Holland Food Service Vers-Panklaar B.V. discrimineerde een vrouw op grond van arbeidsduur door haar niet te compenseren voor de feestdagen in het jaar die op haar vrije dag, de maandag, vielen

Holland Food Service Vers-Panklaar B.V. discrimineerde een vrouw op grond van arbeidsduur door haar niet te compenseren voor de feestdagen in het jaar die op haar vrije dag, de maandag, vielen

Oordeelnummer 2022-106
Datum: 15-09-2022
Trefwoord: Objectieve rechtvaardiging
Discriminatiegrond: Arbeidsduur
Terrein: Arbeid - Arbeidsvoorwaarden

Situatie

Een vrouw werkte voor vier dagen per week, van dinsdag tot en met vrijdag, als accountmanager. Haar vaste vrije dag was maandag. Doordat er relatief gezien meer feestdagen op een maandag vielen, profiteerden haar collega’s die fulltime werkten -naar rato van het aantal uren dat zij werkten- meer van de vrije feestdagen dan de vrouw. De vrouw heeft haar werkgever gevraagd om gecompenseerd te worden. Holland Food Service Vers-Panklaar B.V. (hierna: Holland Food Service) heeft dit gedaan voor het jaar 2020, maar geweigerd dit opnieuw te doen voor het jaar 2021.

De vrouw klaagt dat Holland Food Service haar heeft gediscrimineerd op grond van arbeidsduur door haar niet te compenseren voor de feestdagen die op haar vrije dag, de maandag, vielen. Holland Food Service geeft aan dat zij de vrouw bij aanvang van haar dienstverband de gelegenheid heeft gegeven om haar werkdagen zelf te bepalen en dus rekening te houden met de feestdagen. De vrouw heeft er destijds zelf voor gekozen om op maandag niet te werken.

Beoordeling

De feestdagen vallen jaarlijks op verschillende weekdagen, maar verhoudingswijze het vaakst op een maandag. Het College heeft in eerdere oordelen al bepaald dat dit met name voor deeltijdmedewerkers tot een nadeel kan leiden. Het is aan de werkgever om hier rekening mee te houden en te waarborgen dat iedere werknemer, voltijders en deeltijders, een naar verhouding van de arbeidsduur een gelijk aantal uren vrij heeft. Met haar huidige werkwijze benadeelt Holland Food Service de vrouw. Zij profiteert, in vergelijking tot haar collega’s die fulltime werken, minder van de vrije feestdagen. Een manier om te waarborgen dat werknemers een gelijk aantal uren vrij heeft is het jaarurensysteem. Met het jaarurensysteem krijgt elke werknemer naar rato van het aantal uren dat de desbetreffende werknemer per week werkt hetzelfde aantal vrije (feest)dagen. Holland Food Service maakt geen gebruik van het jaarurensysteem en heeft ook niet willen toelichten waarom zij hier geen gebruik van maakt. Nu er een alternatief systeem voor handen is waarmee geen dan wel minder onderscheid wordt gemaakt kan het College niet anders dan concluderen dat Holland Food Service verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van arbeidsduur.

Oordeel

Holland Food Service Vers-Panklaar B.V. heeft verboden onderscheid gemaakt op grond van arbeidsduur.


Oordeel 2022-106

Datum: 15 september 2022

Dossiernummer: 2022-0147

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Holland Food Service Vers-Panklaar B.V.

gevestigd te Nijmegen, verweerster

1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van arbeidsduur heeft gemaakt door haar geen compensatie te geven voor de erkende feestdagen in het jaar die op verzoeksters roostervrije dag, de maandag, vallen.

2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 7 april 2022;
  • e-mails van verzoekster van 6 en 11 mei 2022; en
  • verweerschrift van verweerster van 24 juni 2022.

2.2 Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft aangegeven niet bij een zitting te willen verschijnen en het er verder bij te willen laten. Verweerster is bij schrijven van 13 juli 2022 ingelicht dat het College met toepassing van artikel 12, tweede lid, van het Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling hieruit de gevolgtrekkingen kan maken die het geraden acht. Het College heeft de zaak op grond van artikel 30, eerste lid, van het Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling via de vereenvoudigde procedure behandeld en de zaak zonder zitting afgedaan.

3 Feiten

3.1 Verweerster is een groothandel en leverancier van voedingsmiddelen in de zorg. De werknemers die in dienst zijn bij verweerster tekenen een arbeidsovereenkomst waarop de arbeidsvoorwaarden regeling (AVR) van verweerster van toepassing wordt verklaard. In de AVR staat onder andere vermeld welke dagen binnen de organisatie van verweerster als feestdag worden aangemerkt.

