Het College kan een discriminatieklacht van een vrouw niet behandelen omdat de rechter zich hierover al heeft uitgesproken.

Het College kan een discriminatieklacht van een vrouw niet behandelen omdat de rechter zich hierover al heeft uitgesproken.

Oordeelnummer 2021-153
Datum: 21-12-2021
Trefwoord: Beëindiging van arbeidsverhouding Zwangerschapsverlof Geslacht Ontvankelijkheid Gedetacheerde werknemers Uitzendarbeid Zwangerschap
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Arbeid - Aangaan en beëindiging arbeidsrelatie
Situatie

Een vrouw sluit op 1 december 2020 een uitzendovereenkomst met Timing Flexwerken B.V. Zij werkt als uitzendkracht voor een transport- en expeditiebedrijf, Bleckmann B.V. De vrouw hoort medio december 2020 dat zij zwanger is. Op 15 januari 2021 bericht Timing de vrouw dat Bleckmann B.V. de inlening met haar beëindigt. Ook zegt Timing dat de uitzendovereenkomst niet wordt verlengd. Volgens de vrouw is sprake van zwangerschapsdiscriminatie. Timing voert aan dat het College de klacht niet kan beoordelen omdat de rechter dit al heeft gedaan. Daarnaast betwist Timing dat zij de vrouw heeft gediscrimineerd.


Beoordeling

Het College beoordeelt eerst het ontvankelijkheidsverweer van Timing. De vrouw heeft een vordering ingediend bij de rechtbank Amsterdam jegens Timing. De rechter heeft haar vordering op 28 mei 2021 afgewezen. In de uitspraak overweegt de rechter het volgende ten aanzien van de discriminatieklacht van de vrouw: “Voor zover de gevorderde billijke vergoeding is gebaseerd op discriminatie is de kantonrechter van oordeel dat de vrouw haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd.”

Het College stelt vast dat deze overweging niet inzichtelijk maakt op welke wijze de rechter de discriminatieklacht van de vrouw heeft beoordeeld, en welke feiten daarbij zijn meegewogen. Maar Timing stelt onbetwist dat tijdens de rechterlijke procedure zowel in de processtukken als ter zitting uitgebreid is ingegaan op de discriminatieklacht. Het College gaat er daarom vanuit dat de rechter de discriminatieklacht van de vrouw inhoudelijk heeft beoordeeld. Bij het College ligt geen andere klacht voor. Ook zijn aan het College geen andere feiten voorgelegd. Nu de rechter al een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de vraag of Timing in strijd heeft gehandeld met het discriminatieverbod bestaat er geen ruimte voor het College om zich nogmaals over dezelfde vraag te buigen. Dat is voorbehouden aan de rechter in hoger beroep. Een andere zienswijze zou op gespannen voet komen te staan met het beginsel van de rechtszekerheid. Het College kan de vrouw daarom niet ontvangen in haar discriminatieklacht over het handelen van Timing.


Oordeel

Een vrouw is niet ontvankelijk in haar verzoek om een oordeel over het handelen van Timing Flexwerken B.V.


Oordeel

2021-153

Datum: 21 december 2021

Dossiernummer: 2021-0455


Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Timing Flexwerken B.V.

gevestigd te Amsterdam, verweerster


1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens haar verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door de uitzendovereenkomst niet te verlengen.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 9 maart 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mail van verzoekster van 12 mei 2021;
  • e-mail van verzoekster van 8 juni 2021;
  • verweerschrift van 27 augustus 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2021. Partijen zijn verschenen. Voor verzoekster was E.Y. Belyaeva, tolk Russisch-Nederlands, aanwezig. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], bedrijfsjurist, die werd vergezeld door [. . . .], teamleider, en [. . . .], manager juridische zaken.

2.3 Het College heeft de zaak ter zitting gevoegd behandeld met een verzoek van verzoekster over het handelen van het Bleckmann Nederland B.V. In die zaak heeft het College op gelijke datum oordeel 2021-154 uitgebracht.


3 Feiten

Verzoekster en verweerster sluiten op 30 november 2020 voor vier weken een Fase A uitzendovereenkomst. De uitzendovereenkomst wordt eenmalig stilzwijgend verlengd met vier weken, tot 24 januari 2021. Verzoekster gaat als magazijnmedewerker werken bij een transport- en expeditiebedrijf (hierna: de inlener). In december 2020 verneemt verzoekster van een arts dat zij zwanger is. Op 15 januari 2021 laat verweerster verzoekster weten dat de inlener de inlening met haar heeft beëindigd. Verweerster bericht ook dat de uitzendovereenkomst, na afloop ervan, niet wordt verlengd.


4 Standpunt verzoekster

Verweerster heeft verzoekster gediscrimineerd op grond van geslacht door de uitzendovereenkomst niet te verlengen nadat de inlener de inlening heeft beëindigd. De beëindiging van de inlening hield verband met haar zwangerschap.


