Parnassia Groep B.V. discrimineerde een man met astma door hem herhaaldelijk te melden dat hem de toegang zou worden geweigerd indien hij geen mondkapje zou dragen.

Parnassia Groep B.V. discrimineerde een man met astma door hem herhaaldelijk te melden dat hem de toegang zou worden geweigerd indien hij geen mondkapje zou dragen.

Oordeelnummer 2022-32
Datum: 07-04-2022
Trefwoord: Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Zorgsector Ontvankelijkheid Gezondheidszorg Aanbieden goederen en diensten Doeltreffende aanpassing Chronische ziekte Handicap Handicap of chronische ziekte
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Overige
Situatie

Een man was in behandeling bij Parnassia Groep B.V. Op 6 januari 2021 was het beleid dat cliënten en medewerkers een mondkapje droegen in het kader van de coronamaatregelen. De mondkapjesplicht hield bij de dagbesteding in dat het verplicht was om een mondkapje te dragen tijdens beweging.

De man stuurt een week voor zijn bezoek aan de locatie een e-mail naar de direct leidinggevende van de locatie Rietdijk en de klachtenfunctionaris om aan te geven dat hij astma heeft en zijn klachten de afgelopen periode zijn verergerd. Hij vraagt daarbij om een uitzondering op de mondkapjesplicht en geeft aan zijn medische klachten indien nodig nader te kunnen onderbouwen. De leidinggevende laat de man tweemaal schriftelijk laten weten dat er geen uitzonderingen mogelijk zijn op de mondkapjesplicht en dat de man enkel welkom is zolang hij het mondkapje op heeft tijdens zijn verplaatsing door het pand. Hierop reageert de man met de opmerking: “ALS U DENKT DAT IK MIJN LEVEN OP HET SPEL GAAT ZETTEN DAN KAN U VANAF NU BETER HEEL VER UIT MIJN BUURT BLIJVEN !!!”. Deze laatste mail is voor Parnassia Groep B.V. reden om de man een schorsing van 4 weken op te leggen. De man wordt hierover per mail geïnformeerd. De man is het niet eens met de schorsing en verschijnt op 6 januari 2021 alsnog op de locatie Rietdijk.

 

Beoordeling

Een aanbieder van gezondheidszorg mag geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten. Dit houdt ook in dat de aanbieder indien nodig een doeltreffende aanpassing moet verrichten, tenzij dit voor haar een onevenredige belasting vormt. De man heeft tijdig contact gezocht met Parnassia Groep B.V. om aan te geven dat hij vanwege medische redenen geen mondkapje kan dragen. Van Parnassia Groep B.V. had in deze situatie mogen worden verwacht het gesprek aan te gaan met de man om te onderzoeken of er alternatieve oplossingen mogelijk waren die geen onevenredige belasting vormen. Het College concludeert dat Parnassia Groep B.V. niet aan deze onderzoeksverplichting heeft voldaan en daarmee in strijd met artikel 2 WGBH/CZ heeft gehandeld.

 

Oordeel

Parnassia Groep B.V. heeft jegens de man verboden onderscheid gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.


Oordeel
2022-32

Datum: 7 april 2022

Dossiernummer: 2021-0371

 

Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoeker

tegen

Parnassia Groep B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage, verweerster

 

1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door hem herhaaldelijk te melden dat hem de toegang zou worden geweigerd indien hij geen mondkapje zou dragen.

 

2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 24 juni 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mail van verzoeker van 20 augustus 2021;
  • e-mail van verzoeker van 31 augustus 2021;
  • e-mail van verzoeker van 21 januari 2022;
  • verweerschrift van 11 februari 2022, ontvangen op 15 februari 2022.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2022. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A.K.M.T. Rongen, advocaat Wybenga advocaten die werd vergezeld door [….], leidinggevende bedrijfsvoering Reakt en [….], juridisch medewerker Wybenga advocaten.

 

3 Feiten

3.1 Reakt is een bedrijf van Parnassia Groep en biedt dagbesteding en begeleiding bij re-integratie aan cliënten. Verzoeker was van 13 maart 2018 tot 13 april 2021 in behandeling bij Reakt Rotterdam.

3.2 Op 6 januari 2021 gold als voorwaarde voor deelname aan activiteiten van Reakt dat cliënten en medewerkers een mondkapje droegen in het kader van de coronamaatregelen. De mondkapjesplicht hield bij de dagbesteding in dat tijdens het bewegen het verplicht was om een mondkapje te dragen. Bij stilstaan of zitten mocht het mondkapje af.

3.3 Op 29 december 2020 mailde verzoeker een medewerker van de locatie Rietdijk om aan te geven dat hij astma heeft en zijn klachten de afgelopen periode zijn verergerd. Hij vraagt in hoeverre het in zijn situatie nog noodzakelijk is om een mondkapje te dragen. Op 4 januari 2021 mailt verzoeker de klachtenfunctionaris met dezelfde vraag. De direct leidinggevende van de locatie Rietdijk reageert dezelfde dag per mail en schrijft dat er geen uitzondering kan worden gemaakt op de mondkapjesplicht: “Helaas maken we geen uitzondering, op alle locaties is het beleid om het mond/neusmasker te dragen tijdens het bewegen. Zodra je op je plek zit mag het af.” Verzoeker reageert hierop en wijst in zijn reactie op de regels van de Rijksoverheid waarin is bepaald dat voor mensen die vanwege een beperking geen mondkapje kunnen dragen een uitzondering geldt ten aanzien van de mondkapjesplicht.

