Universiteit Leiden discrimineert een man vanwege zijn handicap of chronische ziekte door hem alleen met mondkapje toegang te geven tot het universiteitsgebouw.

Universiteit Leiden discrimineert een man vanwege zijn handicap of chronische ziekte door hem alleen met mondkapje toegang te geven tot het universiteitsgebouw.

Oordeelnummer 2021-126
Datum: 18-10-2021
Trefwoord: Doeltreffende aanpassing Veiligheid Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Handicap of chronische ziekte Aanbieden goederen en diensten
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Onderwijs
Situatie

Een man werkt als vrijwilliger voor de IMC Weekendschool als docent Sterrenkunde. Hij zou lesgeven in een gebouw van Universiteit Leiden. Er gold op dat moment in Nederland een mondkapjesplicht voor publieke ruimtes, waarbij een uitzondering gold voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen. De man kan vanwege zijn autisme geen mondkapje dragen. Omdat hij geen mondkapje droeg, werd hij niet toegelaten tot het gebouw. Ook nadat hij had aangegeven dat hij vanwege zijn autisme geen mondkapje kon dragen en zijn Autipas van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) had laten zien, werd hij zonder mondkapje niet toegelaten.

De man vindt dat de universiteit hem heeft gediscrimineerd, omdat voor hem vanwege zijn autisme een uitzondering geldt op de mondkapjesplicht.

Universiteit Leiden heeft aangevoerd dat er inderdaad sprake kan zijn van een uitzondering op de mondkapjeslicht bij (onzichtbare) beperkingen of ziektes, maar dat het aan de man was om aan te tonen dat hij onder die uitzondering viel. Volgens de universiteit heeft de man dit onvoldoende duidelijk gemaakt aan de medewerkers en daarom was volgens de universiteit geen sprake van verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte.


Beoordeling

Het verzoek van de man om voor hem in verband met zijn autisme een uitzondering te maken op de mondkapjesplicht, kan worden gezien als een verzoek om een doeltreffende aanpassing. De universiteit moet in principe een doeltreffende aanpassing verrichten als daar om wordt gevraagd, behalve als dit onevenredig belastend is.

Het College oordeelt dat de man door het tonen van de NVA Autipas en de toelichting die hij daarbij gaf over waarom hij het mondkapje niet kan dragen, voldoende heeft aangetoond dat hij onder de uitzondering viel. De universiteit stelde dat de man een doktersverklaring had moeten laten zien, maar uit de toelichting die de overheid heeft gegeven op de uitzondering op mondkapjesplicht blijkt dat zo’n verklaring niet nodig is. Universiteit Leiden heeft niet aangetoond dat het onevenredig belastend was om de man zonder mondkapje toe te laten. De gezondheid van studenten of medewerkers zou ook niet in gevaar zijn gebracht, aangezien het ging om een zondagmiddag waarop geen universitair onderwijs plaatsvond en geen grote aantallen studenten of medewerkers binnen het gebouw aanwezig waren. Universiteit Leiden heeft daarom verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.


Oordeel

Universiteit Leiden heeft jegens de man verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.


Oordeel

2021-126

Datum: 18 oktober 2021

Dossiernummer: 2021-0001

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoeker

tegen

Universiteit Leiden

gevestigd te Leiden, verweerster


1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt, door hem op 13 december 2020 alleen toegang tot de campus te geven indien hij een mondkapje zou dragen.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 2 januari 2021, ontvangen op 4 januari 2021;
  • e-mail van verzoeker van 4 maart 2021;
  • e-mail van verzoeker van 3 mei 2021;
  • verweerschrift van 7 juli 2021;
  • e-mail van verzoeker van 24 augustus 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2021. Partijen zijn verschenen. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. F.R. Schouten-Korwa, advocaat, die werd vergezeld door [. . . .], manager location facilities en [. . . .], hoofd juridische zaken.


3 Feiten

3.1 Verzoeker werkt als vrijwilliger voor de IMC Weekendschool als docent Sterrenkunde. Deze stichting verzorgt aanvullend, motivatie-gericht onderwijs voor jongeren van 10-14 jaar oud.

