De Belastingdienst heeft een man niet gediscrimineerd op grond van ras bij het stopzetten van zijn zorgtoeslag. Het College is onbevoegd om een vraag van de man over de verzekeringsplicht van zijn vrouw te beantwoorden.

De Belastingdienst heeft een man niet gediscrimineerd op grond van ras bij het stopzetten van zijn zorgtoeslag. Het College is onbevoegd om een vraag van de man over de verzekeringsplicht van zijn vrouw te beantwoorden.

Oordeelnummer 2021-133
Datum: 08-11-2021
Trefwoord: Overheid Sociale bescherming Verzekeringen Verblijfsstatus Ras Nationaliteit
Discriminatiegrond: Ras
Terrein: Sociale bescherming - Overige
Situatie

Een man met een Nederlandse nationaliteit trouwt in de Filipijnen met een vrouw met de Filipijnse nationaliteit. Het echtpaar besluit in september 2017 in Nederland te gaan wonen. Ze vragen een verblijfsvergunning aan voor de vrouw en schrijven zich bij de gemeente in. De Filipijnse huwelijksakte wordt in juni 2018 omgezet naar een Nederlandse huwelijksakte en in de Basisregistratie Personen geregistreerd. In juli 2018 trekt de Belastingdienst de zorgtoeslag voor het jaar 2017 van de man in, omdat zijn vrouw geen zorgverzekering had terwijl zij in Nederland woonde.

De man denkt dat de Filipijnse nationaliteit van zijn vrouw mogelijk is opgenomen in het risico-classificatiemodel dat ook is gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen voor de kinderopvangtoeslag. Hij vermoedt dat dat zijn aanvraag voor de zorgtoeslag om die reden aanvullend is gecontroleerd. De man stelt verder dat de Belastingdienst de wet verkeerd uitlegt, omdat zijn vrouw niet verplicht was zich te verzekeren terwijl zij op de beoordeling van haar verblijfsvergunning wachtte.

De Belastingdienst stelt dat er geen sprake was van ongelijke behandeling op grond van ras en het betreffende risico-classificatiemodel niet is gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen voor de zorgtoeslag. De Belastingdienst zegt de zorgtoeslag van de man te hebben ingetrokken, omdat op grond van de toen geldende wet- en regelgeving een persoon alleen zorgtoeslag kon ontvangen als zowel de persoon zelf als de toeslagpartner een zorgverzekering heeft. Dit vereiste gold ongeacht de nationaliteit van de toeslagpartner.

Beoordeling

De Belastingdienst mag bij het verstrekken van toeslagen, zoals de zorgtoeslag, geen onderscheid op grond van ras maken. Het College oordeelt dat de Belastingdienst deze wet niet heeft overtreden. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat de man anders is behandeld omdat zijn vrouw een niet-Nederlandse afstamming heeft en de man hierdoor nadeel heeft geleden. De vraag of de vrouw verzekeringsplichtig was kan het College niet beantwoorden. Deze vraag gaat over de wettelijke status van het verblijf van de vrouw en de rechten en verplichten die hiermee samenhangen. Over dit onderwerp is het College niet bevoegd een oordeel te geven.

Oordeel

Belastingdienst Toeslagen heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens de man op grond van de nationale afstamming (ras) van zijn echtgenote. Het College is onbevoegd om te oordelen of Belastingdienst Toeslagen verboden onderscheid heeft gemaakt jegens de man op grond van de staatrechtelijke nationaliteit van zijn echtgenote.




Oordeel
2021-133



Datum: 8 november 2021

Dossiernummer: 2021-0020



Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….] ([….]), verzoeker

tegen

Belastingdienst Toeslagen / Kantoor Utrecht (Ministerie van Financiën)

gevestigd te Utrecht, verweerder



1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerder verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt bij de beoordeling van zijn recht op zorgtoeslag.



2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • het verzoekschrift van 18 januari 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • de e-mail van verzoeker van 5 juni 2021, en;
  • het verweerschrift van 3 augustus 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2021. Partijen zijn verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door [….], die werd vergezeld door [….] en [….].



