Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V. discrimineerde een man met PTSS niet door hem de toegang tot het ziekenhuis te ontzeggen omdat hij geen mondkapje droeg.

Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V. discrimineerde een man met PTSS niet door hem de toegang tot het ziekenhuis te ontzeggen omdat hij geen mondkapje droeg.

Oordeelnummer 2021-155
Datum: 23-12-2021
Trefwoord: Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Aanbieden goederen en diensten Gezondheidszorg Veiligheid Toegankelijkheid Handicap of chronische ziekte Veiligheidsverweer Chronische ziekte Doeltreffende aanpassing
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie

Een man heeft op 18 januari 2021 een medische afspraak in het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis (ADRZ). Op dat moment is de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm) van kracht. In de Trm zijn bepalingen opgenomen over het dragen van een mondkapje. In deze periode hanteert ADRZ als huisregel dat iedereen in het ziekenhuis een mondkapje draagt. Als een patiënt dit om medische redenen niet kan, dan moet deze voorafgaand aan het ziekenhuisbezoek om vrijstelling vragen. Het is de behandelend arts die hierop beslist.

De man vraagt op 18 januari 2021 aan ADRZ om het ziekenhuis binnen te mogen gaan zonder mondkapje. Hij geeft aan dat hij dit om medische redenen niet kan dragen, waarbij hij een van de website van de Rijksoverheid gedownload uitzonderingspasje laat zien. ADRZ laat de man niet naar binnen zonder mondkapje. De man maakt daarop een nieuwe afspraak. Voorafgaand aan de afspraak vraagt hij om vrijgesteld te worden van de mondkapjesplicht. Zijn behandelend arts beslist negatief en zet de afspraak om naar een telefonisch consult. Naar aanleiding van dit consult verleent de arts de man wel vrijstelling. De medische zorg wordt door middel van ‘maatwerk’ verleend.

De man vindt dat ADRZ hem heeft gediscrimineerd door de uitzondering op de mondkapjesplicht strenger toe te passen dan is toegestaan op basis van de Trm. Het ziekenhuis betwist dat zij de man heeft gediscrimineerd.


Beoordeling

De man lijdt aan PTSS waardoor hij niet in staat is om een mondkapje te dragen. PTSS is een chronische ziekte.

Het ADRZ mag bij het aanbieden van medische zorg geen onderscheid maken op grond van handicap of chronische ziekte. Onder dit verbod valt ook de plicht om een doeltreffende aanpassing te verrichten, tenzij dit een onevenredige belasting vormt.

De vraag van de man aan ADRZ op 18 januari 2021, om bij wijze van uitzondering zonder mondkapje het ziekenhuis in te mogen gaan, is aan te merken als een verzoek om een doeltreffende aanpassing te verrichten. ADRZ weigert deze aanpassing te verrichten. Het College oordeelt dat geen sprake is van verboden onderscheid omdat ADRZ aannemelijk maakt dat deze aanpassing een onevenredige belasting vormt. De man had zijn arts niet vooraf geïnformeerd over de PTSS en de daarmee gepaard gaande beperkingen. Hij vertelde dit voor het eerst bij aankomst bij het ziekenhuis op 18 januari 2021, tegelijk met zijn verzoek om vrijgesteld te worden van de mondkapjesplicht. Hierdoor was ADRZ niet in staat om de vrijstellingsprocedure te volgen. ADRZ maakt het belang van deze procedure duidelijk omdat dit de arts niet alleen in staat stelt om te beoordelen of vrijstelling wordt verleend, maar ook om te onderzoeken hoe de zorg dan op de meest veilige manier kan worden geboden. Dit is voor ADRZ in het bijzonder relevant omdat het in het ziekenhuisgebouw niet overal mogelijk is om anderhalve meter afstand te houden. Van belang is dat de man geen spoedeisende zorgvraag had. ADRZ heeft ook verklaard dat zij altijd spoedeisende zorg zal bieden. In het ziekenhuis verblijven zieke en kwetsbare patiënten. ADRZ maakt aannemelijk dat het niet dragen van een mondkapje een gevaar oplevert voor deze kwetsbare groep. Dat geldt ook voor de plicht van ADRZ om haar personeel een veilige werkomgeving te bieden. Het College is van oordeel dat het belang van ADRZ om te zorgen voor de meest veilige zorgomgeving in deze situatie zwaarder weegt dan het belang van de man om op dat moment zonder mondkapje in het ziekenhuis te mogen komen.