3.2 Verzoeker zou op 13 december 2020 lesgeven op de IMC Weekendschool in een dependance van verweerster in Den Haag. De receptionist heeft tegen verzoeker gezegd dat hij de campus niet mocht betreden zonder mondkapje. Verzoeker heeft aangegeven dat hij geen mondkapje kan dragen in verband met zijn autisme en heeft zijn Autipas van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) laten zien. Deze NVA Autipas kan worden aangevraagd bij de NVA. Om misbruik te voorkomen moet bij de aanvraag een diagnose-stelling van een psychiater of gz-psycholoog worden toegevoegd.

3.3 De receptionist heeft hierna contact opgenomen met de veiligheidsadviseur van verweerster. Deze heeft aangegeven dat alleen met mondkapje toegang kon worden verleend aan verzoeker. Verzoeker moest tot het leslokaal een mondkapje dragen en mocht deze in het lokaal afdoen.


4 Standpunt verzoeker

Verzoeker kan door zijn autisme en astma geen mondkapje dragen. De overheid heeft bepaald dat voor mensen die vanwege een ziekte of beperking geen mondkapje kunnen dragen een uitzondering geldt op de mondkapjesplicht. Verzoeker heeft met de NVA Autipas bij verweerster aangetoond dat hij onder de uitzondering valt. Een week eerder werd hij na het tonen van de NVA Autipas wel gewoon toegelaten tot het gebouw. Verweerster heeft jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door hem op 13 december 2020 alleen toegang te verlenen tot de campus als hij een mondkapje droeg.


5 Standpunt verweerster

Er is geen sprake van verboden onderscheid. Medewerkers, studenten en bezoekers zijn over de mondkapjesplicht geïnformeerd middels het Campus-protocol. Maar in de praktijk kan een nieuwe situatie nog vragen met zich brengen. Uit de door de universiteit toegepaste richtlijnen van de Rijksoverheid volgt dat sprake kan zijn van een uitzondering bij (onzichtbare) beperkingen of ziektes. Het is aan verzoeker om aan te tonen dat hij onder de uitzondering valt. Verzoeker heeft de NVA Autipas laten zien en verwezen naar de website, maar voor de receptionisten en veiligheidsadviseur was hieruit niet duidelijk dat verzoeker dusdanige beperkingen had dat hij diende te worden ontheven van de mondkapjesplicht. Een verklaring over zijn astmaklachten heeft hij niet overgelegd. Verzoeker heeft uiteindelijk tot het lokaal een mondkapje gedragen en is daarbij begeleid door zijn leidinggevende van IMC weekendschool. Verweerster was in de veronderstelling dat de situatie daarmee naar tevredenheid was opgelost.


6 Beoordeling

6.1 Verzoeker heeft een autisme spectrum stoornis (hierna: autisme). Dit is naar oordeel van het College een handicap/beperking is in de zin van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) (zie onder meer College voor de Rechten van de Mens 1 juli 2021, 2021-81). Verzoeker kan daarom een beroep doen op de bescherming die deze wet biedt.

6.2 Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij ook astma heeft. Hij heeft verklaard dat hij bij de situatie op 13 december 2020 wel heeft gemeld dat hij astma heeft, maar dat het gesprek met de receptionist vervolgens alleen is gegaan over zijn autisme. Het College zal in het onderhavige dan ook beoordelen of verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door voor hem vanwege zijn autisme geen uitzondering te maken op de mondkapjesplicht. Dat verzoeker ook astma heeft blijft bij de beoordeling buiten beschouwing.

6.3 Het is verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onder deel c, WGBH/CZ, in samenhang met artikel 1 WGBH/CZ). In het onderhavige geval is sprake van een situatie waarin verweerster een ruimte aanbiedt waar onderwijs wordt gegeven. Verweerster is bij het aanbod van deze dienst gehouden aan het verbod om onderscheid te maken.

