Thomas Thor Associates B.V. maakte geen verboden onderscheid bij de bescherming van een sollicitant tegen discriminatie van de opdrachtgever.

Thomas Thor Associates B.V. maakte geen verboden onderscheid bij de bescherming van een sollicitant tegen discriminatie van de opdrachtgever.

Oordeelnummer 2021-136
Datum: 22-11-2021
Trefwoord: Arbeidsbemiddeling Sollicitatie Uitzendarbeid Bedrijfsleven Nationaliteit Behandeling bij de vervulling van een openstaande betrekking Beëindiging van arbeidsverhouding Aangaan arbeidsverhouding
Discriminatiegrond: Nationaliteit
Terrein: Arbeid - Arbeidsbemiddeling

Situatie

Een man met de Russische nationaliteit werd via LinkedIn benaderd door een recruiter van uitzendbureau Thomas Thor. De recruiter was op zoek naar kandidaten voor een functie bij Urenco, een bedrijf dat zich bezig houdt met de verrijking van uranium (hierna: de opdrachtgever). Nadat de man de eerste stappen in de sollicitatieprocedure had doorlopen, liet de recruiter weten dat zijn Russische nationaliteit mogelijk in de weg kon staan van het vervullen van de functie. De man diende hierop een discriminatieklacht in. De man vindt dat Thomas Thor hem heeft gediscrimineerd op grond van nationaliteit door hem niet te beschermen tegen discriminatie door de opdrachtgever.

 

Beoordeling

Het is verboden om onderscheid op grond van nationaliteit te maken bij de arbeidsbemiddeling. Vast is komen te staan dat de recruiter de man heeft voorgedragen aan de opdrachtgever, maar dat de opdrachtgever heeft besloten om de man af te wijzen vanwege zijn nationaliteit. Hoewel deze beslissing niet bij Thomas Thor lag, rust op uitzendbureaus de zorgplicht om zich in te spannen dat opdrachtgevers zich van discriminatie onthouden. Als uitzendbureaus niet aan deze zorgplicht voldoen, handelen zij daarmee in strijd met de wetgeving gelijke behandeling. Het College stelt vast dat Thomas Thor navraag heeft gedaan bij de opdrachtgever naar de reden om de man af te wijzen. De opdrachtgever heeft uitgelegd dat internationale verdragsbepalingen het onmogelijk maken dat onderdanen van bepaalde staten, waaronder Rusland, toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie van de opdrachtgever. Daarom zou de man volgens de opdrachtgever de functie niet kunnen vervullen. Gelet op de toelichting en de verdragsbepalingen waaraan de opdrachtgever is onderworpen, oordeelt het College dat Thomas Thor terecht concludeerde dat de reden van de opdrachtgever om de sollicitatieprocedure met de man stop te zetten, legitiem was en dat geen actie noodzakelijk was ter bescherming van de man tegen discriminatie. Het College is van oordeel dat Thomas Thor heeft voldaan aan de zorgplicht die uit de wetgeving gelijke behandeling voortvloeit.

 

Oordeel

Thomas Thor Associates B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van nationaliteit gemaakt jegens de man.


Oordeel

2021-136

Datum: 22 november 2021

Dossiernummer: 2020-0150

 

Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoeker

tegen

Thomas Thor Associates B.V.,

gevestigd te Amsterdam, verweerster

 

1     Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt bij de arbeidsbemiddeling door hem onvoldoende te beschermen tegen discriminatie door de opdrachtgever.

 

2     Verloop van de procedure

2.1       Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 20 april 2020, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mails van verzoeker van 11 en 25 mei 2020;
  • verweerschrift van 5 november 2020.

2.2       Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2021. Verzoeker heeft de zitting via een videoverbinding bijgewoond. Verweerster werd vertegenwoordigd door T. Kodryzcki, advocaat te Amsterdam. Hij werd vergezeld door [….], general counsel, [….], legal counsel, en [….], project director.

2.3       Verzoeker heeft het College tevens een oordeel gevraagd over het handelen van de opdrachtgever, Urenco Limited. Het College heeft beide zaken gevoegd ter zitting behandeld. In de zaak tegen de opdrachtgever heeft het College op dezelfde datum oordeel 2021-137 uitgesproken.

 

3     Feiten

3.1       Verzoeker heeft de Russische nationaliteit. Verweerster is een uitzendbureau. Op 13 december 2019 heeft verweerster de opdracht gekregen om kandidaten te werven voor de functie ‘Head of Medical Isotopes’ voor de vennootschap Urenco Limited, die is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Urenco is een internationaal opererend bedrijf dat zich bezig houdt met de verrijking van uranium. Zij is opgericht bij het Verdrag van Almelo, Trb. 1970, 41.

3.2       Op 7 februari 2020 benaderde een recruiter van verweerster verzoeker via LinkedIn over de functie. Verzoeker was op dat moment in Nederland woonachtig. Verzoeker heeft vervolgens zijn curriculum vitae toegestuurd en desgevraagd een Self-Assessment Questionnaire (SAQ) ingevuld als volgende stap in werving- en selectieprocedure.

3.3       Op 20 maart 2020 hebben verzoeker en de recruiter gesproken over de Russische nationaliteit van verzoeker en de mogelijke gevolgen hiervan voor het al dan niet kunnen vervullen van de functie. Op 24 maart 2020 heeft verzoeker per brief een klacht ingediend over discriminatie op grond van nationaliteit. Daarna volgt een mailwisseling tussen partijen over de klacht.