De man maakt op 18 januari 2021 een nieuwe medische afspraak en vraagt daarbij tijdig om vrijstelling van de mondkapjesplicht. Vast staat dat de arts dit niet verleent en de afspraak omzet naar een telefonisch consult. Dit leidt niet tot verboden onderscheid. Van doorslaggevend belang is dat de man, naar het oordeel van het College, de arts niet duidelijk genoeg heeft geïnformeerd over de PTSS en de daarmee gepaard gaande beperking om een mondkapje te dragen. Na het telefonisch consult krijgt de man wel vrijstelling van de mondkapjesplicht. Daarbij wordt de man zorg door middel van maatwerk geboden. Hij krijgt een bloedafnamekit thuisgestuurd voor het bloedprikken en wordt zijn ziekenhuisbezoek buiten de reguliere spreektijden ingepland. Hij hoeft tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis geen mondkapje te dragen. Het College stelt vast dat ADRZ hiermee een doeltreffende aanpassing heeft verricht voor de man die tegemoet komt aan zijn beperking.

Het College overweegt nog het volgende. De man vindt dat ADRZ in strijd heeft gehandeld met de Trm. Of dit zo is kan niet worden beoordeeld omdat het niet aan het College is om aan de Trm te toetsen. Wel wijst het College erop dat in de Trm een speciale bepaling is opgenomen voor zorgaanbieders die ruimte biedt om af te wijken van de mondkapjesplicht. Die ruimte kan betekenen dat een zorgaanbieder soepeler omgaat met het verlenen van vrijstelling van de mondkapjesplicht, maar ook dat juist een strenger beleid wordt gevoerd.


Oordeel

Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens een man op grond van handicap of chronische ziekte.


Oordeel

2021-155

Datum: 23 december 2021

Dossiernummer: 2021-0104


Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoeker

tegen

Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V.

gevestigd te Goes, verweerster


1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door hem de toegang tot het ziekenhuis te hebben geweigerd omdat hij geen mondkapje droeg, waardoor aan hem geen medische zorg is verleend.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 19 februari 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mail van verzoeker van 30 april 2021;
  • e-mail van verzoeker van 31 augustus 2021;
  • verweerschrift van 1 oktober 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2021. Verweerster werd ter zitting vertegenwoordigd door mr. N.P.T. Mels van Rijen, advocaat te Middelburg, die werd vergezeld door [….], jurist bij verweerster. Verzoeker is niet ter zitting verschenen. In een daarop met verzoeker gevoerd telefoongesprek heeft hij toegelicht dat hij wegens ziekte niet naar de zitting is gekomen, en dat zijn partner dat die ochtend telefonisch aan het College heeft doorgegeven. Dit bericht heeft de voorzitter van de raadkamer of de secretaris niet bereikt. De voorzitter heeft bepaald om de zitting door te laten gaan en de kant van het verhaal van verweerster te horen. Daarbij is besloten om het zittingsverslag naar beide partijen toe te sturen, en verzoeker de gelegenheid te geven om hierop te reageren.

2.3 Op 21 oktober 2021 heeft het College het zittingsverslag naar partijen toegestuurd. Verzoeker heeft op 2 november 2021 hierop zijn reactie gegeven. Daarna heeft verweerster op 9 november 2021 haar zienswijze gegeven. Op 15 november 2021 heeft het College het onderzoek gesloten.


