De minister van Justitie en Veiligheid discrimineerde een vrouw niet door tijdens haar dienstverband geen doeltreffende aanpassingen te verrichten in verband met haar dyslexie.

De minister van Justitie en Veiligheid discrimineerde een vrouw niet door tijdens haar dienstverband geen doeltreffende aanpassingen te verrichten in verband met haar dyslexie.

Oordeelnummer 2021-125
Datum: 18-10-2021
Trefwoord: Handicap of chronische ziekte Doeltreffende aanpassing Handicap Arbeidsomstandigheden Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Overheid
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Arbeid - Arbeidsomstandigheden
Situatie

Een vrouw met dyslexie werkte bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Zij werkte eerst een jaar op detacheringsbasis en had daarna een tijdelijke aanstelling voor een jaar. Aan het einde van haar tijdelijke contract solliciteerde de vrouw naar een vaste functie bij de IND. Zij werd hiervoor afgewezen. Het was op dat moment duidelijk dat haar contract niet zou worden verlengd. Twee weken daarna stuurde de vrouw een e-mail naar haar leidinggevende over de mogelijkheid van het voorlezen van pdf’jes. Een aantal weken daarna meldde zij zich ziek. Vervolgens diende de vrouw een formele klacht in bij de tactisch manager, waarin zij onder meer de problemen die zij ervoer met haar dyslexie aan de orde stelde. Naar aanleiding hiervan nam haar leidinggevende telefonisch contact met haar op. De vrouw werkte daarna nog twee weken bij de IND. In die periode had zij een gesprek met de tactisch manager. Vervolgens nam de vrouw tot het einde van haar dienstverband verlof op.

Volgens de vrouw is sprake van discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte, omdat de IND geen doeltreffende aanpassingen heeft verricht in verband met haar dyslexie. Volgens de vrouw heeft zij meerdere keren tegen haar leidinggevende en seniormedewerkers gezegd dat zij dyslexie heeft en hulpmiddelen nodig heeft. Hierop heeft de IND volgens de vrouw nooit gereageerd. De IND betwist dat sprake is van discriminatie. Het was lange tijd niet bekend dat de vrouw een doeltreffende aanpassing nodig had om haar werkzaamheden uit te voeren. De vrouw heeft dit pas aan het eind van haar dienstverband aangegeven. In verband met de korte tijd tot het einde van het dienstverband van de vrouw, heeft de IND besloten op dat moment geen doeltreffende aanpassing meer te verrichten.


Beoordeling

Een werkgever mag bij de arbeidsomstandigheden geen onderscheid maken op grond van handicap of chronische ziekte. Hieronder valt ook de verplichting om desgevraagd doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze aanpassingen onevenredig belastend zijn voor de werkgever. De persoon met een handicap of chronische ziekte moet tijdig aangeven dat hij of zij behoefte heeft aan een doeltreffende aanpassing.

De vrouw stelt dat zij tijdens haar detachering in een gesprek met haar leidinggevende heeft gevraagd naar de mogelijkheden van het voorlezen van teksten. De IND betwist dat zij dit toen aan de orde heeft gesteld. Omdat partijen elkaar tegenspreken over de inhoud van dit gesprek en de vrouw haar stelling niet kan onderbouwen, kan het College niet vaststellen dat de vrouw op dat moment een concreet verzoek voor een doeltreffende aanpassing heeft gedaan. Het staat vast dat de vrouw in daarna gevoerde (personeels)gesprekken niet heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing in verband met haar dyslexie.

Het College stelt vast dat de vrouw drie maanden voor het einde van haar dienstverband aan haar leidinggevende heeft verzocht om voorleessoftware in verband met haar dyslexie. Het College concludeert dat dit het eerste concrete verzoek om een doeltreffende aanpassing is en dat zij daarvoor niet aan de IND heeft laten weten dat zij daaraan behoeft had. Nu het de IND tot die tijd niet bekend was dat de vrouw een belemmering ervoer van haar dyslexie bij de uitvoering van haar werkzaamheden, hoefde hij dit ook niet eerder te onderzoeken. Het College oordeelt dat het de IND tot dit eerste concrete verzoek niet kan worden verweten dat hij geen doeltreffende aanpassing voor de vrouw heeft verricht.