 

4     Standpunt verzoeker

Verweerster heeft verboden onderscheid op grond van nationaliteit gemaakt bij de arbeidsbemiddeling. Verzoeker is immers afgewezen vanwege zijn Russische nationaliteit. Verweerster heeft daarbij niet conform de gelijkebehandelingswetgeving gehandeld.

 

5    Standpunt verweerster

Verweerster stelt dat zij geen verboden onderscheid heeft gemaakt. Zij hanteerde bij de werving geen nationaliteitsvereisten, zij heeft verzoeker dan ook op de longlist geplaatst. Het was de opdrachtgever die de beslissing nam om de procedure niet voort te zetten. Verweerster achtte dit een legitieme reden nu het in overeenstemming is met verdragsbepalingen waarin eisen worden gesteld aan de nationaliteit van medewerkers van de opdrachtgever.

 

6     Beoordeling

6.1       Het is verboden om onderscheid op grond van nationaliteit te maken bij de arbeidsbemiddeling (artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel b, AWGB). Volgens de AWGB wordt onder onderscheid verstaan: direct en indirect onderscheid. Van direct onderscheid is sprake indien een persoon op grond van zijn nationaliteit op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld. Van indirect onderscheid is sprake indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde nationaliteit in vergelijking met andere personen bijzonder treft.

6.2       Het College stelt vast dat partijen elkaar tegenspreken over de vraag of verzoeker zelf heeft besloten om zich uit de sollicitatieprocedure terug te trekken, of dat hij is afgewezen. Vast staat dat verweerster verzoeker op de longlist van kandidaten heeft geplaatst en hem aan de opdrachtgever heeft voorgedragen. Vast staat ook dat de opdrachtgever vervolgens heeft aangegeven dat de Russische nationaliteit van verzoeker (mogelijk) problematisch was. Het College stelt vast op basis van de stukken en de verklaringen van verweerster en de opdrachtgever ter zitting, dat de opdrachtgever daarna de beslissing heeft genomen om verzoeker niet op de shortlist te plaatsen en daarmee om hem af te wijzen voor de functie vanwege zijn nationaliteit.

6.3       Hoewel vast is komen te staan dat de beslissing om verzoeker af te wijzen bij de opdrachtgever lag, is het vaste oordelenlijn van het College dat uitzendbureaus geen gehoor mogen geven aan discriminatoire wensen van een opdrachtgever. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid om niet in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving te handelen. Ook in geval van uitzendrelaties waarbij een ander beslist of een uitzendkracht al dan niet zal worden aangenomen, rust op uitzendbureaus de zorgplicht om zich in te spannen dat opdrachtgevers zich jegens de tewerkgestelde uitzendkrachten van verboden onderscheid onthouden. Als zij niet aan deze zorgplicht voldoen, handelen zij daarmee in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving.

6.4       Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij met de opdrachtgever in overleg is getreden over de nationaliteit van verzoeker en de reden waarom dit in de weg stond aan vervulling van de functie. Zij heeft vervolgens nader onderzoek door en terugkoppeling van de opdrachtgever afgewacht. Het College overweegt dat verweerster, door bij de opdrachtgever navraag te doen naar de reden om verzoeker niet op de shortlist op te nemen, heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht als uitzendbureau. De opdrachtgever heeft aan verweerster teruggekoppeld dat zij niet verder kon met verzoeker omdat uit het verdrag van Almelo en het verdrag van Cardiff (Trb. 2005, 226, artikel 1 sub c bijlage II bij dat Verdrag) volgt dat niet-onderdanen van de verdragsluitende staten geen toegang mogen krijgen tot vertrouwelijke informatie van Urenco. Nu de medewerker bij de uitoefening van de functie waarnaar verzoeker solliciteerde, toegang nodig heeft tot vertrouwelijke informatie, zou verzoeker die functie niet zonder meer kunnen vervullen. Het College is van oordeel dat verweerster, gelet op de door de opdrachtgever genoemde verdragsbepalingen en gezien de bijzondere status van de opdrachtgever die is onderworpen aan internationale verdragen, mocht concluderen dat de reden van verweerster om de sollicitatieprocedure met verzoeker stop te zetten, legitiem was. Zij mocht op basis van de informatie die de opdrachtgever aan haar heeft verschaft, de conclusie verbinden dat vanuit haar kant geen actie noodzakelijk was ter bescherming van verzoekster tegen discriminatie op grond van nationaliteit. Verweerster heeft naar oordeel van het College dan ook voldaan aan haar zorgplicht jegens verzoeker.

6.5       Het College oordeelt daarom dat verweerster geen verboden onderscheid heeft gemaakt jegens verzoeker op grond van nationaliteit.

 

7     Oordeel

Thomas Thor Associates B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van nationaliteit gemaakt jegens [….].

Aldus gegeven te Utrecht op 22 november 2021 door mr. G.M. Lieuw LL.M, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Rovere Flores, secretaris.

 

mr. G.M. Lieuw LL.M                     mr. G.E. Rovere Flores

                                                  namens deze

                                                  mr. B.H.M. Werker  

Samenvatting oordeel