3 Feiten

Verzoeker heeft op 18 januari 2021 een afspraak in het ziekenhuis van verweerster. Hij vraagt verweerster om het ziekenhuis naar binnen te mogen gaan zonder mondkapje. Hij zegt dat hij dit om medische redenen niet kan dragen, waarbij hij het ‘uitzonderingspasje’ laat zien dat hij van de website van de Rijksoverheid heeft gedownload om aan te tonen dat iemand een beroep doet op de uitzondering op de verplichting tot het dragen van een mondkapje. Verweerster laat verzoeker niet tot het ziekenhuis toe. Er volgt een woordenwisseling waarna verzoeker vertrekt. Verzoeker maakt een nieuwe afspraak, die wordt ingepland op 22 februari 2021. Voorafgaand aan deze afspraak vraagt verzoeker om vrijstelling te krijgen van de mondkapjesplicht. De behandelend arts van verzoeker beslist dat dit niet wordt verleend. De afspraak van 22 februari 2021 vindt daarop telefonisch plaats. Naar aanleiding hiervan beslist de arts dat verzoeker vrijstelling krijgt van het dragen van een mondkapje en de medische zorg door middel van ‘maatwerk’ wordt verleend. Verzoeker ontvangt een bloedafnamekit thuis voor het bloedprikken. De afspraak in het ziekenhuis vindt plaats voorafgaand aan de reguliere spreekuurtijd.


4 Standpunt verzoeker

Verweerster heeft verzoeker gediscrimineerd op grond van zijn chronische ziekte door hem op 18 januari 2021 de toegang tot het ziekenhuis te hebben geweigerd omdat hij geen mondkapje droeg. Verweerster heeft de in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (hierna: Trm) opgenomen uitzonderingsregel op de mondkapjesplicht strenger toegepast dan is toegestaan. Verzoeker had toegelaten moeten worden omdat hij met zijn verklaring en het speciale Rijksoverheidspasje duidelijk had gemaakt dat hij om medische redenen geen mondkapje kan dragen. Op de website van verweerster stond geen informatie waaruit bleek dat verweerster een strenger uitzonderingsbeleid hanteerde dan de Rijksoverheid voor ogen heeft. Omdat verzoeker bij het ziekenhuis werd weggestuurd was hij genoodzaakt om een nieuwe afspraak te maken. Hij vroeg hierbij om vrijstelling van de mondkapjesplicht. Dit werd hem in eerste instantie onterecht weer geweigerd. Verzoeker heeft tot eind februari 2021 moeten wachten voordat hij weer toegang kreeg tot de medische zorg, en dat nog onder strikte voorwaarden.


5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist dat zij verzoeker heeft gediscrimineerd door hem niet zonder mondkapje het ziekenhuis binnen te hebben gelaten. Om veilige zorg te kunnen bieden moet iedereen in de openbare ruimtes van het ziekenhuis een mondkapje dragen. Als dit voor een patiënt om medische redenen niet mogelijk is, dan kan deze om vrijstelling vragen. Daarvoor moet voorafgaand aan de medische afspraak een e-mail worden gestuurd, waarna de behandelend arts dit beoordeelt. Vanaf 8 december 2020 maakt verweerster alle in verband met Covid-19 getroffen maatregelen, waaronder de uitzonderingsprocedure, via een ‘pop up’ op haar website kenbaar. Verzoeker wilde op 18 januari 2021 zonder mondkapje het ziekenhuis naar binnen gaan op basis van alleen zijn verklaring en vertoon van een pasje van de Rijksoverheid, dat iedereen kan downloaden. Dat is niet voldoende om in het ziekenhuis vrijstelling te krijgen van de mondkapjesplicht. Deze weigering is in lijn met de uitzonderingsregel in de Trm. In een vervolgtraject heeft verweerster aan verzoeker met maatwerk medische zorg geleverd. Hiermee is voor hem een doeltreffende aanpassing verricht in de zin van de wetgeving gelijke behandeling.


6 Beoordeling

Juridisch kader

6.1 Het is verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten, indien dit geschiedt door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van gezondheidszorg (artikel 5b, eerste lid, aanhef, en onderdeel c, Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) in samenhang met artikel 1 WGBH/CZ). Verweerster is bij het aanbieden van gezondheidszorg, waaronder het verlenen van de toegang tot het ziekenhuis valt, gehouden aan dit verbod.