3.2 Verzoekster werkte van 1 maart 2019 tot 1 oktober 2021 voor 32 uur per week bij verweerster als accountmanager. De vaste vrije dag van verzoekster was maandag. Haar vaste werkdagen waren dinsdag tot en met vrijdag. In verhouding tot het aantal uren dat verzoekster werkte, genoot zij naar rato minder vrije uren dan een collega die voltijd (40 uur per week) werkte. In 2020 compenseerde verweerster, op verzoek van verzoekster, haar voor de feestdagen (2e paasdag en 2e pinksterdag) die op de vrije dag van verzoekster vielen.

3.3 Op 26 maart 2021 vroeg verzoekster aan verweerster of het mogelijk was om opnieuw gecompenseerd te worden voor het jaar 2021. Verweerster heeft dit gemotiveerd geweigerd.

4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerster verboden onderscheid op grond van arbeidsduur heeft gemaakt door haar niet naar rato van het aantal arbeidsuren dat zij werkte te compenseren voor vrije dagen die zij misliep omdat zij niet op maandag werkte. De feestdagen vallen ieder jaar op verschillenden weekdagen, maar verhoudingswijze het vaakst op een maandag.

5 Standpunt verweerster

Verweerster stelt dat geen sprake is van verboden onderscheid. Parttimers zijn bij verweerster vrij om hun werkdagen zelf te bepalen en kunnen dus rekening houden met de feestdagen. Verzoekster heeft er destijds zelf voor gekozen dit niet te doen.

6 Beoordeling

6.1 Het is verboden om onderscheid te maken op grond van een verschil in arbeidsduur bij de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet, dan wel opgezegd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief is gerechtvaardigd (artikel 7:648, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Werk- en rusttijden vallen onder de arbeidsvoorwaarden.

6.2 Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onderscheid naar arbeidsduur dient volgens de memorie van toelichting bij artikel 7:648, eerste lid, BW de volgende systematiek te worden toegepast. Eerst moet worden onderzocht of er sprake is van een benadeling op grond van arbeidsduur (Kamerstukken II 1995/96,

6.3 24 498, nr. 3, p. 7-9). Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet worden bekeken of het onderscheid objectief gerechtvaardigd is.

Is sprake van onderscheid op grond van arbeidsduur?
6.4 Verzoekster heeft aangevoerd dat haar beleid om werknemers niet te compenseren voor erkende feestdagen die op een roostervrije dag of dagdeelvallen, voor haar vrijwel altijd nadeliger uitviel dan voor collega’s die wel op maandag werkten. Verzoekster stelt dat -verhoudingsgewijs- ten opzichte van voltijders met name deeltijders de maandag niet werken.

6.5 Het College stelt voorop dat verweerster niet heeft betwist dat haar huidige regeling verzoekster op grond van haar arbeidsduur heeft benadeeld.

6.6 Het College neemt tot uitgangspunt dat medewerkers bij verweerster op vaste dagen in de week werken en dat dit een verschil in arbeidstijd voor deeltijders als gevolg kan hebben. De feestdagen doen zich niet voor naar rato van de overeengekomen arbeidsduur. Voorgaande heeft als gevolg dat voltijders, die 40 uur per week werken, volledig profiteren van de feestdagen terwijl deeltijders hier in verschillende mate van profiteren. Het hanteren van de regel om deeltijders niet te compenseren voor erkende feestdagen die op een roostervrije dag vallen, heeft in het geval van verzoekster nadeel opgeleverd in vergelijking tot haar collega’s die in voltijd werkzaam zijn.

6.7 Het standpunt van verweerster is dat zij aan verzoekster heeft uitgelegd wat de arbeidsvoorwaarden zijn en welke dagen als feestdag worden aangemerkt. Verweerster heeft aangevoerd dat als verzoekster ervoor had gekozen om standaard op maandag te werken, zij van de vrije feestdagen op maandag had kunnen genieten. Het College overweegt dat, voor zover verweerster hiermee bedoelt dat het nadeel voor verzoeksters eigen rekening moet komen, verweerster daarmee miskent dat de verantwoordelijk op haar rust: ingevolge artikel 7:648 BW moet zij waarborgen dat iedere werknemer, voltijders en deeltijders, een naar verhouding van de arbeidsduur gelijk aantal uren vrij heeft (zie onder meer CGB 26 april 2012, 2012-75, overweging 3.8).

6.8 Op grond van het voorgaande is het College van oordeel dat verweerster indirect onderscheid op grond van arbeidsduur heeft gemaakt door verzoekster niet naar rato te compenseren voor de erkende feestdagen die op haar vrije dag, de maandag, vallen.

Is het onderscheid objectief gerechtvaardigd?
6.9 De vervolgvraag die voorligt is of het (indirect) onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Of in een concreet geval sprake is van een objectieve rechtvaardiging moet worden nagegaan aan de hand van een beoordeling van het doel van het onderscheid en het middel dat ter bereiking van dit doel is ingezet. Het doel dat wordt beoogd dient legitiem te zijn, in de zin van voldoende zwaarwegend en niet discriminerend. Het middel dat wordt gehanteerd moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend als het geschikt is om het beoogde doel te bereiken. Het is noodzakelijk als hetzelfde doel niet kan worden bereikt met een ander middel dat minder onderscheid makend is en het middel in evenredige verhouding staat tot het doel. Als aan deze voorwaarden is voldaan, levert onderscheid geen strijd op met de gelijkebehandelingswetgeving.