3.4 Op 5 januari stuurt de leidinggevende de volgende reactie; “Zoals al in de eerdere mail aangegeven maken wij geen uitzondering. Je bent van harte welkom maar vraag wel van je (zoals aan iedereen dat) je een mond/neusmasker op hebt als je je beweegt in het pand. Als je zit kun je het af doen.” Verzoeker reageert diezelfde dag met twee e-mails. Hierin schrijft hij onder andere: “ALS U DENKT DAT IK MIJN LEVEN OP HET SPEL GAAT ZETTEN DAN KAN U VANAF NU BETER HEEL VER UIT MIJN BUURT BLIJVEN !!!”. Deze laatste mail is voor verweerster reden om verzoeker een schorsing van 4 weken op te leggen. Verzoeker wordt hierover per mail geïnformeerd. Aan de mail wordt toegevoegd dat het nadenken over een faceshield eventueel een goed alternatief is. Verzoeker is het niet eens met de schorsing en geeft aan alsnog naar de locatie te zullen komen.

3.5 Op 6 januari 2021 verschijnt verzoeker op de locatie Rietdijk. Verweerster stelt dat verzoeker vanwege de schorsing de toegang tot de locatie is geweigerd. Aangezien verzoeker weigerde te vertrekken is de politie ingeschakeld. Verzoeker heeft een klacht ingediend bij de politie vanwege discriminatie.

 

4 Standpunt verzoeker

4.1 Er is sprake van verboden onderscheid op grond van chronische ziekte omdat verzoeker de toegang werd geweigerd vanwege het niet dragen van een mondkapje. Verzoeker kan door zijn astma geen mondkapje dragen.

 

5 Standpunt verweerster

5.1 Er is geen sprake van verboden onderscheid. Verweerster constateert dat verzoeker de toegang is ontzegd vanwege het bedreigen van een medewerker en niet wegens het niet dragen van een mondkapje. Het verzoek van verzoeker valt dan ook niet binnen het bereik van de gelijkebehandelingswetgeving. De klacht is derhalve niet-ontvankelijk. Mocht het College van oordeel zijn dat het verzoek wel binnen het bereik van de gelijkebehandelingswetgeving valt, en dat sprake is van onderscheid, is verweerster van oordeel dat dit onderscheid niet ongeoorloofd is. Bij de locaties van verweerster verblijven kwetsbare cliënten. Het niet dragen van een mondkapje levert een gevaar op voor deze kwetsbare groep. Dat geldt ook voor de plicht van verweerster om haar personeel een veilige werkomgeving te bieden. Het treffen van een doeltreffende aanpassing - waarbij de veiligheid en gezondheid van de cliënten en medewerkers in gelijke mate werd gegarandeerd - vormde op dat moment een onevenredige belasting. Bovendien bood het aanbieden van een minder veilig alternatief - een faceshield - op dat moment geen uitkomst meer omdat verzoeker vanwege de dreigementen die hij had geuit al een schorsing was opgelegd.

 

6 Beoordeling

6.1 Juridisch kader

Het is verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van gezondheidszorg (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onder deel c, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: WGBH/CZ), in samenhang met artikel 1 WGBH/CZ). Verweerster is als aanbieder van gezondheidszorg gehouden aan dit verbod.

6.2 Het verbod houdt mede in dat verweerster gehouden is om - naar gelang de behoefte – doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor haar een onevenredige belasting vormen (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ).

6.3 Verzoeker heeft astma. Dit betreft een chronische ziekte in de zin van de WGBH/CZ, zodat verzoeker bescherming kan ontlenen aan deze wet.

Ontvankelijkheid

6.4 Partijen verschillen niet van mening over de feitelijke gang van zaken tussen 29 december 2020 en 6 januari 2021. Het College stelt dan ook vast dat verzoeker per mail heeft aangegeven geen mondkapje te kunnen dragen vanwege zijn astma. Daarnaast heeft verzoeker aangeboden nadere medische gegevens ter onderbouwing te overleggen. Het is onbetwist dat de direct leidinggevende van de betreffende afdeling verzoeker tweemaal schriftelijk heeft laten weten dat er geen uitzonderingen mogelijk zijn op de mondkapjesplicht en verzoeker enkel welkom is zolang hij het mondkapje op heeft tijdens zijn verplaatsing door het pand. Het College concludeert dan ook dat verzoeker voorafgaand aan 6 januari 2021 tweemaal te kennen is gegeven dat hem de toegang geweigerd zou worden als hij geen mondkapje zou dragen en er geen uitzondering/doeltreffende aanpassing mogelijk was. Verzoeker heeft dan ook belang bij een oordeel over de vraag of verweerster daardoor verboden onderscheid heeft gemaakt. Dat verzoeker op 6 januari 2021 de toegang is geweigerd vanwege de schorsing doet niet af aan het belang van verzoeker om een oordeel te krijgen over de weigering die voorafging aan 6 januari 2021. De klacht is derhalve ontvankelijk.