Voor de periode na het eerste concrete verzoek om een doeltreffende aanpassing, oordeelt het College dat het voor de IND onevenredig belastend was om voor de resterende tijd van het dienstverband van de vrouw nog een aanpassing te treffen. Het staat vast dat het op dat moment voor beide partijen duidelijk was dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Na het verzoek om een aanpassing heeft de vrouw, in verband met ziekte en verlof, feitelijk nog maar een paar weken bij de IND gewerkt. Zij zou dus hooguit een paar weken gebruik kunnen maken van de aangeschafte voorleessoftware. Dit staat niet in evenredige verhouding met de investering van de IND. Op grond hiervan concludeert het College dat de IND de door de vrouw verzochte aanpassing niet hoefde te verrichten.


Oordeel

Minister van Justitie en Veiligheid heeft jegens de vrouw geen verboden onderscheid gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.


Oordeel

2021-125

Datum: 18 oktober 2021

Dossiernummer: 2020-0640

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Minister van Justitie en Veiligheid

gevestigd te Den Haag, verweerder


1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerder jegens haar verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door tijdens haar dienstverband geen doeltreffende aanpassingen te verrichten in verband met haar dyslexie.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 29 december 2020, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mails van verzoekster van 18, 19 en 26 februari en 6 mei 2021;
  • verweerschrift van 9 juni 2021;
  • e-mail van verzoekster van 29 juni 2021;
  • e-mail van verweerder van 24 augustus 2021;
  • e-mail van verzoekster van 26 augustus 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2021. Partijen zijn verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M. Coumou, advocaat te Den Haag, die werd vergezeld door [. . . .], HR-adviseur bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en [. . . .], manager bij de IND.


3 Feiten

3.1 Verzoekster heeft dyslexie. Zij heeft een dyslexieverklaring sinds 29 mei 2015. Hieruit blijkt dat zij beperkingen ondervindt bij onder meer woordherkenning, fonologische leesstrategie, leestempo en automatisering van de spelling.

3.2 Verzoekster werkte van half mei 2019 tot en met 31 december 2019 op detacheringsbasis als medewerker Behandelen en Ontwikkelen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND), een uitvoeringsdienst die onder de verantwoordelijkheid van verweerder valt. Aansluitend is dit contract omgezet in een tijdelijke aanstelling voor een jaar.

3.3 Verzoekster voerde op 11 november 2019 een gesprek met haar leidinggevende over de feedback van de seniormedewerkers. Op 9 maart 2020 vond een personeelsgesprek plaats tussen verzoekster en haar toenmalige leidinggevende. Hiervan is een verslag gemaakt. Vervolgens voerde verzoekster op 25 juni 2020 een gesprek met haar leidinggevende over haar functioneren. Verzoekster stuurde op dezelfde dag via e-mail een overzicht van de gemaakte afspraken naar haar leidinggevende. Vanaf juli 2020 had verzoekster een andere leidinggevende.

3.4 In september 2020 solliciteerde verzoekster intern naar de (vaste) functie medewerker Behandelen en Ontwikkelen. Naar aanleiding hiervan had verzoekster op 25 september 2020 een sollicitatiegesprek. Verweerder wees verzoekster vervolgens af. Het was voor verzoekster op dat moment duidelijk dat verweerder haar tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zou verlengen.

3.5 Op 6 oktober 2020 stuurde verzoekster een e-mail naar haar leidinggevende over de mogelijkheid van het voorlezen van pdf’jes. Vervolgens meldde zij zich op 22 oktober 2020 ziek. Op 9 november 2020 diende verzoekster een formele klacht in bij de tactisch manager, waarin zij de problemen die zij ervoer met haar dyslexie op de werkvloer aan de orde stelde. Naar aanleiding hiervan nam de leidinggevende van verzoekster op 16 november 2020 telefonisch contact met haar op. Op 19 november 2020 stuurde verzoekster een e-mail naar de contactpersoon arbeidsbeperkten, waarin zij verzocht om voorleessoftware en een gekleurde liniaal.

3.6 Na een gesprek met verzoekster op 27 november 2020 concludeerde de bedrijfsarts dat zij niet langer arbeidsongeschikt was. Hij communiceerde dit per e-mail van 2 december 2020 aan verweerder. Op 11 december 2020 had zij een gesprek met de tactisch manager over haar klacht. Verzoekster werkte vervolgens tot 11 december 2020 en nam vanaf 14 december 2020 verlof op. Op 31 december 2020 is de tijdelijke aanstelling van verzoekster bij verweerder beëindigd.


4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerder jegens haar verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door geen doeltreffende aanpassingen te verrichten in verband met haar dyslexie. Verzoekster had hinder van haar dyslexie bij het uitvoeren van haar werkzaamheden, in het bijzonder bij het lezen van pdf’jes. Zij heeft meerdere malen op de werkvloer, tegen de seniormedewerkers en tegen haar leidinggevenden, gezegd dat zij dyslexie heeft en dat zij hulpmiddelen nodig heeft. Verweerder heeft hierop echter nooit gereageerd en haar ook nooit op de mogelijkheden van hulpmiddelen gewezen.


