Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door een vrouw met astma te vragen het zwembad te verlaten omdat zij geen mondkapje droeg. Ook heeft de sportschool geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt.

Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door een vrouw met astma te vragen het zwembad te verlaten omdat zij geen mondkapje droeg. Ook heeft de sportschool geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt.

Oordeelnummer 2021-118
Datum: 06-09-2021
Trefwoord: Chronische ziekte Handicap of chronische ziekte Vereenvoudigde procedure Ras Doeltreffende aanpassing Aanbieden goederen en diensten Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Sportschool
Discriminatiegrond: Ras Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie


Een vrouw bezoekt met haar zoontje het zwembad van Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V. Op dat moment is er een mondkapjesplicht in verband met COVID-19. De vrouw vertelt een medewerkster dat zij geen mondkapje kan dragen omdat ze astma heeft. De medewerkster vraagt of de vrouw dit kan aantonen. De vrouw kan dit op dat moment niet. In het zwembad zitten mensen met een witte huidskleur zonder mondkapjes aan tafels. De vrouw heeft een donkere huidskleur. De vrouw wordt verteld dat zij het zwembad moet verlaten en als zij dit niet doet de politie wordt gebeld.

De vrouw vindt dat de sportschool haar niet mocht vragen het zwembad te verlaten omdat zij om medische redenen geen mondkapje kan dragen. De vrouw stelt dat er daarnaast sprake is van discriminatie op grond van ras, omdat alleen zij werd gevraagd het zwembad te verlaten en de andere aanwezigen zonder mondkapje op niet.

De sportschool zegt dat de vrouw niet kon aantonen dat zij vanwege astma geen mondkapje kon dragen. De vrouw is daarom gevraagd het zwembad te verlaten. Voor de manier waarop dit is gebeurd is excuses aan de vrouw aangeboden. De andere personen zijn niet gevraagd het zwembad te verlaten omdat die aan tafels zaten. Dan gold er geen mondkapjesplicht.

Beoordeling


Handicap/chronische ziekte
Tussen 1 december 2020 en 26 juni 2021 gold een wettelijke verplichting om een mondkapje te dragen in onder andere zwembaden. De vrouw heeft aan de sportschool gevraagd om in verband met haar astma voor haar een uitzondering te maken op deze verplichting. De sportschool is op grond van de gelijke behandelingswetgeving in beginsel gehouden om aan een dergelijk verzoek te voldoen, tenzij dit voor de sportschool onevenredig belastend is.

Het College oordeelt dat het voor de sportschool onevenredig belastend zou zijn om af te wijken van het door de overheid voorgeschreven beleid ter bestrijding van de COVID-19 pandemie. Hierin staat dat personen die in verband met een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen dit desgevraagd aannemelijk moeten maken. Vast staat dat de vrouw dit op dat moment niet kon. De sportschool mocht de vrouw daarom vragen het zwembad te verlaten.

Ras
De mondkapjesplicht gold voor mensen die door een gebouw bewogen. Mensen die op een veilige afstand van elkaar zaten mochten het mondkapje afdoen. De bezoekers die geen mondkapje op hadden zaten aan tafels. Het College kan daarom niet vaststellen dat de vrouw mede vanwege haar huidskleur is gevraagd het zwembad te verlaten.

Oordeel


De sportschool heeft geen verboden onderscheid op grond van handicap/chronische ziekte of op grond van ras gemaakt jegens de vrouw.


Oordeel
2021-118




Datum: 6 september 2021
Dossiernummer: 2020-0635



Oordeel in de zaak van

[. . . .]
wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V.
gevestigd te Den Haag, verweerster



1 Verzoek


Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van chronische ziekte én op grond van ras door verzoekster te vragen het zwembad te verlaten omdat zij geen mondkapje droeg.

2 Verloop van de procedure


2.1 Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- verzoekschrift van 23 december 2020, ontvangen op dezelfde dag;
- e-mails van verzoekster van 25 februari 2021, 2 maart 2021 en 15 maart 2021;
- verweerschrift van 16 mei 2021;
- e-mail van verweerster van 17 juni 2021;
- e-mail van verzoekster van 23 juni 2021;
- e-mail van verweerster van 15 juli 2021;
- e-mail van verzoekster van 21 juli 2021.