Maatregelen COVID-19

6.5 In de periode tussen 1 december 2020 en 26 juni 2021 geldt op basis van artikel 2a.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, dat personen van dertien jaar en ouder een mondkapje moeten dragen in publieke binnenruimten. In diezelfde regeling is in artikel 2a.4 bepaald dat deze verplichting niet geldt voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen. In 2a.7 Trm staat dat de verplichtingen in hoofdstuk 2a (met betrekking tot het dragen van mondkapjes) niet gelden voor personen in zorglocaties. Op grond van deze overheidsregels voor zorglocaties was het aldus mogelijk om een eigen beleid ten aanzien van het dragen van mondkapjes te voeren. Dat beleid kon zowel meer als minder uitzonderingen op de mondkapjesplicht omvatten dan de overheidsregels.

Onderscheid?

6.6 Het College stelt vast dat verzoeker op 29 december 2020 en 4 januari 2021 aan verweerster heeft gevraagd om een doeltreffende aanpassing te verrichten. Hij vraagt om bij wijze van uitzondering zonder mondkapje de locatie Rietdijk binnen te mogen gaan voor zijn afspraak. Daarbij zegt hij dat hij vanwege zijn astma geen mondkapje kan dragen, wijst op de uitzonderingsregels van de Rijksoverheid en biedt aan medische informatie te overleggen. Verweerster is in beginsel gehouden om aan dit verzoek te voldoen tenzij dit voor haar onevenredig belastend is.

6.7 De verplichting om een doeltreffende aanpassing te verrichten, brengt mee dat een aanbieder van diensten verplicht is om te onderzoeken in hoeverre een oplossing mogelijk is om personen met een beperking in staat te stellen mee te doen c.q. van deze diensten gebruik te maken. Daarbij geldt: “Overleg en actief handelen is vereist” (Kamerstukken II 2013/14, 33 990, nr. 3, p. 7).

6.8 Het College overweegt dat na het verzoek om een doeltreffende aanpassing te verrichten voor verweerster een verplichting is ontstaan om door middel van overleg en actief handelen te onderzoeken in hoeverre een oplossing mogelijk is om verzoeker in staat te stellen toegang te krijgen tot de locatie. Het College constateert dat verweerster geen richtlijnen of beleid heeft gemaakt voor haar personeel of bezoekers over hoe moest worden omgegaan met eventuele uitzonderingen op de mondkapjesplicht in verband met een beperking of ziekte. Op de website van verweerster stond enkel vermeld dat er een strengere bezoekregeling wordt gehanteerd dan het advies van GGZ Nederland. Ter zitting heeft verweerster desgevraagd toegelicht dat het beleid was dat er geen uitzonderingen werden gemaakt en dat dit ook intern was gecommuniceerd richting de medewerkers. Van verweerster had echter mogen verwacht om in overleg met verzoeker te onderzoeken of er alternatieve oplossingen mogelijk waren welke geen onevenredige belasting vormen voor verweerster en rekening houden met de belangen van beide partijen. Hierbij speelt mee dat verzoeker tijdig contact heeft gezocht met verweerster. Verzoeker heeft zowel de leidinggevende als de klachtenfunctionaris vooraf ingelicht over zijn chronische ziekte en de daaruit voortvloeiende verhindering om een mondkapje te dragen. Verweerster is daarmee tijdig in de gelegenheid gesteld om het gesprek aan te gaan met verzoeker en actief te handelen. Vast staat dat verweerster de gevraagde aanpassing niet heeft verricht en naar aanleiding van verzoekers vragen op 29 december 2020 en 4 januari 2021 ook niet heeft onderzocht of er andere doeltreffende aanpassingen mogelijk waren die enerzijds recht deden aan het doel verspreiding van COVID-19 te voorkomen en anderzijds verzoeker in staat stelde om deel te nemen aan de door verweerster geboden dienstverlening. Deze alternatieven waren wel voor handen, nu verweerster zelf in een later stadium spreekt van de mogelijkheid van het dragen van een faceshield.

6.9 Het College concludeert dat verweerster niet aan haar onderzoeksverplichting heeft voldaan en daarmee in strijd met artikel 2 WGBH/CZ heeft gehandeld.

6.10 Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt, door herhaaldelijk aan te kondigen dat hem de toegang tot de locatie zou worden geweigerd indien hij geen mondkapje zou dragen.

 

7 Oordeel

Parnassia Groep B.V. heeft verboden onderscheid gemaakt jegens [….] op grond van handicap of chronische ziekte door geen uitzondering te maken op de mondkapjesplicht en hem de toegang te weigeren.

 

Aldus gegeven te Utrecht op 7 april 2022 door mr. G.M. Lieuw LL.M, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Elsken, secretaris.

mr. G.M. Lieuw LL.M mr. I.M. van der Elsken

Samenvatting oordeel