De Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie discrimineert een man niet bij de indeling van groepen voor handbikecompetities.

De Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie discrimineert een man niet bij de indeling van groepen voor handbikecompetities.

Oordeelnummer 2022-19
Datum: 08-03-2022
Trefwoord: Handicap Handicap of chronische ziekte Aanbieden goederen en diensten Bevoegdheid Belang Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Ontvankelijkheid
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie

Een man heeft een lichamelijke beperking en neemt deel aan competities. De Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU) hanteert voor de competities vijf categorieën waarin deelnemers worden ingedeeld op basis van beperking en de mate waarin deze prestaties beïnvloeden. De man klaagt erover dat hij bij competities wordt ingedeeld in dezelfde groep als deelnemers zonder een lichamelijke of visuele beperking. De man vindt dat er sprake is van ongelijkheid doordat hij het tegen deze deelnemers moet opnemen.

Beoordeling

Het College constateert dat de man niet wordt uitgesloten van deelname aan competities. Zijn klacht ziet op het beleid van de KNWU om mensen met (een lichtere) beperking en mensen zonder beperkingen samen te voegen in dezelfde categorie. Het College is van oordeel dat dit beleid behoort tot het interne verenigingsleven en daarom buiten de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) valt. Hierbij is relevant dat de WGBH/CZ beoogt om uitsluiting van deelname aan het maatschappelijk leven door mensen met een beperking tegen te gaan. Het College oordeelt daarom dat het niet bevoegd is om de klacht van de man inhoudelijk te beoordelen.

Oordeel

Het College is niet bevoegd.


Oordeel

2022-19

Datum: 8 maart 2022

Dossiernummer: 2021-0240


Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoeker

tegen

Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie

gevestigd te Arnhem, verweerster


1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door geen doeltreffende aanpassing te treffen bij de indeling van de groepen die deelnemen aan handbikecompetities, en/of door niet aan haar onderzoeksplicht te voldoen.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 19 april 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • verweerschrift van 22 november.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2022. Partijen zijn verschenen. Verzoeker werd bijgestaan door Wouter Hoek, klachtenconsulent Art. 1 Noord-Oost Gelderland. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, advocaat te Utrecht, die werd vergezeld door [….], bestuurslid van de KNWU-afdeling paracycling.


3 Feiten

3.1 Verweerster is een vereniging die zich ten doel stelt het in Nederland verantwoord beoefenen en doen beoefenen van de wieler- en, of fietssport, alsmede het bevorderen en doen bevorderen van de wieler- en, of fietssport in al haar verschijningsvormen.

3.2 Verzoeker heeft als gevolg van een dwarslaesie een lichamelijke beperking en neemt deel aan handbike competities. Verweerster hanteert voor competities vijf categorieën waarin deelnemers worden ingedeeld op basis van de type lichamelijke en/of visuele beperking en de mate waarin deze van invloed is op de prestaties binnen de sport. Daarbij is H1 de zwaarste categorie en H5 de lichtste categorie. Verzoeker is ingedeeld in de gecombineerde klasse H5/open heren. In deze klasse zijn tevens deelnemers zonder lichamelijke beperking ingedeeld.

3.3 Vanaf december 2018 schrijft verzoeker verweerster meerdere malen aan met het verzoek om de klasse ‘H5’ en ‘open heren’ los te koppelen. Hij is van mening dat deelnemers met een beperking worden benadeeld doordat zij het tegen deelnemers zonder een beperking moeten opnemen. Verweerster heeft aangegeven het daar niet mee eens te zijn en weigert haar beleid aan te passen.


4 Standpunt verzoeker

Verzoeker vindt dat er sprake is van ongelijkheid doordat deelnemers met een beperking tegen deelnemers zonder een beperking moeten strijden om een podiumplaats. Dit terwijl handbiken bedoeld is voor mensen met een lichamelijke beperking.


5 Standpunt verweerster

Primair stelt verweerster dat het College niet bevoegd is om te oordelen over haar beleid omdat zij verenigingsvrijheid geniet. Secundair stelt verweerster dat het verzoek niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat verzoeker binnen de vereniging zelf mogelijkheden had om zijn klacht neer te leggen. Mocht het College de klacht toch inhoudelijk beoordelen, dan stelt verweerster dat er geen sprake is van onderscheid. Voor alle deelnemers geldt immers dat zij een handbike moeten gebruiken waarbij het onderlichaam gefixeerd is. Daarnaast kunnen de wedstrijden niet in stand worden gehouden als klasse H5 en open heren worden losgekoppeld, omdat de groepen afzonderlijk te klein zijn.


