De klacht van een moeder over discriminatie van haar zoon op grond van ras door het zingen van een verjaardagsliedje op school is door Stichting Opmaat Groep zorgvuldig behandeld.

De klacht van een moeder over discriminatie van haar zoon op grond van ras door het zingen van een verjaardagsliedje op school is door Stichting Opmaat Groep zorgvuldig behandeld.

Oordeelnummer 2021-157
Datum: 27-12-2021
Trefwoord: Belang Primair onderwijs Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Ras Onderwijs Aanbieden goederen en diensten Klachtbehandeling Bejegening
Discriminatiegrond: Ras
Terrein: Goederen en diensten - Onderwijs
Situatie

De (minderjarige) zoon van een vrouw zit in groep 7 van een basisschool die onder het bevoegd gezag valt van Stichting Opmaat Groep. De vrouw is van Chinese afkomst. In groep 5 geeft de zoon van de vrouw aan dat hij het niet prettig vindt als tijdens een verjaardag het verjaardagsliedje ‘Hanky Panky Shanghai’ (hierna: het liedje) wordt gezongen. De andere kinderen lachen hem tijdens het zingen uit of maken opmerkingen over zijn uiterlijk. De leerkracht van de zoon van de vrouw besluit het liedje niet meer te zingen in de klas. De vrouw vraagt aan de directeur van de school het liedje helemaal niet meer op school te zingen, omdat het liedje kinderen met een Aziatisch uiterlijk kan kwetsen. De directeur wijst dit verzoek af. De vrouw vindt deze reactie teleurstellend. Zeven maanden later herhaalt de vrouw haar verzoek. De directeur antwoordt dat naar zijn mening adequaat op haar verzoek is gereageerd, zonder dat een verbod expliciet nodig is.

De vrouw is van mening dat Stichting Opmaat Groep haar discriminatieklacht niet zorgvuldig heeft behandeld. Volgens haar worden leerlingen met een Aziatische achtergrond of uiterlijk, zoals haar zoon, gediscrimineerd door het zingen van het betreffende liedje. Uit de reactie van de directeur van de school van haar zoon kreeg zij de indruk dat de klacht werd gebagatelliseerd en dat het aan de leerkrachten wordt overgelaten of het liedje wel of niet zou worden gezongen. Hierdoor voelt zij zich niet serieus genomen. In het kader van de maatschappelijke discussie over racisme had de vrouw graag gewild dat de school breder naar de klacht had gekeken.

Stichting Opmaat Groep betwist dat zij de klacht van de vrouw niet zorgvuldig heeft behandeld. De leerkracht van groep 5 heeft aangegeven het liedje niet meer te zingen. Vanaf groep 6 is het liedje niet meer door de leerlingen gekozen en daarom ook niet meer gezongen in de klas van de zoon van de vrouw. Volgens de Opmaat Groep was en is er geen aanleiding om een specifiek verbod van het verjaardagsliedje op te leggen. Als een tekst, beeld of een andere uiting gevoeligheden meebrengt, vindt de Opmaat Groep het juist haar taak om dit bespreekbaar te maken en kinderen te begeleiden om respectvol om te gaan met de medemens.


Beoordeling

Een onderwijsinstelling als Stichting Opmaat Groep moet zorgen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving voor leerlingen, waaronder het beschermen van leerlingen tegen ongelijke behandeling op grond van ras. Het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling moet daarom passende maatregelen treffen ter voorkoming van discriminatie en klachten over discriminatie zorgvuldig behandelen.

Toetsingskader

Omdat de vrouw breder aandacht wil voor stereotyperende uitingen en discriminatie binnen de onderwijsinstelling en met name voor de stereotyperingen van mensen met een Aziatische achtergrond, licht het College eerst het toetsingskader toe. Individuele verzoekers kunnen bij het College niet klagen over een breder algemeen belang. Dit soort verzoeken kunnen alleen worden ingediend door een vereniging of stichting die de belangen behartigt van de personen die gelijkebehandelingswetgeving beoogt te beschermen. Het College beantwoordt dan ook alleen de vraag of Stichting Opmaat Groep jegens de zoon van de vrouw verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. Omdat ook Stichting Opmaat Groep ter zitting heeft aangegeven dat zij graag wil dat het College de vraag wat breder beoordeelt en daarbij ook zo veel mogelijk handvatten biedt, is het College hierop in de aanbeveling wel zo veel mogelijk nader ingaan.