5 Standpunt verweerder

Verweerder betwist dat hij jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt. Het ligt op de weg van een werknemer om aan te geven welke doeltreffende aanpassingen nodig zijn om als ieder ander deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Verzoekster werkt sinds mei 2019 bij verweerder en heeft pas op 6 oktober 2020 aangegeven dat zij belemmeringen ondervond bij de uitvoering van haar werkzaamheden als gevolg van haar dyslexie en behoefte had aan aanpassingen. Het was dus lange tijd niet bekend dat zij een doeltreffende aanpassing nodig had om haar gewone werkzaamheden uit te voeren. In verband met de korte tijd tot het einde van het dienstverband van verzoekster heeft verweerder besloten geen doeltreffende aanpassing meer te treffen toen een concreet verzoek hiertoe werd gedaan op 19 november 2020. Volgens verweerder heeft hij gehandeld conform de verplichtingen die ingevolge de gelijkebehandelingswetgeving op een werkgever rusten.


6 Beoordeling

6.1 Een werkgever mag bij de arbeidsomstandigheden geen onderscheid maken op grond van handicap of chronische ziekte (artikel 4, aanhef en onderdeel h, Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ)). Werknemers met een handicap of chronische ziekte kunnen bij de uitvoering van hun werkzaamheden belemmeringen ondervinden. Op een werkgever rust, als onderdeel van het verbod van onderscheid, de verplichting om desgevraagd en naar gelang de behoefte na te gaan of die belemmeringen kunnen worden weggenomen door het verrichten van een of meer doeltreffende aanpassingen (artikel 2 WGBH/CZ). Ingevolge de wetsystematiek is het aan de persoon met een handicap of chronische ziekte om tijdig aan te geven dat hij of zij behoefte heeft aan een doeltreffende aanpassing (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 3, p. 26). Er bestaat geen verplichting een doeltreffende aanpassing te verrichten als deze onevenredig belastend is voor de werkgever.

6.2 Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster dyslexie heeft en daardoor beperkingen ondervindt bij haar werkzaamheden. Het College overweegt dat dyslexie een handicap is in de zin van de WGBH/CZ. Verzoekster kan dan ook een beroep doen op de bescherming die de deze wet biedt.

6.3 Verzoekster stelt dat zij in het gesprek van 11 november 2019 met haar leidinggevende voor het eerst heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan hulpmiddelen in verband met haar dyslexie. Zij heeft in dit gesprek gevraagd naar de mogelijkheden van het voorlezen van pdf’jes en er is tevens gesproken over oortjes. De leidinggevende heer hierop niet gereageerd. Daarna heeft zij zelf geprobeerd om oplossingen te vinden, maar dat is niet gelukt. Nadat verzoekster er bij toeval achter kwam dat er bij verweerder een interne jobcoach is, heeft zij in de e-mail van 6 oktober 2020 aan haar leidinggevende gevraagd naar de mogelijkheid van voorleessoftware. Pas nadat zij een klacht had ingediend bij de tactisch manager heeft haar leidinggevende op 16 november 2020 telefonisch contact met haar opgenomen. De reden dat geen voorleessoftware voor haar is aangeschaft is niet met haar besproken.

6.4 Verweerder betwist dat verzoekster in het gesprek van 11 november 2019 specifiek heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing in de vorm van voorleessoftware of oortjes. Volgens de leidinggevende is in dit gesprek de dyslexie van verzoekster of de mogelijkheid tot het treffen van een doeltreffende aanpassing niet ter sprake gekomen. Verweerder heeft tot oktober 2020 ook anderszins geen signalen ontvangen dat verzoekster bij de uitvoering van haar werkzaamheden behoefte had aan hulpmiddelen. Volgens verweerder functioneerde verzoekster goed, had zij een hoge productie en is haar daarom na haar detachering een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden. Pas in de e-mail van 6 oktober 2020 en in haar klacht van 2 november 2020 heeft zij expliciet aangegeven dat zij behoefte heeft aan ondersteuning in verband met haar dyslexie. Naar aanleiding hiervan heeft de leidinggevende op 16 november 2020 telefonisch contact opgenomen met verzoekster. Verweerder stelt dat de leidinggevende in dit gesprek heeft aangegeven dat er een aanpassing zou zijn getroffen als hij eerder had geweten dat zij daaraan behoefte had. Verder heeft hij meegedeeld dat in overleg met de zorgcoördinator was besloten dat verweerder geen aanpassingen meer ging treffen omdat het dienstverband van verzoekster bijna was geëindigd. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat voorleessoftware makkelijk te regelen valt bij verweerder, maar dat verzoekster die te laat heeft aangevraagd. In verband met de levertijd van de software en het einde van het dienstverband had verzoekster maar heel kort gebruik kunnen maken van de software. Bovendien was verzoekster een groot deel van het resterende dienstverband arbeidsongeschikt. Daarom was de investering in een dergelijke aanpassing onevenredig belastend voor verweerder.