6 Bevoegdheid

6.1 Het is verboden om onderscheid te maken op grond van onder meer handicap of chronische ziekte bij het aanbieden van goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten terzake (artikel 5b Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ)).

6.2 Verweerster is een vereniging. Het uitgangspunt is dat het verbod van onderscheid in principe ook geldt voor verenigingen (vgl. College voor de Rechten van de Mens 7 april 2016, 2015-0315) overweging 4.1). Vanwege de verenigingsvrijheid (artikel 11 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 8 Grondwet) komt verweerster een zekere vrijheid toe en valt niet het gehele verenigingsleven onder de reikwijdte van de gelijkebehandelingswetgeving (Kamerstukken II 1991/92, 22 014, nr. 10, p. 10-31). Dit blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Algemene wet gelijke behandeling en geldt analoog voor de WGBH/CZ.

6.3 Verzoeker stelt dat verweerster onderscheid maakt op grond van handicap/chronische ziekte doordat zij weigert om haar beleid aan te passen zodat mensen met een beperking in competities niet tegen mensen zonder een beperking moeten racen. Verweerster heeft hierover onbetwist gesteld dat het samenvoegen van klassen vanuit de internationale federatie Union Cycliste Internationale (UCI) is toegestaan en gebruikelijk is op zowel nationaal als internationaal niveau, met uitzondering van het EK en het WK. De reden dat zij dit beleid hanteert is dat het loskoppelen van de twee betreffende categorieën erin zou resulteren dat er te kleine groepen bestaande uit twee of drie personen zouden overblijven. Daardoor zou het voor organisatoren niet meer aantrekkelijk zijn om deze afzonderlijke groepen te laten deelnemen.

6.4 Het College constateert dat verzoeker niet wordt uitgesloten van deelname aan de KNWU-competities. De kern van het verzoek betreft het beleid van verweerster om de klasse ‘H5’ en de klasse ‘open heren’ samen te voegen, zoals tevens is vastgelegd in haar reglement. Het College overweegt dat het beleid betreffende de indeling van de deelnemende categorieën behoort tot het interne verenigingsleven en derhalve buiten de reikwijdte van de WGBH/CZ valt (vgl. Commissie Gelijke Behandeling 26 oktober 2005, 2005-52, overweging 5.6). Het College acht in dit verband relevant dat de regels van de WGBH/CZ beogen uitsluiting van deelname aan het maatschappelijk leven door mensen met een beperking tegen te gaan. De door verweerster gehanteerde klassenindeling heeft geen gevolgen voor de mogelijkheden voor verzoeker om aan wedstrijden deel te nemen. Zij heeft slechts gevolgen voor zijn kansen op het behalen van een podiumplaats bij die wedstrijden, aangezien volgens verzoeker in de praktijk blijkt dat deelnemers zonder beperking, of met een niet geclassificeerde beperking, met regelmaat een podiumplaats in zijn klasse bemachtigen. Dat is evenwel een aspect van het verenigingsleven waarop de WGBH/CZ geen betrekking heeft. Aan behandeling van de vraag of verweerster is tekort geschoten in haar verplichting onder de WGBH/CZ tot het verrichten van een onderzoek naar de mogelijkheden om voor verzoeker een doeltreffende aanpassing te verrichten, komt het College dan ook niet toe.

6.5 Op grond van het voorgaande is het College niet bevoegd om te oordelen over de vraag of verweerster jegens verzoeker onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt bij het treffen van een doeltreffende aanpassing of het onderzoek daarnaar.


7 Oordeel

Het College is niet bevoegd te oordelen of de Koninklijke Nederlandsche Wielrenunie jegens [….] verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt.


Aldus gegeven te Utrecht op 8 maart 2022 door mr. G.M. Lieuw LL.M, voorzitter, mr. dr. J.P. Loof, en mr. dr. A. Eleveld, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Rovere Flores, secretaris.


mr. G.M. Lieuw LL.M mr. G.E. Rovere Flores

namens deze,

mr. N. Günes

secretaris

Samenvatting oordeel