Discriminatieklacht zorgvuldig behandeld

Stichting Opmaat Groep heeft aangevoerd dat het liedje is uitgebreid met teksten in andere ‘talen’, met de bedoeling om tegemoet te komen aan de diversiteit van de kinderen die in de klas zitten. Het College stelt vast dat de tekst ‘Hanky Panky Shanghai’ op zichzelf niet discriminerend is, maar in combinatie met de gebaren die erbij worden gemaakt wel kwetsend of discriminerend kan zijn. Bovendien is het een ‘onzintekst’ en niet, zoals bij de Engelse en de Franse versie van het lied, een vertaling van ‘hartelijk gefeliciteerd’. Ook dit kan in een bepaalde context kwetsend of zelfs discriminerend zijn voor mensen met een Aziatische achtergrond, omdat hierdoor de indruk kan ontstaan dat een onderdeel van de Aziatische cultuur, de taal, belachelijk wordt gemaakt.

De vraag die het College moet beantwoorden is of de school, gezien deze achtergrond, heeft voldaan aan haar plicht om zorg te dragen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving. Partijen zijn het erover eens dat de leerkracht in groep 5 adequaat heeft gereageerd door te besluiten het betreffende liedje niet meer te zingen. Verder staat vast dat de school ervoor heeft gezorgd dat het liedje daarna ook niet meer is gezongen in de groepen van de zoon van de vrouw. In zoverre kan niet worden gezegd dat sprake is van een onveilige of discriminerende onderwijsomgeving voor de zoon van de vrouw. De vrouw heeft aangegeven dat zij daarmee tevreden is en dat zij geen voorstander is van een strengere maatregel of een algemeen verbod op het zingen van het liedje. Wel vond zij de reactie van de school teleurstellend en voelde zij zich hierdoor niet serieus genomen.

Het College oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een onzorgvuldige klachtbehandeling. De discriminatieklacht van de vrouw is binnen de school opgepakt en besproken. De school heeft vervolgens naar aanleiding daarvan maatregelen getroffen, zodat het liedje niet meer in de groepen waar de zoon van de vrouw in zit, wordt gezongen. Binnen de school is dus wel in bredere zin aandacht aan de discriminatieklacht gegeven. Stichting Opmaat Groep heeft dit alleen niet volledig aan de vrouw teruggekoppeld. Dit maakt de klachtbehandeling echter in dit geval niet onzorgvuldig. Daarbij is vooral van belang dat het de vrouw duidelijk was dat haar zoon gedurende zijn schoolperiode niet meer zou worden geconfronteerd met het liedje en dat zij daarmee tevreden was.


Aanbeveling

Het College merkt op dat het gegeven dat maar een enkeling of zelfs niemand klaagt over discriminatie of ongelijke behandeling, geen reden mag zijn om een klacht minder serieus te nemen of geen aandacht te besteden aan dit onderwerp. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met het feit dat het voor veel mensen een hele stap is om discriminatie aan te kaarten en dat je, zeker als onderwijsinstelling, ervoor zorgt dat je daar altijd voor open staat.

Zelfs als er geen klachten over discriminatie zijn, beveelt het College aan om wel hierover regelmatig met elkaar in gesprek te gaan en onderwerpen als discriminatie of gelijke behandeling een vast onderdeel te laten zijn van het lesprogramma in het kader van het burgerschapsonderwijs.

Ten tweede beveelt het College aan om niet alleen met elkaar in gesprek te gaan, maar ook om daadwerkelijk beleid te maken over discriminatie en de aanpak daarvan. Het zou daarbij de voorkeur hebben om dit beleid in samenspraak met de mensen uit een minderheidsgroep of met bepaalde achtergrond te maken.