6.2 Verzoeker lijdt aan PTSS. Dat is een chronische ziekte in de zin van de WGBH/CZ (vergelijk College voor de Rechten van de Mens 5 april 2018, 2018-32, overwegingen 5.3 en 5.4). Uit de verklaring van 18 februari 2021 van een GZ-psycholoog/EMDR therapeut volgt dat verzoeker, als gevolg van PTSS en daarmee gepaard gaande paniekaanvallen, momenteel geen mondkapje kan dragen. Het College stelt op basis hiervan vast dat het niet kunnen dragen van een mondkapje voortvloeit uit de beperkingen die verzoeker ondervindt vanwege zijn chronische ziekte. Verzoeker kan zodoende bescherming ontlenen aan de WGBH/CZ.

6.3 Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene tot wie dit verbod zich richt, gehouden is om naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ).

6.4 Het verbod van onderscheid geldt niet als het onderscheid noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid (artikel 3, eerste lid, aanhef, en onderdeel a, WGBH/CZ).

Maatregelen Covid-19

6.5 In verband met de bestrijding van het Covid-19 virus is op 1 december 2020 de Trm in werking getreden. In artikel 2a.1 Trm is bepaald dat personen van dertien jaar en ouder een mondkapje moeten dragen in publieke binnenruimten. In artikel 2a.4 Trm is neergelegd dat deze verplichting niet geldt voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen. In 2a.7 Trm staat dat de verplichtingen in hoofdstuk 2a (met betrekking tot het dragen van mondkapjes) niet gelden voor personen in zorglocaties.

Het weigeren van de toegang tot het ziekenhuis op 18 januari 2021

6.6 Het College stelt vast dat verzoeker op 18 januari 2021 aan verweerster heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing te verrichten. Hij vraagt om bij wijze van uitzondering zonder mondkapje het ziekenhuis binnen te mogen gaan voor zijn medische afspraak. Daarbij zegt hij dat hij om medische redenen geen mondkapje kan dragen en laat hij een uitzonderingspasje van de Rijksoverheid zien. Deze aanpassing is naar het oordeel van het College zowel geschikt als noodzakelijk, wat volgt uit de verklaring van de GZ-psycholoog/EMDR therapeut van 18 februari 2021. Vast staat dat verweerster de gevraagde aanpassing niet heeft verricht en verzoeker aan de mondkapjesplicht heeft gehouden.

6.7 De vraag is of verweerster hiermee jegens verzoeker verboden onderscheid heeft gemaakt in de zin van artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ. Uit dit wettelijk kader volgt dat een aanpassing niet hoeft te worden verricht als deze een onevenredige belasting vormt. De toets of dit zo is houdt een weging in van enerzijds de belangen van de gehandicapte of chronisch zieke bij deze aanpassing en anderzijds de belangen van de wederpartij (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 3, p. 28). Bij de vraag wat een onevenredige belasting vormt, gelden enkele duidelijke grenzen. Het kan niet zo zijn dat een aanpassing wordt gevergd wanneer, ondanks of dankzij de aanpassing, de veiligheid en de gezondheid van de gehandicapte of chronisch zieke zelf of van personen in zijn directe omgeving in gevaar zouden komen (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 3, p. 29).

6.8 Verweerster maakt naar het oordeel van het College voldoende duidelijk dat het verrichten van de door verzoeker gevraagde aanpassing voor haar een onevenredige belasting vormde om de hierboven genoemde veiligheidsreden. In het ziekenhuis verblijven zieke en kwetsbare patiënten. Het verrichten van de aanpassing levert een gevaar op voor deze kwetsbare groep. Ook moet verweerster haar personeel een veilige werkomgeving bieden. Verweerster laat hier terecht het belang van de patiënten en het personeel, om zonder gezondheidsrisico’s in het ziekenhuis te zijn, zwaarder wegen dan het belang van verzoeker om op 18 januari 2021 zonder mondkapje het ziekenhuis binnen te gaan voor zijn medische afspraak.