Doel legitiem?
6.10 Uit hetgeen door verweerster is aangevoerd, leidt het College af dat het doel dat verweerster nastreeft is te waarborgen dat zij in vrijheid haar onderneming kan exploiteren en daarbij kan werken volgens een handzaam rooster. Het College is van oordeel dat dit doel voldoende zwaarwegend is en in beginsel geen discriminerend oogmerk heeft. Het doel van verweerster is daarmee legitiem.

Middel passend en noodzakelijk?
6.11 Vervolgens is de vraag of het gekozen middel passend is om het doel te bereiken. Het middel dat verweerster inzet om dit doel te bereiken is om werknemers bij aanvang van het dienstverband de keuze te geven voor vaste vrije dagen te kiezen en in het verlengde daarvan hen niet te compenseren voor erkende feestdagen die vallen op roostervrije dagen.

6.12 Het College overweegt dat het middel passend is aangezien het verweerster in staat stelt haar onderneming te exploiteren op de wijze die zij geraden acht en daarbij te werken volgens een handzaam rooster. Het oordeelt dat het middel geschikt is om het door verweerster beoogde doel te bereiken.

6.13 De noodzaak van het middel is echter niet vast komen te staan. Het College overweegt dat er een alternatief voor handen is waarmee geen, dan wel minder onderscheid wordt gemaakt op grond van arbeidsduur, namelijk het jaarurensysteem. Verweerster heeft niet uitgelegd aan het College waarom ze dit alternatief heeft verworpen.

6.14 Het jaarurensysteem houdt in dat elk jaar het aantal werkdagen in dat jaar wordt vastgesteld. Dit is het totale aantal dagen per jaar minus de weekenden en de door verweerster erkende feestdagen die niet in het weekeinde vallen. Dit aantal werkdagen gedeeld door vijf levert het aantal werkweken per jaar op. Het aantal werkweken wordt vervolgens vermenigvuldigd met de gemiddelde arbeidsduur per werknemer per week (in het geval van verzoekster dus met 32). De uitkomst is het aantal uren dat een werknemer per jaar moet werken (jaarurenomvang). De feestdagen zijn daarmee voor iedere werknemer in het jaarurensysteem verdisconteerd en wel naar rato van de omvang van de arbeidsduur. De voltijder profiteert volledig (40/40ste) van de vrije uren voor feestdagen en verzoekster naar rato van haar arbeidsduur (32/40ste). Als op enig moment blijkt dat een werknemer, bijvoorbeeld bij uitdiensttreding in de loop van een jaar, minder heeft gewerkt dan zijn of haar jaarurenomvang voor dat jaar voorschrijft, dan dient de werknemer dit tekort te compenseren. Dit heeft tot gevolg dat werknemers naar rato van het dienstverband een gelijk aantal uren werken, ongeacht op welke werkdag een feestdag valt.

6.15 Uit de stukken blijkt dat verzoekster meermaals heeft gevraagd of verweerster van plan is om met het jaarurensysteem te werken. Hier is door verweerster zonder verdere verklaring afwijzend op gereageerd. Verweerster heeft niet toegelicht of, en zo ja, waarom het jaarurensysteem voor haar onwerkbaar zou zijn. Het College komt op basis van de stukken die verweerster heeft willen verstrekken, tot de conclusie dat het alternatief van een jaarurensysteem ongemotiveerd door verweerster is verworpen. Daardoor kan het College niet beoordelen of het jaarurensysteem een onevenredige belasting voor verweerster vormt. Nu verweerster ook heeft aangegeven geen nadere informatie te zullen verstrekken en medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd, moet het College daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.

6.16 Op basis van de overgelegde stukken is niet komen vast te staan dat sprake zou kunnen zijn van een onevenredige belasting. Het College kan daarom niet vaststellen, nu sprake is van een alternatief dat niet onderscheid makend is, dat het middel noodzakelijk is om het doel te bereiken. Het College kan dan ook niet anders dan concluderen dat het onderscheid op grond van arbeidsduur niet objectief gerechtvaardigd is.

6.17 Verweerster heeft jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van arbeidsduur gemaakt door haar niet te compenseren voor de erkende feestdagen die op haar vrije dag, de maandag, vielen.

7 Oordeel

Holland Food Service Vers-Panklaar B.V. heeft verboden onderscheid gemaakt jegens verzoekster op grond van arbeidsduur bij de arbeidsvoorwaarden.

Aldus gegeven te Utrecht op 15 september 2022 door mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Yapici, secretaris.





mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen 

mr. B. Yapici

Samenvatting oordeel