Coöperatieve Rabobank U.A. discrimineerde niet op grond van geslacht vanwege moederschap door de inlening met een vrouw te beëindigen omdat zij tijdens een dienst tegelijkertijd voor haar jonge dochter zorgde.

Coöperatieve Rabobank U.A. discrimineerde niet op grond van geslacht vanwege moederschap door de inlening met een vrouw te beëindigen omdat zij tijdens een dienst tegelijkertijd voor haar jonge dochter zorgde.

Oordeelnummer 2022-43
Datum: 02-05-2022
Trefwoord: Moederschap Zakelijke dienstverlening Geslacht Beëindiging van arbeidsverhouding Uitzendarbeid
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Arbeid - Aangaan en beëindiging arbeidsrelatie

Situatie

Een vrouw is via een studentenuitzendbureau werkzaamheden als Medewerker Dagelijkse Bankzaken op de afdeling Rabo Klantenservice (RKS) gaan verrichten. Zij was in die functie het eerste aanspreekpunt voor de klanten van de Rabobank. De vrouw voerde de gesprekken met de klanten via de telefoon of via de chat. Zij heeft de functie grotendeels vanuit huis verricht in korte diensten van drie uur. De vrouw heeft een dochter, die zes maanden oud was toen zij bij de Rabobank ging werken. De Rabobank heeft aan de vrouw een coach toegewezen, evenals aan de andere studenten die via het uitzendbureau voor haar werkzaam waren. Deze coach was voor de vrouw het eerste aanspreekpunt binnen de bank.

Na ongeveer een maand heeft de coach aan de vrouw verteld dat zij heeft vernomen dat haar dochter te horen was tijdens een telefoongesprek met een klant. De coach heeft tegen de vrouw gezegd dat dit tegen de afspraken in was. Een medewerker van het uitzendbureau heeft de vrouw twee dagen later meegedeeld dat de Rabobank de inlening met onmiddellijke ingang heeft beëindigd.

De vrouw vindt dat de Rabobank haar heeft gediscrimineerd op grond van geslacht vanwege moederschap door de inlening met haar te beëindigen. Zij voert aan dat zij geen afspraak heeft gemaakt dat zij altijd een oppas zou hebben. Bij diensten van drie uur heeft zij geen oppas geregeld, omdat haar dochter vaak drie uur achter elkaar sliep.

De Rabobank is het niet met de vrouw eens. De vrouw is de afspraak dat zij tijdens een dienst niet tegelijkertijd voor haar dochter mocht zorgen, niet nagekomen. De Rabobank vindt dat zij een dergelijke afspraak met iedere ouder en/of verzorger van een kind moet kunnen maken.

Beoordeling

De Rabobank mag geen onderscheid op grond van geslacht maken bij de beëindiging van een inlening. Hieronder valt ook het verbod om onderscheid te maken vanwege (jong) moederschap.

Het College stelt vast dat de vrouw tijdens de korte diensten van drie uur geen zorg voor haar dochter heeft geregeld. De Rabobank heeft onder meer vanwege deze reden de inlening met haar beëindigd. Het College zal niet ingaan op de vraag welke afspraken de Rabobank en de vrouw hebben gemaakt over de zorg voor haar dochter tijdens werktijd. Deze afspraken hebben immers niets van doen met de vraag of de Rabobank verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt.

Het College stelt vast dat de bescherming op grond van (jong) moederschap betrekking heeft op de fysieke gevolgen van zwangerschap en bevalling. Zo zijn het geven van borstvoeding en het kolven onlosmakelijk met het moederschap verbonden. Het College is van oordeel dat het zorgen voor een jong kind tijdens werktijd hier niet onder valt. Deze taken kunnen immers ook door een ander worden verricht, zoals door een andere ouder of door medewerkers van een kinderdagverblijf, en zijn dus niet onlosmakelijk met het moederschap verbonden.

Het College concludeert daarom dat de Rabobank jegens de vrouw geen direct onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap heeft gemaakt door de inlening met haar te beëindigen omdat zij tijdens de diensten van drie uur geen zorg voor haar dochter heeft geregeld. De Rabobank heeft ook geen indirect onderscheid op grond van geslacht gemaakt, omdat zij zowel aan vrouwelijke als aan mannelijke medewerkers de eis stelt dat zij onder werktijd geen zorgtaken voor hun kind(eren) mogen verrichten. De vrouw heeft geen feiten aangedragen die kunnen doen vermoeden dat vrouwelijke medewerkers hierdoor bijzonder worden getroffen.