Ten slotte merkt het College op dat het begrijpt dat het betreffende verjaardagsliedje met teksten uit verschillende landen, een goede bedoeling heeft, te weten bewustwording van de verschillende achtergronden van leerlingen. Het is natuurlijk goed dat leerlingen zich hiervan bewust worden en dat dit bespreekbaar wordt gemaakt. Aan de andere kant is er wel een risico dat hierdoor de verschillen tussen leerlingen in onder meer achtergrond, huidskleur en/of haarkleur juist extra worden benadrukt. Dan werkt de goede bedoeling averechts. Het College geeft Stichting Opmaat Groep dan ook in overweging om de bewustwording van de verschillende achtergronden van leerlingen op een andere manier aan de orde te brengen, bijvoorbeeld als vast onderdeel van het burgerschapsonderwijs. Bovendien zou het aanbeveling verdienen om de teksten van liedjes, de teksten en/of plaatjes in leerboeken en ander lesmateriaal regelmatig vanuit discriminatieoogpunt onder de loep te nemen.


Oordeel

Stichting Opmaat Groep heeft jegens (de zoon van) de vrouw geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt.


Oordeel

2021-157

Datum: 27 december 2021

Dossiernummer: 2021-0216


Oordeel in de zaak van

[. . .]

wonende te [. . .], verzoekster

tegen

Stichting Opmaat Groep

gevestigd te Tilburg, verweerster


1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens haar verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door haar discriminatieklacht over een verjaardagsliedje op de school van haar zoon onvoldoende zorgvuldig te behandelen.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 15 april 2021, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mails van verzoekster van 16 mei 2021;
  • verweerschrift van 22 oktober 2021;
  • e-mails van verzoekster van 20 en 25 januari 2021.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2021. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . .], directeur bedrijfsvoering, die werd vergezeld door [. . .], lid College van bestuur.


3 Feiten

3.1 De (minderjarige) zoon van verzoekster zit in groep 7 van Openbare Basisschool Koolhoven (hierna: de school). Deze school valt onder het bevoegd gezag van verweerster. Verzoekster is van Chinese afkomst.

3.2 In groep 5 geeft de zoon van verzoekster aan dat hij het niet prettig vindt als tijdens een verjaardag het verjaardagsliedje ‘Hanky Panky Shanghai’ (hierna: het liedje) op de melodie van ‘Happy birthday to you’ wordt gezongen. De andere kinderen lachen hem tijdens het zingen uit of maken opmerkingen over zijn uiterlijk. De leerkracht van de zoon van verzoekster besluit na een gesprek met verzoekster het liedje niet meer te zingen in de klas.

3.3 Per e-mail van 13 november 2019 vraagt verzoekster aan de directeur van de school het liedje helemaal niet meer op school te zingen, omdat het liedje kinderen met een Aziatisch uiterlijk kan kwetsen. De directeur wijst dit verzoek per e-mail van 14 november 2019 af. Hij wil het niet groter maken dan het is en geeft aan dat hij de collega’s vrij laat in het vieren van verjaardagen in de klas en in de keuze van de liedjes die dan gezongen worden. Verzoekster schrijft per e-mail van dezelfde datum dat ze deze reactie teleurstellend vindt. Vervolgens herhaalt verzoekster haar verzoek in een e-mail van 13 juni 2020. De directeur antwoordt op 14 juni 2020 dat naar zijn mening op school veel zaken wel worden gedaan die de gelijkheid in de samenleving stimuleren. Volgens hem is er adequaat op haar verzoek gereageerd, zonder dat een verbod expliciet nodig is. De directeur van de school nodigt verzoekster vervolgens uit voor een gesprek. Verzoekster wijst deze uitnodiging af.


4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerster jegens haar zoon verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door haar discriminatieklacht onvoldoende zorgvuldig te behandelen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat leerlingen met een Aziatische achtergrond of uiterlijk, zoals haar zoon, worden gediscrimineerd door het zingen van het verjaardagliedje met daarin de tekst ‘Hanky, Panky, Shanghai’. Haar zoon wordt uitgelachen en er worden opmerkingen gemaakt over zijn uiterlijk als dit liedje wordt gezongen. Verzoekster is teleurgesteld over de reactie van de school. Uit deze reactie kreeg zij de indruk dat de klacht werd gebagatelliseerd en dat het aan de leerkrachten wordt overgelaten of het liedje wel of niet zou worden gezongen. Hierdoor voelt zij zich niet serieus genomen. In het kader van de maatschappelijke discussie over racisme had verzoekster graag gewild dat de school breder naar de klacht had gekeken.