3 Feiten


3.1 Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit en vraagt op 2 april 2015 via een tussenpersoon zorgtoeslag aan. Vanaf dat moment ontvangt hij jaarlijks een zorgtoeslag. Op 21 april 2017 trouwt verzoeker in de Filipijnen. Zijn vrouw heeft de Filipijnse nationaliteit. In september 2017 besluit het echtpaar zich volledig in Nederland te vestigen. Ze vragen in deze maand een verblijfsvergunning voor de echtgenote van verzoeker aan en schrijven zich bij de gemeente in de Basisregistratie Personen in. De Filipijnse huwelijksakte wordt in juni 2018 omgezet naar een Nederlandse huwelijksakte en in de Basisregistratie Personen geregistreerd.

3.2 Op 10 juli 2018 ontvangt verzoeker een brief van verweerder waarin hij wordt gevraagd om het inkomen van zijn echtgenote door te geven, omdat haar inkomen relevant is voor de vraag of hij recht heeft op zorgtoeslag. Verzoeker geeft het inkomen van zijn vrouw door. Enkele dagen later, op 17 juli 2018, ontvangt verzoeker een brief van verweerder waarin staat dat zijn zorgtoeslag wordt ingetrokken omdat zijn echtgenote in het jaar 2017 geen zorgverzekering had. Het voorschot dat verzoeker voor het jaar 2017 heeft ontvangen moet hij om die reden gedeeltelijk terugbetalen. Verzoeker gaat tegen dit besluit in bezwaar en, nadat dit bezwaar is afgewezen, in beroep en hoger beroep. Op 25 maart 2020 wordt het hoger beroep van verzoeker ongegrond verklaard.


4 Standpunt verzoeker


4.1 Verzoeker stelt dat hij door verweerder ongelijk is behandeld op grond van de Filipijnse afkomst van zijn echtgenote. Verzoeker denkt dat de Filipijnse nationaliteit van zijn echtgenote mogelijk is opgenomen in het risico-classificatiemodel dat ook is gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen voor de kinderopvangtoeslag en dat zijn aanvraag voor de zorgtoeslag om die reden aanvullend is gecontroleerd.

4.2 Verzoeker stelt verder dat zijn echtgenote niet verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten in Nederland en dat dit, terwijl zij in afwachting was van de beoordeling van de aanvraag van haar verblijfsvergunning, ook niet kon. Verweerder legt volgens verzoeker de wetgeving op dit punt verkeerd uit. Volgens verzoeker is zijn zorgtoeslag, die hij gebruikt voor het betalen van de kosten van zijn eigen zorgverzekering, daarom ten onrechte ingetrokken.


5 Standpunt verweerder


5.1 Verweerder stelt dat het risico-classificatiemodel, zoals dat werd gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen voor de kinderopvangtoeslag, niet is gebruikt bij de beoordeling van de aanvragen voor de zorgtoeslag.

5.2 Verweerder stelt verder dat de zorgtoeslag van verzoeker is ingetrokken, omdat op grond van de toen geldende wet- en regelgeving een persoon alleen zorgtoeslag kon ontvangen als zowel de persoon zelf als de toeslagpartner een zorgverzekering heeft. Dit vereiste geldt ongeacht de nationaliteit van de toeslagpartner. De echtgenote van verzoeker had volgens verweerder (tijdelijk) rechtmatig verblijf en was daarom verplicht om deze periode een zorgverzekering af te sluiten. De zorgverzekeraars waren wettelijk verplicht om haar als verzekerde te accepteren.


6 Beoordeling


Mag het College het verzoek beoordelen?

6.1 Verzoeker wil feitelijk een antwoord op twee vragen. De eerste vraag is of door verweerder onderscheid op grond van ras is gemaakt door hem vanwege de afkomst van zijn vrouw extra te controleren en de tweede vraag is of hij op grond van de afkomst van zijn vrouw is benadeeld doordat verweerder relevante wet- en regelgeving verkeerd heeft geïnterpreteerd of toegepast. Het College gaat hieronder als eerste in op zijn bevoegdheid om die eerste vraag te beantwoorden. De tweede vraag komt aan de orde onder 6.12 tot en met 6.14.

6.2 Verweerder heeft het College gevraagd te onderzoeken of het College bevoegd is om de zaak te behandelen. Ter onderbouwing van deze vraag voert verweerder aan dat hij geen beleidsvrijheid heeft. Als wordt vastgesteld dat er geen recht bestaat op zorgtoeslag is verweerder wettelijk gebonden de zorgtoeslag in te trekken.

