Holland Communication Group Beheer B.V. reageert niet meer op contactpogingen van een vrouw met wie arbeidsvoorwaardengesprekken gaande zijn, nadat de vrouw haar zwangerschap kenbaar maakt. Geen verboden onderscheid. Aanbeveling over belang van zorgvuldige communicatie.

Holland Communication Group Beheer B.V. reageert niet meer op contactpogingen van een vrouw met wie arbeidsvoorwaardengesprekken gaande zijn, nadat de vrouw haar zwangerschap kenbaar maakt. Geen verboden onderscheid. Aanbeveling over belang van zorgvuldige communicatie.

Oordeelnummer 2021-127
Datum: 19-10-2021
Trefwoord: Geslacht Bewijslast Zwangerschap Arbeidsvoorwaarden Werving & selectie Behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking Sollicitatie
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Arbeid - Werving en Selectie
Situatie

Een vrouw solliciteert op een vacature als sales- en accountmanager bij Holland Communication Group Beheer B.V. (hierna: HCG). De communicatie tussen de vrouw en het bedrijf verloopt zeer vlot. Op 29 oktober 2020 vindt een sollicitatiegesprek plaats. Nog dezelfde dag doet de algemeen directeur de vrouw een voorstel voor de arbeidsvoorwaarden. De vrouw laat op dat moment weten dat zij (pril) zwanger is en vraagt de algemeen directeur om zich eerst over de zwangerschap uit te spreken. De algemeen directeur reageert zowel per e-mail als telefonisch positief. In een telefonisch gesprek op 30 oktober 2020 spreken zij af dat de algemeen directeur met twee nieuwe voorstellen komt. Hierna verneemt de vrouw ondanks twee contactpogingen niets meer van HCG.

De vrouw stelt dat zij is gediscrimineerd vanwege haar zwangerschap. HCG stelt dat zij heeft besloten de werkzaamheden uit te besteden aan een extern bureau. Het gebrek aan contact is spijtig, maar de zwangerschap van de vrouw heeft geen enkele rol gespeeld.

Beoordeling

Het is aan de vrouw om feiten aan te voeren die onderscheid kunnen doen vermoeden.
De vrouw ontleent haar vermoeden van discriminatie aan het plotselinge gebrek aan
communicatie, nadat zij haar zwangerschap mededeelde. Het College overweegt dat HCG onvoldoende transparant is geweest in haar sollicitatieprocedure, door aan de vrouw helemaal niets meer te laten weten over het feit dat zij toch niet met haar verder zou gaan. Het is vaste oordelenlijn van het College dat procedures die onvoldoende inzichtelijk, controleerbaar en systematisch zijn, kunnen bijdragen aan het vermoeden van onderscheid. Een onzorgvuldige procedure op zich is niet voldoende om het vermoeden van onderscheid te vestigen. De vrouw heeft naar oordeel van het College geen andere feiten aangevoerd die onderscheid kunnen doen vermoeden.

Het College heeft recent zwangerschapsdiscriminatie op de arbeidsmarkt onderzocht en heeft geconstateerd dat dit een onverminderd groot probleem is. Daarom beveelt het College aan HCG aan om zich een actievere houding aan te meten in communicatie met sollicitanten, wanneer het haar bekend is dat een sollicitant zwanger is. Op die manier kan het mogelijke gevoel van discriminatie bij een sollicitant worden weggenomen.

Oordeel

Holland Communication Group Beheer B.V. heeft jegens de vrouw geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.


Oordeel
2021-127


Datum: 19 oktober 2021
Dossiernummer: 2021-0003


Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Holland Communication Group Beheer B.V.

gevestigd te Amsterdam, verweerster

1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door geen arbeidsovereenkomst met haar aan te gaan vanwege haar zwangerschap.

2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 5 januari 2021, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mail van verzoekster van 19 februari 2021;
  • verweerschrift van 13 juli 2021, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mail van verzoekster van 31 augustus 2021;
  • e-mail van verweerster van 6 september 2021.