5 Standpunt verweerster

Verweerster stelt dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek om een oordeel. Verzoekster heeft haar klacht gericht tegen Timing Uitzendteam B.V., die geen arbeidsrechtelijke relatie met verzoekster heeft gehad. Verzoekster is anderszins niet ontvankelijk omdat de rechter zich al over haar discriminatieklacht heeft uitgesproken. Indien het College meent dat het de zaak inhoudelijk kan beoordelen, dan geldt dat verweerster betwist dat de zwangerschap van verzoekster een reden was om haar uitzendovereenkomst niet te verlengen.


6 Beoordeling

Kan het College het verzoek beoordelen?

6.1 Verweerster voert aan dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek om een oordeel omdat zij niet verweerster maar Timing Uitzendteam B.V. als verwerende partij heeft aangemerkt. Het College overweegt als volgt. Verzoekster heeft in het verzoekschrift ‘Timing Schiphol’ als verweerster aangemerkt. Zij heeft haar detacheringsovereenkomst toegestuurd, waarin verweerster als werkgever staat vermeld. Derhalve is niet gebleken dat verzoekster haar klacht heeft gericht tegen de verkeerde rechtspersoon. Dat het College het verzoek om een oordeel in behandeling heeft genomen jegens Timing Uitzendteam B.V. valt verzoekster niet aan te rekenen. Wat hier ook van zij, deze kennelijke vergissing heeft verweerster geen enkel processueel nadeel opgeleverd. De brief van het College is naar het correspondentieadres gestuurd dat ook door verweerster wordt gebruikt en is tijdig bij de bedrijfsjurist van verweerster terecht gekomen. Ook was het hem van meet af aan duidelijk dat het verweerster was die als de verwerende partij moest worden aangemerkt en is alle verdere correspondentie met verweerster gevoerd. Het ontvankelijkheidsverweer kan daarom naar het oordeel van het College niet slagen.

6.2 Voorts voert verweerster aan dat het College de discriminatieklacht van verzoekster niet kan beoordelen, omdat de rechter zich hierover al heeft uitgesproken. Ook dit vat het College op als een ontvankelijkheidsverweer en overweegt hiertoe als volgt.

6.3 Op 15 maart 2021 heeft verzoekster zich tot de rechtbank Amsterdam gewend met een vordering jegens verweerster. Haar vordering komt er samengevat op neer dat zij na beëindiging van de detacheringsovereenkomst herplaatst had moeten worden en dat de onmiddellijke beëindiging van het dienstverband vanwege beëindiging van de opdracht niet rechtsgeldig is, zodat het loon, en wettelijke rente (door)betaald moeten worden. De rechter heeft op 28 mei 2021 (zaaknummer 9091023 EA VERZ 21-175) uitspraak gedaan en de vordering van verzoekster afgewezen. De rechter overweegt ten aanzien van de door verzoekster gestelde discriminatie: “Voor zover de gevorderde billijke vergoeding is gebaseerd op discriminatie is de kantonrechter van oordeel dat (verzoekster) haar stellingen op dit punt, mede in het licht van het voorgaande, onvoldoende heeft onderbouwd.”

6.4 Het College overweegt dat de rechterlijke uitspraak niet inzichtelijk maakt op welke wijze de klacht van verzoekster over zwangerschapsdiscriminatie is beoordeeld, en welke feiten hieraan ten grondslag hebben gelegen. Het College stelt echter vast dat beide partijen tijdens de rechterlijke procedure uitgebreid zijn ingegaan op de discriminatieklacht in de onderliggende processtukken. Verweerster heeft dit onbetwist gesteld in de procedure bij het College. Ook staat als onbetwist tussen partijen vast dat ter zitting bij de rechter uitgebreid is gesproken over verzoeksters discriminatieklacht. Daarom gaat het College ervan uit dat de rechter de klacht van verzoekster over zwangerschapsdiscriminatie inhoudelijk op alle merites heeft beoordeeld.

6.5 Op grond van het voorgaande oordeelt het College dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek om een oordeel. Bij het College ligt geen andere discriminatieklacht voor dan die aan de rechter is voorgelegd. Evenmin zijn bij het College andere feiten ingebracht dan bij de rechter. Nu de rechter een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de vraag of verweerster in strijd heeft gehandeld met het discriminatieverbod bestaat er geen ruimte voor het College om zich nogmaals over dezelfde vraag te buigen. Dat is voorbehouden aan de rechter in hoger beroep. Een andere zienswijze zou op gespannen voet komen te staan met het beginsel van de rechtszekerheid. Het College komt derhalve niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de vraag of verweerster in strijd heeft gehandeld met de gelijkebehandelingswetgeving.


7 Oordeel

[. . . .] is niet ontvankelijk in haar verzoek om een oordeel over het handelen van Timing Flexwerken B.V.

Aldus gegeven te Utrecht op 21 december 2021 door mr. M. Chébti LL.M., voorzitter, mr. dr. G.N. Cornelisse en mr. dr. K.M. de Vries, in en tegenwoordigheid van mr. S.B. Hester, secretaris.

mr. M. Chébti LL.M. mr. S.B. Hester

Samenvatting oordeel