6.3 Het College overweegt dat het verstrekken van zorgtoeslag, inclusief de controle die plaatsvindt op de aanvragen, onder het begrip ‘sociale bescherming’ valt. Onderscheid op grond van ras door de overheid bij de sociale bescherming is in beginsel verboden (artikel 7a van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) in samenhang met artikel 1 van deze wet). Dat verweerder, zoals hij stelt, geen beleidsruimte heeft op het moment dat wordt vastgesteld dat er geen aanspraak bestaat op zorgtoeslag, maakt dit niet anders (zie ook het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens van 2 augustus 2016 met het kenmerk 2016-84). In dit verband acht het College relevant dat verzoekers discriminatieklacht weliswaar ziet op het besluit over de aanspraak op zorgtoeslag, maar in wezen betrekking heeft op de feitelijke handelingen die vooraf zijn gegaan aan dit besluit, namelijk de selectie van personen voor een nadere feitencontrole. Het College acht zich bevoegd dit feitelijk handelen te beoordelen.

6.4 Het College legt het begrip ras, overeenkomstig de definitie in onder meer het Internationaal Verdrag inzake uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie, ruim uit. Het omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (Kamerstukken II 1990/91, 22 014, nr. 3, p. 13). Verzoeker stelt dat hij ongelijk is behandeld in verband met de Filipijnse afkomst van zijn echtgenote. Artikel 12, tweede lid, AWGB, bepaalt dat een verzoek om een oordeel kan worden ingediend door degene die meent dat in zijn nadeel onderscheid wordt gemaakt, als bedoeld in de AWGB. Ook als een persoon niet wordt benadeeld vanwege zijn eigen afkomst, maar ongunstiger wordt behandeld vanwege een persoonskenmerk, in dit geval de afkomst van een persoon met wie een nauwe band bestaat, te weten: zijn echtgenote, kan een persoon worden ontvangen in zijn of haar verzoek (vergelijk Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen, thans Hof van Justitie van de Europese Unie, 17 juli 2008, zaak C-303/06, ECLI:EU:C:2008:415 (Coleman).

6.5 Het College oordeelt daarom dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek om een oordeel of hij op grond van de nationale afstamming van zijn echtgenote ongelijk is behandeld bij de verwerking van zijn zorgtoeslag voor het jaar 2017 en zo ja, of verweerder in dat geval verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.


Heeft er een (nadelige) aanvullende controle plaatsgevonden?

6.6 Het is aan verzoeker om feiten en omstandigheden aan te voeren die kunnen leiden tot het vermoeden dat er op grond van de nationale afkomst van zijn echtgenote in zijn nadeel onderscheid is gemaakt. Lukt hem dit, dan is het aan verweerder om te bewijzen dat zij niet in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving heeft gehandeld (artikel 10 AWGB).

6.7 Het College oordeelt dat er geen omstandigheden of feiten zijn aangevoerd die kunnen doen vermoeden dat verweerder verzoeker aanvullend heeft gecontroleerd in verband met de nationale afstamming van zijn echtgenote en dat een dergelijke controle tot nadeel voor verzoeker heeft geleid. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.

6.8 Verzoeker heeft gesteld dat bij de controle op de toekenning van zijn zorgtoeslag waarschijnlijk hetzelfde risico-classificatiemodel is gehanteerd dat de verweerder ook hanteerde bij de toekenning van kinderopvangtoeslagen. Uit een onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens is gebleken dat binnen dit risico-classificatiemodel het hebben van een buitenlandse nationaliteit door een toeslagpartner als risicofactor werd aangemerkt. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het gebruik van het risico-classificatiemodel op dit punt als discriminerend beoordeeld (Autoriteit Persoonsgegevens, Belastingdienst/Toeslagen: De verwerking van de nationaliteit van aanvragers van kinderopvangtoeslag, onderzoeksrapport z2018-22445, Den Haag 16 juli 2020).