2.2 Op 23 augustus 2021 heeft het College op verzoek van partijen besloten om de zaak zonder zitting af te doen (vereenvoudigde afdoening). Het College heeft partijen op 31 augustus 2021 schriftelijk aanvullende vragen gesteld. Verzoekster en verweerster hebben per e-mail van respectievelijk 31 augustus 2021 en 6 september 2021 deze vragen beantwoord. Het College heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de reactie van de wederpartij te reageren. Partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het College heeft het onderzoek gesloten op 14 september 2021.

3 Feiten

3.1 Eind oktober 2020 solliciteert verzoekster op een vacature voor de functie Sales- en Accountmanager bij verweerster. Op 29 oktober 2020 voert zij een sollicitatiegesprek met de algemeen directeur van verweerster. Diezelfde ochtend doet verweerster aan verzoekster per e-mail een arbeidsvoorwaardenvoorstel. Verzoekster reageert die middag positief en geeft aan dat zij nog wat vragen heeft over de arbeidsvoorwaarden. Verzoekster laat daarbij weten dat zij (pril) zwanger is en vraagt verweerster om eerst op dit nieuws te reageren, alvorens zij verder spreken over de arbeidsvoorwaarden.

3.2 Op 30 oktober 2020 reageert de algemeen directeur positief op het nieuws van de zwangerschap. Hij stelt dat verweerster daarin geen bezwaar ziet en stelt voor om verder te praten over arbeidsvoorwaarden. Die middag hebben de algemeen directeur en verzoekster telefonisch contact. In dit gesprek wordt nogmaals positief gereageerd op verzoeksters zwangerschap. Verder wordt besproken dat verweerster twee nieuwe arbeidsvoorwaardenvoorstellen gaat uitwerken.

3.3 Verzoekster verneemt van verweerster na het telefonisch contact van 30 oktober 2020 niets meer. Zij stuurt op 9 november 2020 een WhatsApp-berichtje aan de algemeen directeur waarin zij vraagt of het lukt met de nieuwe voorstellen. Zij ontvangt hierop geen reactie. Op 12 november 2020 belt zij de algemeen directeur, maar de telefoon wordt niet opgenomen. De algemeen directeur belt niet terug.

4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat zij door verweerster is gediscrimineerd doordat verweerster geen arbeidsverhouding met haar is aangegaan. Verweerster was positief over haar en heeft haar nog dezelfde ochtend een arbeidsvoorwaardenvoorstel gedaan. Hoewel verweerster aanvankelijk positief reageerde op het nieuws van haar zwangerschap, heeft zij kort daarna niet gereageerd op een schriftelijke en een mondelinge contactpoging van verzoekster. Dit is opvallend, omdat de communicatie daarvoor zeer vlot verliep.

5 Standpunt verweerster

Verweerster weerspreekt dat sprake is van discriminatie. Verzoekster leek verweerster een geschikte kandidaat en om die reden heeft zij haar een arbeidsvoorwaardenvoorstel gedaan. Verzoeksters zwangerschap is nooit een probleem geweest – dit is ook zo aan haar gecommuniceerd. Tijdens de arbeidsvoorwaardenonderhandeling heeft verzoekster eisen gesteld die binnen verweersters bedrijf niet gangbaar zijn. Verweerster is gaan onderzoeken of aan die eisen tegemoetgekomen kon worden. In deze periode heeft zich een extern bureau gemeld dat de betreffende werkzaamheden kon verrichten. Deze optie was voor verweerster aanzienlijk goedkoper dan dat zij in zee zou gaan met verzoekster. Het spijt haar dat zij helemaal niet meer heeft gereageerd op contactpogingen vanuit verzoekster, maar de oorzaak daarvan lag in grote drukte en veel stress vanwege de coronacrisis.

6 Beoordeling

6.1 Een werkgever mag geen direct of indirect onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Onder direct onderscheid wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap (artikel 7:646, eerste en vijfde lid, Burgerlijk Wetboek (BW)).

6.2 Het is aan verzoekster om feiten aan te voeren die onderscheid kunnen doen vermoeden. Slaagt zij daarin, dan is het aan verweerster om te bewijzen dat zij jegens verzoekster geen (verboden) onderscheid heeft gemaakt (artikel 7:646, twaalfde lid, BW).