Oordeel

Coöperatieve Rabobank U.A. heeft jegens de vrouw geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.


Oordeel 2022-43

Datum: 2 mei 2022

Dossiernummer: 2021-0152

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

Coöperatieve Rabobank U.A.

gevestigd te Utrecht, verweerster

1        Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap heeft gemaakt door de inlening met haar te beëindigen, omdat zij onder werktijd voor haar dochter heeft gezorgd.

2        Verloop van de procedure

2.1     Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 11 maart 2021, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mail van verzoekster van 10 mei 2021;
  • verweerschrift van 7 september 2021.

2.2     Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2021. Verzoekster heeft het College op 18 november 2021 vlak voor de zitting telefonisch meegedeeld dat zij vanwege de coronamaatregelen niet naar de zitting kon komen. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. C. Nekeman, advocaat te Amsterdam, die werd vergezeld door [. . . .], Flex Coach particulieren SUSA en [. . . .], locatiemanager Rabobank Klantenservice Almere. De vertegenwoordiger van verweerster heeft het College gevraagd om de zitting toch doorgang te laten vinden ondanks de afwezigheid van verzoekster, zodat verweerster de vragen van het College kon beantwoorden. Het College heeft dit verzoek ingewilligd.

2.3     Het College heeft verzoekster op 9 december 2021 het verslag van de zitting toegestuurd en haar in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Ook heeft het College haar verzocht om enkele vragen te beantwoorden, waaronder de vraag of zij ermee akkoord gaat dat het College een oordeel uitspreekt op basis van de schriftelijke stukken, dat wil zeggen zonder haar alsnog op een zitting te horen. In een e-mail van 16 januari 2022 heeft verzoekster de vragen van het College beantwoord en meegedeeld dat zij ermee akkoord gaat dat het College een oordeel geeft op grond van de schriftelijke stukken. Verweerster heeft desgevraagd in een brief van 3 februari 2022 gereageerd op de e-mail van verzoekster van 16 januari 2022. Verzoekster heeft in een e-mail van 18 februari 2022 desgevraagd een reactie gegeven op de brief van verweerster van 3 februari 2022.

2.4     Het College heeft het onderzoek in deze zaak op 21 februari 2022 gesloten en partijen hierover op 14 april 2022 geïnformeerd.

3        Feiten

3.1     Verzoekster verrichtte met ingang 8 februari 2021 via een studentenuitzendbureau, SUSA B.V., hierna: het uitzendbureau, werkzaamheden als Medewerker Dagelijkse Bankzaken op de afdeling Rabo Klantenservice (RKS) van verweerster. RKS is het eerste aanspreekpunt voor particuliere en zakelijke klanten van verweerster. Het contact wordt gelegd via de telefoon of via de chat. De functie van Medewerker RKS wordt hoofdzakelijk (ongeveer 95% van de tijd) vanuit huis uitgeoefend. Een dienst neemt minimaal 3 uur en maximaal 8.5 uur in beslag. Verzoekster heeft hoofdzakelijk korte diensten van maximaal drie uur verricht. Zij heeft een dochter, die bij de aanvang van de werkzaamheden voor verweerster zes maanden oud was.

3.2     Studenten in de SUSA-pool die werkzaamheden als Medewerker RKS zullen verrichten worden opgeleid totdat zij de functie zelfstandig kunnen uitoefenen. Het opleidingsprogramma duurt ongeveer 12 weken. In de eerste twee weken vinden op diverse momenten groepstrainingen plaats. Tijdens het opleidingsprogramma leren de nieuwe Medewerkers RKS hoe zij de klanten te woord moeten staan en worden er alvast gemakkelijke klantengesprekken gevoerd, waarbij een buddy kan meeluisteren. De buddy’s zijn ervaren Medewerkers RKS die in dienst zijn van verweerster en tijdens de opleiding van de nieuwe medewerkers beschikbaar zijn om vragen te beantwoorden. Binnen RKS zijn Flex Coaches werkzaam die het aanspreekpunt zijn voor de via het uitzendbureau aangetrokken studenten. Aan verzoekster was één bepaalde Flex Coach toegewezen, hierna: De Flex Coach.