6.4 Partijen verschillen niet van mening over de feitelijke gang van zaken op 13 december 2020. Het College stelt dan ook vast dat de dienstdoende receptionist verzoeker heeft gevraagd een mondkapje te dragen en dat verzoeker daarop heeft aangegeven dat hij deze vanwege zijn autisme niet kan dragen en dat verzoeker daarbij zijn NVA Autipas heeft laten zien. Verzoeker heeft toegelicht dat sensorische prikkels door zijn autisme bij hem veel harder binnenkomen. Dit hebben veel mensen met autisme. Bij verzoeker komt bijvoorbeeld niet alleen geluid veel harder binnen, maar ook aanrakingen. Bij het dragen van een mondkapje ervaart verzoeker veel pijn. Het voelt voor hem alsof er een vlam bij zijn gezicht wordt gehouden. Daarnaast ervaart hij door het dragen van een mondkapje soms het gevoel dat hij niet kan ademen, waardoor hij een paniekaanval kan krijgen. Het is onbetwist dat verzoeker ook aan de receptionist heeft benoemd welke (pijn)klachten hij ondervindt als hij een mondkapje draagt en dat hij heeft gewezen op de informatie op de website van de overheid en de NVA. De leidinggevende van verzoeker van IMC Weekendschool was bij het gesprek aanwezig. Verzoeker heeft vervolgens buiten gewacht, terwijl de receptionist contact opnam met de veiligheidsadviseur. De receptionist heeft verzoeker vervolgens verteld dat de veiligheidsadviseur hem had meegedeeld dat verzoeker alleen met mondkapje mocht worden toegelaten tot het gebouw. Verzoeker is daarna met mondkapje, samen met de leidinggevende van IMC Weekendschool, naar het lokaal gegaan.

6.5 Het verbod om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken houdt mede in dat verweerster gehouden is om - naar gelang de behoefte – doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor haar een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ). Van 1 december 2020 tot 26 juni 2021 gold op basis van artikel 2a.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, dat personen van dertien jaar en ouder een mondkapje moesten dragen in publieke binnenruimten. In diezelfde regeling was in artikel 2a.4 bepaald dat deze verplichting niet gold voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen. Het verzoek van verzoeker om voor hem in verband met zijn autisme een uitzondering te maken op deze verplichting, kan worden gezien als een verzoek om een doeltreffende aanpassing (zie ook College voor de Rechten van de Mens 6 september 2021, oordeel 2021-118 en College voor de Rechten van de Mens 15 april 2021, oordeel 2021-38). Verweerster was in beginsel gehouden om aan dit verzoek te voldoen tenzij dit voor haar onevenredig belastend was.

6.6 Verzoeker meent dat hij door het laten zien van de NVA Autipas voldoende heeft aangetoond dat de uitzondering voor hem gold en dat verweerster zijn verzoek om toelating zonder mondkapje had moeten honoreren. Verzoeker stelt dat er destijds op de website van de overheid gewoon een eigen verklaring uitgeprint kon worden waarin stond dat je onder de uitzondering viel. De receptionist gaf aan dat deze wel werd geaccepteerd en dat hiervan ook misbruik werd gemaakt. Verzoeker vindt het onterecht dat zijn officiële NVA Autipas niet werd geaccepteerd. Verweerster stelt dat zij de voorschriften van de overheid heeft gevolgd. Verweerster erkent dat verzoeker de NVA Autipas heeft laten zien en dat hij heeft verwezen naar de website van de NVA, maar stelt dat voor de receptionisten en de veiligheidsadviseur onvoldoende duidelijk was of verzoeker vanwege zijn autisme onder de uitzondering viel. Er is conform het Campus-protocol gehandeld. Ter zitting heeft verweerster verklaard dat de eigen verklaring waarover verzoeker spreekt alleen werd geaccepteerd in combinatie met een aanvullend bewijsdocument. Verzoeker had door middel van een verklaring van een arts kunnen aantonen dat hij was uitgezonderd van de mondkapjesplicht, aldus verweerster. Het College overweegt dat in de toelichting bij de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19 staat: “Personen die zich beroepen op een van de uitzonderingen zullen de beperking of ziekte desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken (of hun begeleider indien zij daartoe niet in staat zijn, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking)” (Stcrt. 2020, nr. 62032, p. 12-13).Verder heeft de Rijksoverheid op 1 december 2020 een document gepubliceerd dat is genaamd: Coronavirus: Overzicht 'Uitzonderingen mondkapjesplicht voor mensen met een beperking of ziekte' (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/documenten/publicaties/2020/12/01/uitzondering-mondkapjesplicht-voor-mensen-met-een-beperking-of-ziekte). Hierin is opgenomen dat er voor onder meer mensen die ontregeld raken door een mondkapje een uitzondering geldt. Ook staat in het document dat veel beperkingen of ziektes niet zichtbaar zijn en dat mensen dan zelf moeten aantonen dat zij onder de uitzondering vallen. Dit kan volgens het document onder andere door het laten zien van een kaartje dat door een cliëntenorganisatie of zorgaanbieder is verspreid. In het document wordt verder benoemd dat er geen officiële medische verklaring van een arts overgelegd hoeft te worden en dat een arts die ook niet over zijn eigen patiënt mag afgeven. Voorts kan het worden aangetoond door een verklaring van een begeleider of een naaste die gebeld kan worden.