Feiten die onderscheid kunnen doen vermoeden?
6.3 Het College stelt voorop dat het een werkgever vrij staat om gedurende de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen te besluiten dat zij toch niet met een kandidaat in zee gaat. De redenen die aan dit besluit ten grondslag liggen mogen echter niet discriminerend van aard zijn.

6.4 Verzoekster ontleent haar vermoeden van discriminatie aan het plotselinge gebrek aan communicatie vanuit verweerster nadat zij het nieuws van haar zwangerschap mededeelde. Het is vaste oordelenlijn van het College dat procedures die onvoldoende inzichtelijk, controleerbaar en systematisch zijn, kunnen bijdragen aan het vermoeden van onderscheid (zie o.m. College voor de Rechten van de Mens 20 oktober 2020, oordeel 2020-91, overweging 6.9). Het College overweegt dat verweerster door niet op verzoeksters contactpogingen te reageren in een vergevorderd stadium van de sollicitatieprocedure zich onvoldoende transparant heeft opgesteld. Een onzorgvuldige procedure op zich is echter niet voldoende om een vermoeden van onderscheid te vestigen. Hiervoor zijn bijkomende feiten nodig, die in samenhang met de onzorgvuldige procedure leiden tot een vermoeden van onderscheid.

6.5 Verzoekster heeft tevens aangevoerd dat zij het aanvankelijke arbeidsvoorwaardenvoorstel niet heeft afgewezen: zij heeft enkel gevraagd of zij wat meer salaris en een grotere leaseauto kon krijgen. Het College overweegt dat het uitblijven van enige reactie hierop van de zijde van verweerster geen feit is dat onderscheid kan doen vermoeden. Immers, uit deze gang van zaken blijkt niet van enig verband met verzoeksters zwangerschap. Verzoekster heeft geen andere feiten aangevoerd die in samenhang met de onzorgvuldige procedure kunnen doen vermoeden dat verweerster verzoeksters zwangerschap heeft meegewogen in haar besluit om met verzoekster geen arbeidsverhouding aan te gaan.

6.6 Het College overweegt verder dat verweerster haar stelling dat zij met een andere partij in zee is gegaan met een opdrachtbevestiging heeft onderbouwd. Het College ziet in de door verweerster aan het College afgelegde verklaring over het feit dat zij in zee is gegaan met een extern bureau geen reden om te vermoeden dat verzoeksters zwangerschap een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming om met verzoekster geen arbeidsverhouding aan te gaan. Uit het enkele gegeven dat verweerster de vacature gedurende de sollicitatieprocedure op een andere wijze heeft ingevuld blijkt immers niet van enig verband met verzoeksters zwangerschap.

6.7 Het College is van oordeel dat verzoekster geen, althans onvoldoende feiten heeft aangevoerd die onderscheid op grond van geslacht kunnen doen vermoeden.

7 Oordeel

Holland Communication Group Beheer B.V. heeft jegens [. . . .] geen verboden onderscheid gemaakt op grond van geslacht.

8 Aanbeveling

Verweerster erkent dat de communicatie met verzoekster gebrekkig was. Het College hecht eraan om aan verweerster een aanbeveling te doen. Uit recent onderzoek van het College blijkt dat zwangerschapsdiscriminatie op de arbeidsmarkt een onverminderd groot probleem is. Vrouwen lopen in alle fases van het arbeidsproces risico om te worden gediscrimineerd als gevolg van zwangerschap (College voor de Rechten van de Mens, Zwanger en werk: dat baart zorgen, november 2020, pp. 81-82). Verweerster zou zich een actievere houding kunnen aanmeten in de communicatie met sollicitanten die zij besluit af te wijzen, wanneer het haar bekend is dat een sollicitant zwanger is. Door in dergelijke situaties extra aandacht te besteden aan zorgvuldige communicatie kan verweerster bij de sollicitant het mogelijke gevoel wegnemen dat verweerster de zwangerschap heeft meegewogen in haar besluit.

Aldus gegeven te Utrecht op 19 oktober 2021 door prof. dr. J. Morijn, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Ingeveld, secretaris.



prof. dr. J. Morijn mr. A.J. Ingeveld

Samenvatting oordeel