Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen discrimineert een vrouw niet bij het besluit haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen.

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen discrimineert een vrouw niet bij het besluit haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen.

Oordeelnummer 2022-61
Datum: 03-06-2022
Trefwoord: Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Tijdelijke dienst Zwangerschap Beëindiging van arbeidsverhouding Overheid Aangaan arbeidsverhouding Geslacht Bewijslast
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Arbeid - Overige

Situatie

Een vrouw werkt als uitkeringsdeskundige bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Zij heeft een tijdelijk contract, dat een keer met een jaar is verlengd. Tijdens de tweede verlenging krijgt de vrouw de functie van praktijkbegeleider. Hierna meldt de vrouw zich ziek. De leidinggevende en de vrouw hebben verschillende keren telefonisch contact. In een van die gesprekken deelt de leidinggevende mee dat de arbeidsovereenkomst van de vrouw niet wordt verlengd. De vrouw vertelt in dit gesprek dat zij zwanger is.

Volgens de vrouw heeft UWV jegens haar gediscrimineerd op grond van haar geslacht door haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen vanwege haar zwangerschap. De vrouw stelt dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd. Tijdens haar ziekte heeft de vrouw in een van de gesprekken met haar leidinggevende verteld dat zij ziek is door haar zwangerschap. De leidinggevende heeft hierna aangegeven dat zij haar arbeidsovereenkomst niet ging verlengen, omdat zij langdurig ziek was.

UWV betwist dat de zwangerschap of zwangerschapsgerelateerde ziekte van de vrouw een rol heeft gespeeld bij het besluit om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Zij wist pas dat de vrouw zwanger was nadat zij had besloten haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. UWV betwist ook dat zij wist dat de vrouw ziek was door haar zwangerschap.

Beoordeling

Een werkgever mag niet discrimineren tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van  een arbeidsovereenkomst. Daaronder valt ook het wel of niet verlengen van een tijdelijke rbeidsovereenkomst. Dat betekent onder andere dat zwangerschap, bevalling, moederschap en afwezigheid vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof hierbij geen rol mag spelen.

Het is aan de vrouw om feiten aan te voeren die doen vermoeden dat haar zwangerschap een rol heeft gespeeld bij het besluit om niet te verlengen. Het College is van mening dat zij hier niet in is geslaagd. Een werknemer is niet verplicht haar werkgever te vertellen dat zij zwanger is. Maar als een werkgever niet weet dat een werknemer zwanger is of dat zij ziek is vanwege zwangerschap, dan kan dit ook geen rol hebben gespeeld bij een besluit het contract van deze werknemer niet te verlengen. Nu partijen van mening verschillen over wanneer de vrouw aan het UWV heeft verteld dat zij zwanger is, kan het College niet vaststellen dat de vrouw dit heeft verteld voordat het UWV heeft besloten haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De vrouw heeft verder geen feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat het UWV wist of moest weten dat zij ziek was vanwege haar zwangerschap. In de e-mailwisseling wordt alleen gesproken over de ziekte van de vrouw en niet over haar zwangerschap, zoals de vrouw stelt.

De vrouw heeft ook geen andere feiten aangevoerd die kunnen doen vermoeden dat haar (ziekte door) zwangerschap een rol heeft gespeeld bij het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft jegens een vrouw geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.


Oordeel
2022-61
 

Datum: 3 juni 2022
Dossiernummer: 2021-0529


Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoekster

tegen

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

gevestigd te Amsterdam, verweerder
 

1            Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerder jegens haar verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt bij het besluit haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen.
 

2            Verloop van de procedure

2.1         Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 15 september 2021, ontvangen op dezelfde dag;
  • e-mail van verzoekster van 24 november 2021;
  • verweerschrift van 18 maart 2022.

2.2         Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2022. Partijen zijn verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.S. Dalfour, advocaat UWV, die werd vergezeld door [….], juridisch adviseur UWV.
 

3            Feiten

3.1         Verzoekster werkt sinds 4 december 2018 bij verweerder als Uitkeringsdeskundige bij de Divisie Uitkeren, eerst als uitzendkracht en vanaf 1 augustus 2019 op basis van een arbeidsovereenkomst van een jaar. De arbeidsovereenkomst is daarna met een jaar verlengd tot 1 augustus 2021. Per 1 mei 2021 werkt verzoekster als praktijkbegeleider op dezelfde afdeling.