3.3     Verzoekster heeft op 11 februari 2021 deelgenomen aan een training, waarbij zij met toestemming van de trainer tegelijkertijd de zorg had voor haar dochter, omdat zij geen oppas had.

3.4     In een chatmail van 3 maart 2021 heeft de Flex Coach verzoekster bericht dat zij van de buddy van verzoekster heeft begrepen dat haar dochter die dag te horen was tijdens een telefoongesprek met een klant. De Flex Coach heeft verzoekster gevraagd of het juist was dat haar oppas te laat was. Verzoekster heeft hierop geantwoord dat het klopt dat haar dochter te horen was en dat zij bij korte diensten van maximaal drie uur geen oppas heeft.

3.5     Verzoekster heeft op 4 maart 2021 een gesprek gevoerd met de Flex Coach. Deze heeft toen tegen verzoekster gezegd dat het feit dat haar dochter te horen was tijdens het werk, tegen de afspraken in was.

3.6     Een medewerker van het uitzendbureau heeft verzoekster op 5 maart 2021 telefonisch meegedeeld dat verweerster de inlening heeft beëindigd.

4        Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerster jegens haar verboden onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap heeft gemaakt door de inlening met haar te beëindigen. Hiertoe voert zij aan dat de medewerker van het uitzendbureau op 5 maart 2021 tegen haar heeft gezegd dat verweerster de inlening heeft beëindigd omdat zij geen oppas voor haar dochter had tijdens de korte diensten. Verweerster heeft echter nooit afspraken op papier met haar gemaakt over de zorg voor haar dochter tijdens het thuiswerken. Wel heeft verzoekster hierover eind januari 2021 gesproken met de Flex Coach en de medewerker van het uitzendbureau. Verzoekster heeft toen verteld dat haar dochter bij verschillende kinderdagverblijven op de wachtlijst stond en dat zij een oppas aan huis had zolang er nog geen plaats was in een kinderdagverblijf. De Flex Coach is hier toen mee akkoord gegaan. Verzoekster heeft echter nergens laten vastleggen dat zij altijd een oppas zou hebben. Bij diensten van maximaal drie uur heeft zij geen oppas geregeld, omdat zij het niet gewenst vond dat de oppas langer moest reizen dan dat zij op haar dochter moest passen. Ook was het niet nodig om voor de korte diensten een oppas te regelen omdat haar dochter vaak drie uur achter elkaar sliep.

5        Standpunt verweerster

5.1     Verweerster betwist dat zij jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap heeft gemaakt. Hiertoe voert zij aan dat RKS een belangrijke afdeling voor haar is omdat zij een positieve klantenervaring nastreeft en klanten zo goed en helder mogelijk van hulp moeten worden voorzien. Daarom is het van belang dat de medewerker over een rustige thuiswerkplek beschikt, zodat deze in alle rust de klant zo goed en zo snel mogelijk kan helpen. Ook voert verweerster aan dat de Flex Coach negatieve terugkoppelingen over verzoekster ontving, toen verzoekster daadwerkelijk telefoongesprekken met klanten voerde. Zo zou verzoekster altijd in discussie gaan als zij negatieve feedback ontving, was haar dochter met regelmaat door de gesprekken heen te horen en moest haar dochter tijdens de dienst worden gevoed. Toen de dochter van verzoekster op 3 maart 2021 opnieuw te horen was tijdens een telefoongesprek met een klant, heeft verzoekster desgevraagd aan de Flex Coach meegedeeld dat zij tijdens de korte diensten geen oppas had. Dit was echter niet volgens de afspraak.

5.2     Daarnaast voert verweerster aan dat zij de inlening met verzoekster heeft beëindigd vanwege haar negatieve houding, vanwege onvoldoende vertrouwen dat verzoekster zich zodanig zou ontwikkelen dat zij de functie geheel zelfstandig zou kunnen uitoefenen en omdat zij de gemaakte afspraken over de daadwerkelijke beschikbaarheid niet nakwam. Een werkgever moet een dergelijke afspraak met iedere ouder en/of verzorger van een kind kunnen maken en maakt hiermee geen onderscheid op grond van geslacht. Dit neemt niet weg dat verweerster wel begrip heeft voor de noodzaak van ouders om zorg te dragen voor hun kinderen en dat zij zich hierbij flexibel opstelt, bijvoorbeeld in geval van nood. Zo mocht verzoekster op de eerste trainingsdag tegelijkertijd voor haar dochter zorgen.