2.2 Met instemming van verzoekster en verweerster is de zaak zonder zitting afgedaan, hetgeen betekent dat het oordeel is gegeven op basis van de door partijen ingebrachte schriftelijke stukken. Het onderzoek is afgesloten op 2 augustus 2021.

3 Feiten

Op 13 december 2020 bezoekt verzoekster met haar zoontje het zwembad van verweerster. Verzoekster draagt geen mondkapje. Zij vertelt een medewerkster van verweerster dat zij dit niet kan omdat zij aan astma leidt. De medewerkster vraagt of verzoekster dit kan aantonen. Verzoekster kan dit op dat moment niet. Verzoekster betreedt zonder mondkapje het zwembad. Hier ziet verzoekster mensen met een witte huidskleur zonder mondkapjes aan tafels zitten. Verzoekster heeft een donkere huidskleur. Verzoekster wordt gevraagd het zwembad te verlaten. Tegen verzoekster wordt gezegd dat de politie wordt gebeld als zij het zwembad niet verlaat. Verzoekster verlaat met haar zoontje het zwembad.

4 Onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte?


Standpunt verzoekster
4.1 Verzoekster stelt dat verweerster verboden onderscheid op grond van chronische ziekte heeft gemaakt. Zij moest het zwembad verlaten omdat zij geen mondkapje droeg, terwijl zij dit om medische redenen niet kan. Verweerster heeft dit op een onvriendelijke manier gevraagd en gedreigd om de politie te bellen.

Standpunt verweerster
4.2 Verweerster betwist verboden onderscheid op grond van chronische ziekte te hebben gemaakt. Het was vanaf 1 december 2020 wettelijk verplicht om een mondkapje in het zwembad te dragen. Verzoekster deed dit niet. Volgens verweerster kon verzoekster niet aantonen dat zij aan astma leidt en in verband hiermee geen mondkapje kan dragen. Verweerster moest haar daarom vragen het zwembad te verlaten.

Beoordeling
4.3 Het is voor een zwembad verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) in samenhang met artikel 1 van deze wet). Het verbod houdt mede in dat verweerster gehouden is om - naar gelang de behoefte – doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor haar een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ).

4.4 Verzoekster stelt aan astma te lijden. Na het voorval op 13 december 2020 hebben verzoekster en verweerster besproken dat verzoekster in verband met haar astma geen mondkapje in het zwembad hoeft dragen. Verweerster heeft dit ook in de systemen van het zwembad opgenomen zodat verzoekster niet telkens opnieuw aan hoeft te tonen dat zij aan astma leidt. Het College heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verzoekster dat zij aan astma leidt. Astma kan worden beschouwd als een chronische ziekte in de zin van de WGBH/CZ (zie ook College voor de Rechten van de Mens 8 maart 2012, oordeel 2012-49). De klacht van verzoekster, dat zij op 13 december 2020 vanwege haar astma ongelijk is behandeld, valt daarom onder de reikwijdte van de WGBH/CZ.

4.5 Het College overweegt dat tussen 1 december 2020 en 26 juni 2021 voor personen van dertien jaar en ouder een wettelijke verplichting gold om een mondkapje te dragen in publieke binnenruimtes, waaronder zwembaden (artikel 2a.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19). Verzoekster heeft op 13 december 2020 aan verweerster gevraagd om in verband met haar astma voor haar een uitzondering te maken op deze verplichting. Dit kan gezien worden als een verzoek om een doeltreffende aanpassing (zie ook College voor de Rechten van de Mens 15 april 2021, oordeel 2021-38). Verweerster was in beginsel gehouden om aan dit verzoek te voldoen tenzij dit voor haar onevenredig belastend was. Verweerster heeft in dit kader aangevoerd dat zij gehouden was de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 te volgen ten aanzien van de mondkapjesplicht. In artikel 2a.4 van deze regeling stond dat de verplichting om een mondkapje te dragen niet geldt voor personen die in verband met een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen. Daarbij was de instructie gegeven dat, in verband met het risico dat van deze uitzondering misbruik werd gemaakt, personen die een beroep op deze uitzondering deden desgevraagd aannemelijk moesten maken dat zij aan een beperking of ziekte lijden die hen niet in staat stelt een mondkapje te dragen. Hoe een persoon dit doet was daarbij niet voorgeschreven.