5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist dat zij de klacht van verzoekster niet zorgvuldig heeft behandeld. Daartoe voert zij aan dat de leerkracht in groep 5 naar aanleiding van de e-mail van verzoekster heeft aangegeven het liedje niet meer te zingen. Verweerster voert aan dat iedere leerkracht zelf zijn eigen verjaardagliederen hanteert en dat vanaf groep 6 de kwestie niet meer aan de orde is gekomen, omdat de leerlingen hun eigen verjaardagsliedjes kiezen en het bewuste liedje in groep 6 en 7 niet is gekozen. Verder voert zij aan dat de school in haar onderwijsaanbod juist adequaat omgaat met de verscheidenheid in de samenleving. Van medewerkers verwacht verweerster dat ze met respect voor ieders nationaliteit en achtergrond met elkaar omgaan. Volgens verweerster was en is er dan ook geen aanleiding om een specifiek verbod van het verjaardagsliedje op te leggen. Ook de tekst geeft daartoe geen aanleiding. Als een tekst, beeld of een andere uiting gevoeligheden meebrengt, vindt verweerster het juist haar taak om dit bespreekbaar te maken en kinderen te begeleiden om respectvol om te gaan met de medemens.


6 Beoordeling

6.1 Onderwijsinstellingen, zoals verweerster, mogen geen onderscheid maken op grond van ras bij het aanbieden van onderwijs (artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), in samenhang met artikel 1 AWGB).

6.2 Het verbod om onderscheid te maken in de zin van artikel 7 AWGB houdt voor een onderwijsinstelling niet alleen de (negatieve) verplichting in dat zij zelf geen onderscheid mag maken. Uit de AWGB volgt ook een positieve verplichting tot het nemen van maatregelen ter naleving van deze wet. Hieruit volgt dat een onderwijsinstelling moet zorgen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving voor leerlingen, waaronder het beschermen van leerlingen tegen ongelijke behandeling op grond van ras. Het bevoegd gezag van de school is daarom gehouden om passende maatregelen te treffen ter voorkoming van discriminatie. Daarnaast houdt deze verplichting in dat een onderwijsinstelling, zoals verweerster, een klacht over discriminatie of over ongelijke behandeling zorgvuldig dient te behandelen. Dat wil zeggen dat in ieder geval het principe van hoor en wederhoor moet worden toegepast. Daarnaast dient een klacht voortvarend te worden behandeld en moet de klager op de hoogte worden gesteld van de conclusies van het onderzoek en de eventueel getroffen maatregelen. Voor de klager dient helder te zijn wat er naar aanleiding van de klacht is ondernomen.

Toetsingskader

6.3 Het College zal eerst het toetsingskader nader toelichten. Dit is belangrijk omdat verzoekster heeft aangegeven dat zij niet alleen de individuele situatie van haar zoon wil voorleggen aan het College. Zij wil graag breder aandacht voor stereotyperende uitingen en discriminatie binnen de onderwijsinstelling en met name voor de stereotyperingen en discriminatie van mensen met een Aziatische achtergrond. Het College stelt vast dat het verzoekster dus niet alleen gaat om haar individuele belang. Zij wil graag ook een oordeel van het College over deze bredere vraag. Individuele verzoekers kunnen echter niet klagen over een dergelijk algemeen belang. Op grond van artikel 10, tweede lid, onderdeel e, Wet College voor de Rechten van de Mens (WCRM) kunnen verzoeken met het oog op het algemeen belang alleen worden ingediend door een vereniging of stichting die de belangen behartigt van diegenen in wier bescherming de AWGB beoogt te voorzien. Het College zal hierna dan ook alleen de vraag beoordelen of verweerster jegens (de zoon van) verzoekster verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. Omdat ook verweerster ter zitting heeft aangegeven dat zij ook graag wil dat het College de vraag wat breder beoordeelt en daarbij ook zo veel mogelijk handvatten biedt, zal het College hierop in de aanbeveling wel zo veel mogelijk nader ingaan.

Heeft verweerster voldaan aan haar zorgplicht op grond van de AWGB?