6.9 Daarbij staat voorop dat verzoeker op dat moment geen spoedeisende zorgvraag had. Hierover heeft verweerster ook verklaard dat zij spoedeisende patiënten altijd behandelt. Het College weegt verder mee dat verzoeker voor het eerst bij aankomst bij het ziekenhuis vroeg om vrijstelling van de mondkapjesplicht. Hij had zijn arts niet vooraf over zijn chronische ziekte en de daaruit voortvloeiende verhindering om een mondkapje te dragen ingelicht. Ook had hij niet vooraf om vrijstelling van de mondkapjesplicht gevraagd. Verzoeker heeft hierover opgemerkt dat hij niet wist dat hij vooraf om vrijstelling had moeten vragen en dat op de website van het ziekenhuis hierover geen informatie te vinden was. Dit wordt echter betwist door verweerster die verklaart dat vanaf 8 december 2020 alle Covid-19 maatregelen met een pop-up op haar website kenbaar werden gemaakt. Ook heeft verzoeker gesteld dat in de afspraakbevestiging die hij van het ziekenhuis ontving niet werd gewezen op de procedure om vooraf om vrijstelling te vragen van de mondkapjesplicht. Verweerster heeft gesteld dat dit komt omdat deze afspraakbevestiging was verstuurd geruime tijd voordat het mondkapjesbeleid is ingevoerd. Verweerster heeft ervoor gekozen om niet alle patiënten met wie al een afspraak stond opnieuw individueel te benaderen om hen op de hoogte te brengen van het mondkapjesbeleid en de uitzonderingsprocedure, maar heeft via de website en sociale media kanalen getracht iedereen zo goed mogelijk te informeren. Het College overweegt dat een individueel bericht aan patiënten met wie al een afspraak stond de situatie zoals die zich nu met verzoeker heeft voorgedaan had kunnen voorkomen. Echter, het gegeven dat patiënten met wie al een afspraak stond niet op individuele basis zijn geïnformeerd over de eventueel te volgen uitzonderingsprocedure voor het dragen van mondkapjes, maakt niet dat verweerster verzoeker niet mocht houden aan het volgen van deze procedure of daardoor in strijd met de WGBH/CZ heeft gehandeld.

6.10 Het College is van oordeel dat het belang van verweerster om te zorgen voor de meest veilige zorgomgeving in deze situatie zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om op dat moment zonder mondkapje in het ziekenhuis te mogen komen. Het College kent daarbij gewicht toe aan het argument van verweerster, dat de arts, als onderdeel van de vrijstellingsprocedure, ook beslist hoe de zorg op de meest veilige manier kan worden geboden. Dit laatste aspect is in het bijzonder relevant omdat in het ziekenhuisgebouw van verweerster niet overal anderhalve meter afstand kan worden gehouden. Het College komt daarmee tot het oordeel dat verweerster jegens verzoeker geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door hem op 18 januari 2021 de toegang tot het ziekenhuis te hebben geweigerd.

6.11 Het College overweegt ten overvloede als volgt. Verzoeker voert aan dat verweerster op 18 januari 2021 in strijd met artikel 2a.4 Trm heeft gehandeld door hem niet te hebben vrijgesteld van de mondkapjesplicht. Verweerster betwist dit. Zij verklaart dat uit artikel 2a.4 Trm volgt dat iemand aannemelijk moet maken geen mondkapje te kunnen dragen. Het alleen laten zien van een pasje van de overheid is hiervoor niet voldoende, aldus verweerster. Het is niet aan het College om het handelen van verweerster aan de Trm te toetsen. Of verweerster op 18 januari 2021 conform artikel 2a.4 Trm heeft gehandeld kan het College dan ook niet beoordelen. Wel wijst het College op artikel 2a.7 Trm. Op basis van deze bepaling kan de zorgaanbieder het dragen van mondkapjes voorschrijven op grond van de specifieke verantwoordelijkheden en zeggenschap over de zorglocatie. De aanwijzingen van de zorgaanbieder moeten worden gevolgd (zie toelichting van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen covid-19; Staatscourant 2020 nr. 62032, 30 november 2020, pagina 13). Artikel 2a.7 biedt ruimte aan zorgaanbieders om af te wijken van de mondkapjesplicht zoals die is geformuleerd in artikel 2a.1 en van de uitzondering omschreven in artikel 2a.4 Trm. Die ruimte voor afwijking kan betekenen dat een zorgaanbieder in bepaalde omstandigheden soepeler is ten aanzien van de plicht tot het dragen van een mondkapje, maar ook dat juist een strenger beleid wordt gevoerd waarin bijvoorbeeld meer eisen worden gesteld aan het doen van een beroep op de uitzonderingsmogelijkheid.