3.2         Op 2 juni 2021 meldt verzoekster zich ziek. Hierna hebben verzoekster en haar leidinggevende verschillende keren telefonisch contact. In deze gesprekken geeft de leidinggevende aan dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bijna is afgelopen en dat zij een beslissing moet nemen of zij de arbeidsovereenkomst gaat verlengen of niet. In een gesprek op 23 juni 2021 deelt de leidinggevende mee dat de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet wordt verlengd. Verzoekster vertelt in dit gesprek dat zij zwanger is.

3.3         In een e-mail aan haar leidinggevende van 25 juni 2021 geeft verzoekster aan dat zij het jammer vindt dat haar arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd, omdat zij nu ziek is. De leidinggevende reageert hierop per e-mail van dezelfde dag. In deze e-mail geeft zij onder meer aan dat het feit dat verzoekster is uitgevallen, niet de reden is voor het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst.

3.4         Per brief van 28 juni 2021 bevestigt verweerder dat de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet wordt verlengd.
 

4            Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerder jegens haar verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen vanwege haar zwangerschap. Verzoekster stelt dat zij altijd goed heeft gefunctioneerd. Dat heeft haar leidinggevende meerdere keren tegen haar gezegd en zij heeft altijd goede beoordelingen gehad. Bovendien blijkt dit uit het feit dat zij per 1 mei 2021 was begonnen als praktijkbegeleider van een nieuw team en dat zij was  uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor een mentor traineeship. Tijdens haar ziekte heeft verzoekster in een van de gesprekken met haar leidinggevende verteld dat zij ziek is door haar zwangerschap. De leidinggevende heeft hierna aangegeven dat zij de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet ging verlengen, omdat zij langdurig ziek was.
 

5            Standpunt verweerder

Verweerder betwist dat de zwangerschap of zwangerschapsgerelateerde ziekte      van verzoekster een rol heeft gespeeld bij het besluit om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Verweerder wist pas dat verzoekster zwanger was nadat zij        had besloten de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet te verlengen. Verweerder betwist dat zij wist dat verzoekster ziek was door haar zwangerschap. De leidinggevende van verzoekster heeft verklaard dat verzoekster in het gesprek van 23 juni 2021 heeft verteld dat zij zwanger was, nadat de leidinggevende had meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Verweerder erkent dat verzoekster goed heeft gefunctioneerd en dit is dan ook geen reden geweest om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Andere factoren, zoals inzetbaarheid, in combinatie met de daling van de instroom aan WW-aanvragen, hebben ertoe geleid dat de arbeidsovereenkomst van verzoekster niet is verlengd. Verder speelt mee dat verweerder verzoekster geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kon aanbieden, omdat zij  niet alle daarvoor vereiste opleidingen heeft gevolgd.


6            Beoordeling

Verboden onderscheid op grond van geslacht door de arbeidsovereenkomst  niet te verlengen vanwege zwangerschap?

6.1         De werkgever mag geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:646, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)). De beslissing om een arbeidsovereenkomst al dan niet te verlengen, is een beslissing over het al dan niet aangaan van een arbeidsovereenkomst.

6.2         Onder onderscheid op grond van geslacht wordt zowel direct als indirect onderscheid begrepen. Onder direct onderscheid wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap (artikel 7:646, vijfde lid, BW).

6.3         De afwezigheid vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof of vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten die optreden voorafgaand aan het zwangerschapsverlof dient te worden gezien als een direct en onlosmakelijk gevolg van de zwangerschap en dient daarom op één lijn  te worden gesteld met de zwangerschap zelf. Dat volgt uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) (zie onder meer HvJ EU 8 september 2005, nr. C-191/03, rechtsoverweging 47, ECLI:NL:XX:2005:AX8398, NJ 2006, 299 (North Western Health Board/McKenna)). Dit is ook vaste oordelenlijn van het College.

6.4         Het is aan verzoekster om feiten aan te voeren die onderscheid op grond van geslacht kunnen doen vermoeden. Als zij hierin slaagt, is het aan verweerder om te bewijzen dat niet in strijd met artikel 7:646 BW is gehandeld (artikel 7:646, twaalfde lid, BW).