4.6 Het College oordeelt dat het voor verweerster onevenredig belastend was om het door de overheid voorgeschreven beleid ter bestrijding van de COVID-19 pandemie in deze niet volgen. Verweerster mocht daarom aan verzoekster vragen om aannemelijk te maken dat zij aan een beperking of ziekte leidt die haar verhindert een mondkapje te dragen. Het College overweegt dat aan dit verzoek niet dermate hoge eisen mochten worden gesteld dat een persoon vergaande maatregelen moet treffen om bewijs te leveren. Een persoon met astma kan bijvoorbeeld een inhalator (puffer) laten zien dat in verband met benauwdheid wordt gedragen. Er hoeft geen medisch dossier te worden getoond of overgelegd.

4.7 Het College stelt vast dat verweerster aan verzoekster heeft gevraagd of zij papieren had waaruit blijkt dat zij geen mondkapje kan dragen. Dit had verzoekster niet. Ook heeft verzoekster niet op een andere manier aannemelijk gemaakt dat zij vanwege een ziekte of beperking geen mondkapje kan dragen. De verantwoordelijkheid om dit te doen en de keuze in de manier waarop lag bij verzoekster, zodat verweerster dit niet kan worden tegengeworpen. Het College beseft dat de manier waarop verzoekster vervolgens is gevraagd het gebouw te verlaten voor verzoekster tot een ongemakkelijke en onprettige situatie heeft geleid. Dit is op zichzelf evenwel geen feit waaruit het College verboden onderscheid door verweerster op grond van chronische ziekte kan afleiden. Verweerster heeft verzoekster hiervoor overigens ook excuses aangeboden.

4.8 Het College oordeelt dat verweerster geen verboden onderscheid op grond van chronische ziekte heeft gemaakt.

5 Onderscheid op grond van ras?


Standpunt verzoekster
5.1 Verzoekster stelt dat verweerster verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van ras. Aan de tafels in het zwembad zaten meerdere bezoekers met een witte huidskleur zonder mondkapje op. Deze bezoekers werden niet gevraagd om te vertrekken en verzoekster, die een donkere huidskleur heeft, wel.

Standpunt verweerster
5.2 Verweerster betwist dat zij verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. De mensen die zonder mondkapje in het gebouw aanwezig waren zaten aan tafels. Verzoekster bewoog zich zonder mondkapje door het gebouw. Volgens verweerster is om die reden verzoekster wel gevraagd het gebouw te verlaten en de andere aanwezige personen zonder mondkapje op niet.

Beoordeling
5.3 Een zwembad mag geen onderscheid op grond van ras maken bij het aanbieden van of het verlenen van toegang tot goederen of diensten (artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)). Het College legt het begrip ras, overeenkomstig de definitie in onder meer het Internationaal Verdrag inzake uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie, ruim uit. Het omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (Kamerstukken II 1990/91, 22 014, nr. 3, p. 13). Verzoekster stelt dat verweerster vanwege haar donkere huidskleur onderscheid heeft gemaakt. Zij kan daarom een beroep doen op de AWGB.

5.4 Het College overweegt dat de wettelijke verplichting om een mondkapje te dragen niet gold voor mensen die zitten en daarbij een veilige afstandsnorm in acht nemen (artikel 2a.1, tweede lid onder a van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19). De bezoekers die geen mondkapje op hadden zaten aan tafels. Verzoekster bewoog zich zonder mondkapje door het gebouw. Op dat moment gold de verplichting om een mondkapje te dragen dus wel voor verzoekster maar niet voor de genoemde andere bezoekers. Het College oordeelt daarom dat verzoekster onvoldoende feiten heeft aangedragen op basis waarvan onderscheid op grond van ras kan worden vermoed.

6 Oordeel


Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [. . . .] op grond van handicap of chronische ziekte.

Sportschool J.A. Mulder Loevesteinlaan 's-Gravenhage B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [. . . .] op grond van ras.

Aldus gegeven te Utrecht op 6 september 2021 door prof. dr. B. Böhler, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Schoffelen, secretaris.

prof. dr. B. Böhler
namens deze,
mr. dr. J.P. Loof
collegelid

mr. A. Schoffelen

Samenvatting oordeel