dit moment als een gepaste oplossing, vooruitlopend op nader door haar vast te stellen LHBTI-beleid.


6 Beoordeling

Verboden onderscheid?
6.1 Het is een onderwijsinstelling niet toegestaan om onderscheid op grond van geslacht te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten (artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)). Het voorzien in sanitaire voorzieningen voor studenten in een onderwijsinstelling valt onder het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten.

6.2 Onder onderscheid op grond van geslacht wordt verstaan direct en indirect onderscheid. Van direct onderscheid is sprake indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt of zou worden behandeld op grond van geslacht. Van indirect onderscheid is sprake indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaald geslacht in vergelijking met andere personen bijzonder treft (artikel 1 AWGB).

6.3 Om bescherming te kunnen ontlenen aan de grond geslacht is het niet noodzakelijk dat iemand wordt gediscrimineerd vanwege het feit dat hij/zij man of vrouw is. Ook als iemand wordt gediscrimineerd omdat zijn of haar genderidentiteit in het geding is, kan aan de gelijkebehandelingswetgeving bescherming worden ontleend (vergelijk HvJ EG 30 april 1996, zaak C-13/94 (P en S/Cornwall County Council), ECLI:NL:XX:1996:AD2544; zie eveneens overweging 3 van de preambule bij Richtlijn 2006/54/EG (‘Herschikkingsrichtlijn’)).

6.4 Op 1 november 2019 is de Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen
en intersekse personen (Stb. 2019, 303) in werking is getreden. Met deze wet is aan artikel 1 AWGB een nieuw tweede lid toegevoegd met de volgende tekst: “Onder onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie.” Hoewel verweerster het besluit, waarbij verzoekster de toegang tot de damestoiletten is geweigerd, heeft genomen vóór 1 november 2019, is de in deze wet gegeven uitleg over wat onder onderscheid op grond van geslacht moet worden verstaan, ook op dit verzoek van toepassing. Deze wet heeft immers alleen tot doel een verduidelijking te geven van de rechtspositie van transgender personen en niet om hun rechtspositie te wijzigen.

6.5 Het College toetst daarom de door verzoekster voorgelegde vraag aan het hierboven genoemde wettelijke kader.

6.6 Het is onbetwist dat verweerster verzoekster de toegang tot de damestoiletten heeft geweigerd omdat zij een transvrouw is en daarmee vanwege haar genderidentiteit. Door rechtstreeks te verwijzen naar de genderidentiteit van verzoekster, heeft verweerster jegens haar direct onderscheid op grond van geslacht gemaakt.

Wettelijke uitzondering van toepassing?
6.7 Van het verbod van direct onderscheid op grond van geslacht mag slechts worden afgeweken indien sprake is van een van de wettelijke uitzonderingen, genoemd in artikel 2, tweede lid, AWGB. Voor de voorliggende situatie zijn de volgende onderdelen van dit tweede lid van belang: het verbod van onderscheid op grond van geslacht geldt niet in gevallen waarin het geslacht bepalend is (onderdeel a) en in gevallen waarin het de bescherming van de vrouw betreft (onderdeel b). In artikel 1 van het Besluit gelijke behandeling, hierna: het Besluit, worden de gevallen waarin het geslacht bepalend is en waarin het de bescherming van de vrouw betreft – limitatief - nader omschreven. Zowel aan de AWGB als aan het Besluit ligt ten grondslag dat er twee geslachten zijn, namelijk mannen en vrouwen.

6.8 Verweerster stelt dat de onderwijsteamleider verzoekster op 1 april 2018 heeft verteld dat de klacht van de vrouwelijke studenten erop is gebaseerd dat zij zich ongemakkelijk en onveilig voelen op het damestoilet als zich daar een man bevindt, althans iemand die vanwege uiterlijke kenmerken (baardgroei en kleding) toont als een man. Ook stelt verweerster dat zij aan verzoekster duidelijk heeft gemaakt dat het gevoel van onveiligheid van de vrouwelijke studenten zwaarder moet wegen dan het belang van verzoekster om gebruik te kunnen maken van de damestoiletten. Verweerster heeft echter ook oog voor het individuele belang van verzoekster en heeft daarom in de locatie van het TCR, waar zij onderwijs volgt, een genderneutraal toilet gerealiseerd.

6.9 In artikel 1, aanhef en onderdeel e, van het Besluit wordt als geval waarin het de bescherming van de vrouw betreft, aangemerkt de bescherming tegen of bestrijding van seksueel geweld of seksuele intimidatie, voor zover voor een doelmatige bescherming, of bestrijding onderscheid op grond van geslacht nodig is. Voor zover verweerster heeft bedoeld een beroep te doen op deze wettelijke uitzondering, overweegt het College als volgt. Dit artikelonderdeel heeft als doel om vrouwen te beschermen tegen seksueel geweld of seksuele intimidatie door mannen. Deze wettelijke uitzondering is dan ook niet van toepassing op dit verzoek, omdat deze niet is bedoeld om vrouwen te beschermen tegen andere vrouwen, onder wie transvrouwen. Verweerster komt dan ook geen beroep toe op deze wettelijke uitzondering op het verbod van direct onderscheid op grond van geslacht. Voor zover enkele vrouwelijke studenten erover hebben geklaagd dat zij zich niet veilig voelen op het damestoilet als verzoekster zich daar bevindt, overweegt het College dat het op de weg van verweerster ligt om hun uit te leggen dat verzoekster een transvrouw is en daarmee een vrouw die behandeld moet worden als alle andere vrouwen, ondanks het feit dat zij uiterlijke kenmerken heeft die doorgaans als mannelijk worden beschouwd. Zij mag dan ook evenals deze studenten gebruik mag maken van de damestoiletten in de onderwijsinstelling.

6.10 Artikel 1, aanhef en onderdeel d, van het Besluit voorziet in een uitzondering op het verbod van direct onderscheid op grond van geslacht bij het gebruik van sanitaire voorzieningen, die zijn bestemd voor twee of meer personen, voor zover voor mannen en vrouwen gelijkwaardige voorzieningen aanwezig zijn. Het College overweegt dat verzoekster een vrouw is, zodat het verweerster niet is toegestaan om verzoekster met een beroep op deze uitzondering op te dragen om gebruik te maken van de herentoiletten. Het feit dat verweerster een genderneutraal toilet heeft gerealiseerd, waarvan ook verzoekster gebruik mag maken, kan niet tot een andere conclusie leiden. Hiermee miskent verweerster immers nog steeds
dat verzoekster een vrouw is en daarom gebruik mag maken van het damestoilet.

6.11 Gesteld noch gebleken is dat een van de andere wettelijke uitzonderingen op het verbod van direct onderscheid op grond van geslacht van toepassing is. Het College concludeert dan ook dat verweerster jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar als transvrouw de toegang te ontzeggen tot de damestoiletten op het Techniek College Rotterdam.

7 Oordeel

Stichting Albeda heeft jegens [. . . .] verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 19 maart 2020 door mr. M. Chébti LL.M., voorzitter, prof. dr. J. Morijn en mr. drs. H.A.G. Nijman, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Werker, secretaris.


prof. dr. J. Morijn

mr. B.H.M. Werker
namens deze,
mr. S.B. Hester
secretaris

Samenvatting oordeel