6        Beoordeling

6.1     Een werkgever mag geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:646, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)). Dit verbod is ook op verweerster van toepassing bij de beëindiging van de inlening met verzoekster (artikel 1c Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB)).

6.2     Onder onderscheid wordt verstaan: direct en indirect onderscheid (artikel 7:646, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, BW). Direct onderscheid op grond van geslacht betekent dat een persoon op grond van geslacht op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en (jong) moederschap (artikel 7:646, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, BW). Er is sprake van indirect onderscheid op grond van geslacht als een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen van een bepaald geslacht in vergelijking met andere personen bijzonder treft (artikel 7:646, vijfde lid, aanhef en onderdeel c, BW). Het is vaste oordelenlijn van het College dat er niet alleen sprake is van onderscheid als de beschermde grond de enige reden is geweest voor de beëindiging van de inlening, maar ook als deze grond hierbij mede een rol heeft gespeeld.

6.3     Het College stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verzoekster tijdens de korte diensten van maximaal drie uur geen zorg voor haar dochter heeft geregeld, maar zelf voor haar heeft gezorgd. Partijen verschillen wel van mening over de vraag welke afspraken er zijn gemaakt over de zorg voor de dochter tijdens werktijd en of verzoekster deze afspraken is nagekomen. Het College zal hier echter niet op ingaan, want deze afspraken hebben niets van doen met de vraag of verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt. Het College zal daarom beoordelen of verweerster jegens verzoekster verboden onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap heeft gemaakt door de inlening mede te beëindigen omdat zij tijdens de korte diensten van drie uur zelf voor haar dochter heeft gezorgd.

6.4     Het College overweegt dat uit de wetsgeschiedenis bij de wijziging van de WGB en het toenmalige artikel 1637ij BW blijkt dat de bescherming op grond van (jong) moederschap betrekking heeft op de fysieke gevolgen van zwangerschap en bevalling (Kamerstukken II 1986/87, 19 908, nr. 3, p. 13). Zo zijn het geven van borstvoeding en het kolven onlosmakelijk met het moederschap verbonden (vergelijk de voorganger van het College, Commissie Gelijke Behandeling, 15 mei 2012, 2012-90, overweging 3.4, en College voor de Rechten van de Mens 10 augustus 2015, 2015-92, overweging 3.4). Het zorgdragen voor een jong kind onder werktijd, valt hier echter niet onder. Deze taken kunnen immers ook door een ander worden verricht, zoals door een andere ouder of een oppas aan huis of door medewerkers van een kinderdagverblijf, en zijn dus niet onlosmakelijk met het moederschap verbonden. Dit zou anders zijn als verzoekster onder werktijd zou hebben gekolfd of borstvoeding zou hebben gegeven. Hiervan was echter geen sprake. Verzoekster heeft hierover in haar e-mail van 16 januari 2022 desgevraagd aan het College meegedeeld dat zij alleen tijdens de training van 11 februari 2021 met toestemming van de trainer borstvoeding heeft gegeven en daarna nooit tijdens de diensten voor verweerster. Verweerster heeft dan ook jegens verzoekster geen direct onderscheid op grond van geslacht vanwege (jong) moederschap gemaakt. Er is evenmin sprake van indirect onderscheid op grond van geslacht, nu verweerster zowel aan vrouwelijke als aan mannelijke medewerkers de eis stelt dat zij onder werktijd geen zorgtaken voor hun kind(eren) mogen verrichten. Daarnaast heeft verzoekster geen feiten aangedragen die kunnen doen vermoeden dat vrouwelijke medewerkers hierdoor bijzonder worden getroffen.

6.5     Het College is daarom van oordeel dat verweerster jegens verzoekster geen verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door de inlening mede te beëindigen omdat zij tijdens werktijd zorgtaken voor haar dochter heeft verricht.

7        Oordeel

Coöperatieve Rabobank U.A. heeft jegens [. . . .] geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 2 mei 2022 door mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Werker, secretaris.

mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen     

mr. B.H.M. Werker

Samenvatting oordeel