6.4 Verweerster heeft ter zitting de achtergrond van het liedje geschetst. Het liedje is uitgebreid met teksten in andere ‘talen’, met de bedoeling om tegemoet te komen aan de diversiteit van de kinderen die in de klas zitten. Het College stelt vast dat de tekst ‘Hanky Panky Shanghai’ op zichzelf niet discriminerend is, maar in combinatie met de gebaren die erbij worden gemaakt wel kwetsend of discriminerend kan zijn. Bovendien is het een ‘onzintekst’ en niet, zoals bij de Engelse en de Franse versie van het lied, een vertaling van ‘hartelijk gefeliciteerd’. Ook dit kan in een bepaalde context kwetsend of zelfs discriminerend zijn voor mensen met een Aziatische achtergrond, omdat hierdoor de indruk kan ontstaan dat een onderdeel van de Aziatische cultuur, de taal, belachelijk wordt gemaakt.

6.5 De vraag die het College moet beantwoorden is echter of de school, gezien deze achtergrond, jegens de zoon van verzoekster heeft voldaan aan haar plicht om zorg te dragen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving. Partijen zijn het erover eens dat de leerkracht in groep 5 adequaat heeft gereageerd door te besluiten het betreffende liedje niet meer te zingen. Verder staat vast dat de school ervoor heeft gezorgd dat het liedje daarna ook niet meer is gezongen in de groepen van verzoeksters zoon. In zoverre kan niet worden gezegd dat sprake is van een onveilige of discriminerende onderwijsomgeving voor de zoon van verzoekster. Ter zitting heeft verzoekster ook nadrukkelijk aangegeven dat zij daarmee tevreden is en dat zij, net als verweerster, geen voorstander is van een strengere maatregel of een algemeen verbod op het zingen van het liedje. Zij is van mening dat het de maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling als verweerster is om discriminatie of stereotypering van mensen met een Aziatisch uiterlijk of achtergrond bespreekbaar te maken, ook als hierover geen of weinig klachten worden geuit. Zij heeft verder aangegeven dat het voor haar een grote stap was om een klacht over discriminatie in te dienen, maar dat zij dit toch heeft gedaan vanwege het grote maatschappelijke belang. Mede daarom vond zij de reactie van de school teleurstellend. Uit deze reactie heeft zij de indruk gekregen dat haar klacht is gebagatelliseerd en dat een beslissing hierover is overgelaten aan het individuele initiatief van de leerkracht.

6.6 Verweerster heeft ter zitting aangegeven dat dit absoluut niet de bedoeling is en dat de school de klacht heel serieus heeft genomen en voortvarend heeft opgepakt. Binnen de betreffende school is in het managementteam gesproken over de klacht van verzoekster. Uiteindelijk zijn vijf liedjes uitgekozen die voortaan op school worden gezongen. De school heeft hieraan naar buiten toe verder geen aandacht gegeven, vooral omdat de leerlingen op deze school niet zoveel verschillende achtergronden hebben en er weinig tot geen klachten zijn van leerlingen met een Aziatische achtergrond. Verweerster heeft verder aangevoerd dat de klacht van verzoekster nog niet organisatiebreed is besproken, maar dat zij naar aanleiding hiervan en in het kader van de op 1 augustus 2021 in werking getreden wet voor burgerschapsonderwijs binnen het funderend onderwijs, binnen de gehele organisatie gesprekken wil voeren over diversiteit, integer handelen en gelijk behandelen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij dit bemoedigend vindt, maar dat zij tot dusver niet de indruk had gekregen dat haar klacht serieus is genomen.

6.7 Naar het oordeel van het College is in dit geval geen sprake van een onzorgvuldige klachtbehandeling. De discriminatieklacht van verzoekster is binnen de school opgepakt en besproken. De school heeft vervolgens naar aanleiding daarvan maatregelen getroffen, zodat het liedje niet meer in de groepen waar de zoon van verzoekster in zit, wordt gezongen. Binnen de school is dus wel in bredere zin aandacht aan de discriminatieklacht van verzoeker gegeven. Verweerster heeft dit alleen niet volledig aan verzoekster teruggekoppeld. Hoewel een terugkoppeling van wat er met een klacht is gebeurd, een belangrijk onderdeel is van een zorgvuldige klachtbehandeling, is naar het oordeel van het College de gebrekkige terugkoppeling in dit geval niet van een zodanige ernst dat daaraan de conclusie verbonden moet worden dat de klachtbehandeling als geheel onzorgvuldig is geweest. Daarbij is vooral van belang dat het verzoekster duidelijk was dat haar zoon gedurende zijn schoolperiode niet meer zou worden geconfronteerd met het liedje en dat zij daarmee tevreden was.