6.5 Het College overweegt dat op grond van de WGBH/CZ voor verweerder een verplichting bestaat om doeltreffende aanpassingen te verrichten als een werknemer kenbaar maakt dat hij/zij bij de uitvoering van zijn/haar belemmeringen ervaart en hiervoor een doeltreffende aanpassing nodig heeft (vergelijk College 8 juni 2021, oordeel 2021-71, overweging 4.4). Het College stelt vast dat partijen elkaar tegenspreken over de inhoud van het gesprek van 11 november 2019. Verzoekster heeft haar stelling dat zij in dit gesprek heeft gevraagd naar de mogelijkheden van het voorlezen van teksten niet kunnen onderbouwen. In de door verzoekster ter onderbouwing van haar stelling overgelegde WhatsApp-berichten blijkt alleen dat zij tegen een collega zegt dat in het gesprek is gesproken over slordigheidsfoutjes, maar dat zij een “excuusbrief dyslexie” heeft. Hieruit blijkt geenszins dat zij in dit gesprek heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verzoekster in dit gesprek een concreet verzoek voor een doeltreffende aanpassing heeft gedaan. Het staat vast dat verzoekster in daarna gevoerde (personeels)gesprekken evenmin heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing in verband met haar dyslexie. Volgens verzoekster omdat zij zelf een oplossing heeft proberen te vinden. Tussen partijen staat verder vast dat verzoekster in de e-mail van 6 oktober 2020 aan haar leidinggevende heeft verzocht om voorleessoftware in verband met haar dyslexie. Het College concludeert hieruit dat dit het eerste concrete verzoek om een doeltreffende aanpassing is en dat zij voor die datum niet kenbaar heeft gemaakt aan verweerder dat zij behoefte had aan een doeltreffende aanpassing in verband met haar dyslexie. Alleen als het voor verweerder zonder meer duidelijk was dat verzoekster doeltreffende aanpassingen nodig had, had verweerder dit moeten onderzoeken. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van het College op grond van de stukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, geen sprake.

6.6 Het College oordeelt dat het verweerder tot 6 oktober 2020 niet kan worden verweten dat hij geen doeltreffende aanpassing voor verzoekster heeft verricht, nu het hem tot die tijd niet bekend was dat verzoekster een belemmering ervoer van haar dyslexie bij de uitvoering van haar werkzaamheden.

6.7 Voor de periode na 6 oktober 2020 oordeelt het College dat het voor verweerder onevenredig belastend was om voor de resterende tijd van het dienstverband van verzoekster nog een doeltreffende aanpassing te verrichten. Tussen partijen staat vast dat het op dat moment voor beide partijen duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van verzoekster niet zou worden verlengd. Verzoekster was vanaf 22 oktober 2020 tot 2 december 2020 ziek gemeld. Zij heeft daarna feitelijk nog twee weken gewerkt en heeft vervolgens verlof opgenomen tot aan het einde van haar dienstverband op 31 december 2020. Verzoekster zou dus maar hooguit een paar weken gebruik kunnen maken van de aangeschafte voorleessoftware. Dit staat niet in redelijke verhouding met de investering van verweerder. Op grond hiervan concludeert het College dat verweerder niet gehouden was de door verzoekster verzochte aanpassing te verrichten.

6.8 Op grond van het voorgaande oordeelt het College dat verweerder jegens verzoekster geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door tijdens haar dienstverband geen doeltreffende aanpassing in verband met haar dyslexie te verrichten.


7 Oordeel

Minister van Justitie en Veiligheid heeft jegens [. . . .] geen verboden onderscheid gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.

Aldus gegeven te Utrecht op 18 oktober 2021 door mr. mr. M. Chébti LL.M., voorzitter in tegenwoordigheid van mr. R.E.M. Schimmel, secretaris.

mr. M. Chébti LL.M., mr. R.E.M. Schimmel

namens deze,

mr. S.B. Hester

secretaris

Samenvatting oordeel