Geleverde medische zorg aan verzoeker na 18 januari 2021

6.12 Verzoeker maakt op 18 januari 2021 een nieuwe medische afspraak voor 22 februari 2021. Voorafgaand hieraan stuurt hij verweerster een e-mail met de vraag om vrijstelling te krijgen van de mondkapjesplicht. Daarmee heeft verzoeker voor de tweede keer om een doeltreffende aanpassing gevraagd. Dit verzoek komt te liggen bij de behandelend arts van verzoeker. De arts weigert in eerste instantie om verzoeker vrijstelling te verlenen van de mondkapjesplicht. Het College acht deze weigering niet in strijd met artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ. Verzoeker heeft zijn aanvraag marginaal onderbouwd. Hij heeft alleen geschreven dat hij om medische redenen geen mondkapje kan dragen. Dat de arts op basis hiervan het besluit heeft gebaseerd op alleen verzoekers medisch dossier, is daarom niet in strijd met de uit artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ volgende onderzoeksplicht. Weliswaar is het zo dat verzoeker in het kader van een klachtenprocedure bij verweerster naar aanleiding van zijn eerdere mislukte bezoek aan het ziekenhuis had geschreven dat hij aan PTSS lijdt en om deze reden geen mondkapje kan dragen. Maar het is niet aan de klachtbehandelaar om de met verzoeker uitgewisselde correspondentie – dat bovendien medische gegevens bevat - door te sturen naar een derde, zoals de behandelend arts. Het kan verweerster daarom niet verweten worden dat deze informatie niet bij de arts van verzoeker terecht is gekomen en niet betrokken is geweest in de besluitvorming.

6.13 Op 19 februari 2021 schrijft verzoeker de arts dat hij vanwege PTSS geen mondkapje kan dragen. De arts beslist daarop om de afspraak van 22 februari 2021 om te zetten naar een telefonisch consult. Op basis van dit consult krijgt verzoeker een bloedafnamekit thuisgestuurd voor het bloedprikken en verleent de arts hem vrijstelling van het dragen van een mondkapje tijdens zijn volgend ziekenhuisbezoek. Dit ziekenhuisbezoek wordt buiten de reguliere spreektijden ingepland. Het College is van oordeel dat verweerster hiermee voor verzoeker een doeltreffende aanpassing heeft verricht die tegemoet komt aan zijn beperking. Daarbij geldt dat een aanbieder van goederen en diensten niet verplicht is om de gevraagde aanpassing te bieden op de manier zoals de verzoeker dat wenst. Een aanpassing is doeltreffend als deze geschikt is om de belemmeringen die iemand als gevolg van een handicap of chronische ziekte ondervindt, weg te nemen en als deze noodzakelijk is, in de zin dat geen andere (minder kostbare of ingrijpende) voorziening hetzelfde doel bereikt (Kamerstukken II 2001/02, 28 169, nr. 3, p. 25). Het door de arts geboden alternatief was in zoverre geschikt. Hiermee wordt enerzijds tegemoet gekomen aan verzoekers bezwaren om een mondkapje te dragen. Anderzijds is deze aanpassing voor verweerster minder belastend omdat er buiten de spreekuurtijden aanzienlijk minder personen aanwezig zijn in het ziekenhuis. Daarom komt het College tot het oordeel dat verweerster geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt jegens verzoeker bij het verrichten van een doeltreffende aanpassing.


7 Oordeel

Admiraal De Ruyter Ziekenhuis B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [….] op grond van handicap of chronische ziekte.

Aldus gegeven te Utrecht op 23 december 2021 door mr. dr. J.P. Loof, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Hester, secretaris.


mr. dr. J.P. Loof mr. S.B. Hester

Samenvatting oordeel