6.8 Op grond van het bovenstaande oordeelt het College dat verweerster jegens de zoon van verzoekster geen verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.


7 Oordeel

Stichting Opmaat Groep heeft jegens (de zoon van) [. . .] geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt.


8 Aanbevelingen

Zoals ter zitting aangegeven zal het College in het kader van de klacht van verzoekster aanbevelingen doen en/of handvatten geven.

Ten eerste merkt het College op dat het gegeven dat maar een enkeling of zelfs niemand klaagt over discriminatie of ongelijke behandeling, geen reden mag zijn om een klacht minder serieus te nemen of geen aandacht te besteden aan dit onderwerp. Ook als er maar een enkeling hierover klaagt, kan dat een maatstaf zijn om in breder verband binnen de onderwijsinstelling na te denken over hoe hierop moet worden gereageerd en hoe dit binnen de organisatie bespreekbaar kan worden gemaakt. In onze samenleving zijn er ook (minderheids)groepen die niet zo snel geneigd zijn om te klagen of zichzelf op de voorgrond te zetten. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met het feit dat het voor veel mensen een hele stap is om discriminatie aan te kaarten en dat je, zeker als onderwijsinstelling, ervoor zorgt dat je daar altijd voor open staat. Zelfs als er geen klachten over discriminatie zijn, beveelt het College aan om wel hierover regelmatig met elkaar in gesprek te gaan en onderwerpen als discriminatie of gelijke behandeling een vast onderdeel te laten zijn van het lesprogramma in het kader van het burgerschapsonderwijs.

Ten tweede beveelt het College aan om niet alleen met elkaar in gesprek te gaan, maar ook om daadwerkelijk beleid te maken over discriminatie en de aanpak daarvan. Het zou daarbij de voorkeur hebben om dit beleid in samenspraak met de mensen uit een minderheidsgroep of met bepaalde achtergrond te maken. In het onderhavige geval kan een gesprek worden georganiseerd met mensen met een Aziatische achtergrond. Daarbij kan worden gesproken over waar deze groep specifiek tegen aan loopt, wat als kwetsend en/of discriminerend wordt ervaren en hoe dit bespreekbaar kan worden gemaakt op een manier dat het ook aan de kinderen goed kan worden uitgelegd. Over het geval zoals dit door verzoekster aan het College is voorgelegd, merkt het College nog het volgende op. Het College begrijpt dat het betreffende verjaardagsliedje met teksten uit verschillende landen, een goede bedoeling heeft, te weten bewustwording van de verschillende achtergronden van leerlingen. Het is natuurlijk goed dat leerlingen zich hiervan bewust worden en dat dit bespreekbaar wordt gemaakt. Aan de andere kant is er wel een risico dat hierdoor de verschillen tussen leerlingen in onder meer achtergrond, huidskleur en/of haarkleur juist extra worden benadrukt. Juist door het zingen van een liedje als hier aan de orde, met onzinteksten en gebaren, worden de stereotype beelden over achtergronden en nationaliteiten benadrukt en bestaat het risico dat in strijd met de goede bedoelingen, mensen als minderwaardig worden weggezet. Dan werkt de goede bedoeling averechts. Het College geeft verweerster dan ook in overweging om de bewustwording van de verschillende achtergronden van leerlingen op een andere manier aan de orde te brengen, bijvoorbeeld als vast onderdeel van het burgerschapsonderwijs. Bovendien zou het aanbeveling verdienen om de teksten van liedjes, de teksten en/of plaatjes in leerboeken en ander lesmateriaal regelmatig vanuit discriminatieoogpunt onder de loep te nemen.

Aldus gegeven te Utrecht op 27 december 2021 door mr. dr. J.P. Loof, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.M. Schimmel, secretaris.

mr. dr. J.P. Loof mr. R.E.M. Schimmel

Samenvatting oordeel