6.7 Het College is gelet op voorgaande informatie van de overheid van oordeel dat verzoeker, door het tonen van de NVA Autipas en de toelichting die hij daarbij gaf over waarom hij het mondkapje niet kan dragen, voldoende heeft aangetoond dat hij onder de uitzondering viel. Het is onbetwist dat verzoeker ook heeft verwezen naar de website van de NVA. Op die website staat dat veel mensen met autisme te maken hebben met sensorische over- of ondergevoeligheid. Dit ondersteunt de stelling van verzoeker dat hij pijn ervaart bij het dragen van een mondkapje en verweerster had deze informatie kunnen raadplegen indien er twijfels waren over wat verzoeker vertelde. Verweerster heeft verklaard dat verzoeker een verklaring van een arts had moeten overleggen, maar uit de door de overheid gegeven toelichting op de uitzondering op mondkapjesplicht zoals opgenomen in overweging 6.7 volgt dat zo een verklaring niet nodig is om zich op de uitzondering te kunnen beroepen. Verweerster heeft de uitzondering op de mondkapjesplicht te strikt uitgelegd. Het treffen van een doeltreffende aanpassing voor verzoeker, in de zin dat hij zonder mondkapje werd toegelaten tot het universiteitsgebouw, was gelet op de voorschriften van de overheid niet onevenredig belastend voor verweerster. Evenmin zou door de toelating van verzoeker zonder mondkapje de gezondheid van studenten of medewerkers in gevaar zijn gebracht, aangezien het ging om een zondagmiddag waarop geen universitair onderwijs plaatsvond en geen grote aantallen studenten of medewerkers binnen het gebouw aanwezig waren. Dat het voor de receptionist niet duidelijk was dat voor verzoeker een uitzondering ten aanzien van de mondkapjesplicht gemaakt moest worden, maakt dit oordeel niet anders. Het College constateert dat verweerster geen richtlijnen of beleid heeft gemaakt voor haar personeel, studenten of bezoekers over hoe moest worden omgegaan met eventuele uitzonderingen op de mondkapjesplicht in verband met een beperking of ziekte. Op de website van verweerster en in het Campus-protocol werd in het geheel geen melding gemaakt van de door de overheid gegeven mogelijkheid om uitgezonderd te worden van de mondkapjesplicht in verband met een beperking of ziekte. Verweerster heeft alleen vermeld dat ‘voor specifieke werksituaties, in overleg met leidinggevenden en de afdeling Veiligheidszaken, afwijkende regels kunnen worden vastgesteld’. Door het ontbreken van specifieke richtlijnen op dit punt is het begrijpelijk dat de receptionist in dit geval niet wist hoe hij moest handelen. Het College is echter van oordeel dat de veiligheidsadviseur, gezien zijn functie, wel op de hoogte had moeten zijn van de uitzondering op de mondkapjesplicht en de receptionist op een juiste wijze had moeten instrueren.

6.8 Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt, door voor verzoeker geen doeltreffende aanpassing te treffen en hem op 13 december 2020 alleen toegang te verlenen tot het universiteitsgebouw, indien hij een mondkapje zou dragen.


7 Oordeel

Universiteit Leiden heeft jegens [. . . .] verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 18 oktober 2021 door prof. dr. J. Morijn, voorzitter,

in tegenwoordigheid van mr. A.H. Pranger, secretaris.

prof. dr. J. Morijn, mr. A.H. Pranger

Samenvatting oordeel