6.9 Verweerder heeft toegelicht dat het risico-classificatiemodel alleen bij de kinderopvangtoeslag is gebruikt en niet bij andere toeslagen. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat bij het verstrekken van zorgtoeslag altijd gecontroleerd wordt of de toeslagpartner een zorgverzekering heeft. Bij het grootste gedeelte van de zorgtoeslagen gaat dit via een automatisch systeem. De gegevens uit dit systeem worden periodiek vergeleken met de gegevens uit Vektis, waarin staat geregistreerd of iemand een zorgverzekering heeft. Blijkt uit Vektis dat iemand, of iemands toeslagpartner, geen zorgverzekering heeft, dan wordt de zorgtoeslag automatisch ingetrokken. Er kan alleen een automatische beoordeling plaatsvinden als het systeem alle relevante gegevens heeft. In het geval van verzoeker ontbraken in het automatische systeem gegevens over de woonplaats van de echtgenote van verzoeker in de periode tussen de datum van haar huwelijk met verzoeker en de datum waarop zij werd ingeschreven in de Basisregistratie Personen (21 april 2017 tot 26 september 2017). De verwerking van de zorgtoeslag is toen handmatig verder afgewikkeld. Deze handelwijze vindt ook plaats bij andere toeslagen als er gegevens ontbreken of tegenstrijdige gegevens in het systeem staan. Bij de handmatige controle werd duidelijk dat de echtgenote van verzoeker geen zorgverzekering had, waarop de zorgtoeslag van verzoeker is stopgezet/ingetrokken. Hadden de gegevens over de verblijfplaats van de echtgenote van verzoeker wel in het systeem gestaan, dan was de zorgtoeslag van verzoeker ook ingetrokken, maar op een ander moment; namelijk het moment waarop de automatische controle plaatsvond met Vektis.

6.10 Verzoeker heeft ter zitting aangegeven niet aan de uitleg van verweerder in deze te twijfelen. Ook het College heeft geen aanleiding om de verstrekte toelichting in twijfel te trekken. Er zijn daarmee geen aanwijzingen dat personen die een relatie hebben met mensen van een niet-Nederlandse afstamming bij het verstrekken van de zorgtoeslag direct, dan wel indirect, anders zijn behandeld en dat deze groep hiervan nadeel ondervindt.

6.11 Het College heeft derhalve geen feiten kunnen vaststellen die het vermoeden van onderscheid op grond van nationale afstamming vestigen en oordeelt daarom dat er geen verboden (indirect) onderscheid op grond van ras (nationale afstamming) heeft plaatsgevonden.


Past verweerder de wet verkeerd toe?

6.12 Het College oordeelt dat het niet bevoegd is om een oordeel te geven over de vraag of de wet op de juiste manier door verweerder wordt gelezen en toegepast.

6.13 Zoals bij punt 6.3 en 6.4 is toegelicht is onderscheid op grond van ras door de overheid bij de sociale bescherming in beginsel verboden en legt het College het begrip ras daarbij ruim uit. Het omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming. Onderscheid bij de sociale bescherming dat op een andere grondslag plaatsvindt, valt buiten de bevoegdheid van het College om over te oordelen. Dit is onder meer het geval als er sprake is van verschillen in behandeling op grond van nationaliteit in staatskundige zin. Van nationaliteit in staatskundige zin is sprake als het gaat om de wettelijke rechten en plichten die het hebben van een bepaalde nationaliteit met zich meebrengt.

6.14 Verzoeker vraagt aan het College om te oordelen of verweerder zich op het standpunt mag stellen dat zijn echtgenote verplicht was om zich te verzekeren op grond van de Wet op de zorgtoeslag, de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen, de Zorgverzekeringswet en de Vreemdelingenwet 2000. Bij het beantwoorden van deze vraag gaat het niet over mogelijk nadelige behandeling van verzoeker op grond van nationale afstamming van zijn echtgenote, maar over de wettelijke status van het verblijf van zijn echtgenote en de wettelijke rechten en verplichtingen die hiermee samenhangen. Dit betreft een oordeel over de gevolgen van de staatsrechtelijke nationaliteit van de echtgenote van verzoeker. Het College is niet bevoegd om hierover een oordeel te vellen. Voor het beantwoorden van deze vraag is de bestuursrechter bevoegd.


7 Oordeel


Belastingdienst Toeslagen / Kantoor Utrecht (Ministerie van Financiën) heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [….] op grond van de nationale afstamming (ras) van zijn echtgenote. Het College is onbevoegd om te oordelen of Belastingdienst Toeslagen / Kantoor Utrecht (Ministerie van Financiën) verboden onderscheid heeft gemaakt jegens [….] op grond van de staatrechtelijke nationaliteit van zijn echtgenote.


Aldus gegeven te Utrecht op 8 november 2021 door mr. dr. J.P. Loof, voorzitter, prof. dr. Y.M. Donders en prof. dr. J. Morijn, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. A. Schoffelen, secretaris.


mr. dr. J.P. Loof

mr. A. Schoffelen

Samenvatting oordeel