6.5         Een werknemer is op grond van onder meer jurisprudentie van het HvJ EU niet verplicht haar werkgever in kennis te stellen van haar zwangerschap (HvJ EG 4 oktober 2001, zaak C-109/00 (Tele Danmark A/S /Handels- og Kontorfunktionaerernes Forbond i Danmark), ECLI:EU:C:2001:513, overweging 24). Maar als een werkgever niet weet dat een werknemer zwanger is of dat zij ziek is vanwege zwangerschap, dan kan dit ook geen rol hebben gespeeld bij een besluit het contract van deze werknemer niet te verlengen.

6.6         In dit geval verschillen partijen van mening over het tijdstip waarop verzoekster heeft verteld dat zij zwanger is, dan wel ziek is als gevolg van haar zwangerschap. Verzoekster stelt dat verweerder heeft besloten haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen nadat zij heeft verteld dat zij zwanger was. Verweerder stelt dat hij eerst heeft besloten om het contract niet te verlengen en dat verzoekster toen heeft verteld dat zij zwanger was.

6.7         Verzoekster voert aan dat haar leidinggevende tijdens haar ziekte heeft gezegd dat zij zeer tevreden was over haar functioneren, maar dat zij haar arbeidsovereenkomst niet kon verlengen als zij langdurig ziek zou zijn. De leidinggevende heeft haar vervolgens gevraagd om langzaam weer aan het werk te gaan om te laten zien dat zij het weer aankon. Verzoekster was echter niet in staat om te werken en voelde zich hierdoor onder druk gezet. In het volgende gesprek zei de leidinggevende dat zij de indruk had dat verzoekster langdurig ziek zou zijn en dat het daarom beter was om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Zij gaf verder aan dat verzoekster een goede medewerker was en dat zij terug zou mogen komen als zij weer beter was. Verzoekster stelt dat zij tijdens haar ziekte in één van de telefoongesprekken met haar leidinggevende heeft verteld dat zij zwanger was. Verweerder wist dus dat haar zwangerschap de reden was van haar ziekte. Op 30 juni 2021 had verzoekster een afspraak met de bedrijfsarts en op dezelfde dag zei de leidinggevende tegen haar dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Verzoekster heeft vervolgens een e-mail gestuurd waarin zij aangaf dat zij het jammer vond dat haar contract niet werd verlengd vanwege haar ziekte door zwangerschap. De leidinggevende antwoordde dat dit besluit niets met haar zwangerschap of ziekte te maken heeft, maar gebaseerd is op andere factoren, waaronder het niet beheersen van competenties. Verzoekster gelooft deze reden niet, omdat eerder is gezegd dat zij goed functioneerde en zij ook nooit heeft gehoord dat zij niet goed functioneerde. Zij heeft altijd goede beoordelingen gehad. Bovendien is het vreemd dat zij de functie van praktijkbegeleider had gekregen en was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor een mentor traineeship, als verweerder haar arbeidsovereenkomst kort daarna niet wilde verlengen.

6.8         Verweerder stelt dat de zwangerschap van verzoekster geen enkele rol heeft gespeeld bij het besluit haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Hij erkent dat hij tevreden was over het functioneren van verzoekster. Haar functioneren is dan ook niet de reden geweest om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Omdat er medio 2021 een dalende lijn te zien was in het aantal WW-aanvragen, was het niet meer vanzelfsprekend dat tijdelijke arbeidscontracten werden verlengd of omgezet naar vaste contracten. Verweerder kon verzoekster geen vast contract aanbieden, omdat zij één van de daarvoor vereiste opleidingen niet had gevolgd. Bovendien had verzoekster aangegeven dat haar ambities buiten de Divisie Uitkeren lagen. Verweerder betwist de stelling van verzoekster dat de leidinggevende op 30 juni 2021 aan verzoekster heeft meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. De leidinggevende heeft dit op 23 juni 2021 aan verzoekster meegedeeld. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar een e-mailwisseling van vrijdag 25 juni 2021, waarin verzoekster aangeeft dat zij na het gesprek van woensdag heeft zitten ‘piekeren en malen’ en dat zij het jammer vindt dat haar contract niet wordt verlengd. Verder betwist verweerder dat hij wist dat verzoekster zwanger was voordat hij het besluit had genomen om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De leidinggevende van verzoekster heeft verklaard dat verzoekster in het gesprek van 23 juni 2021 heeft verteld dat zij zwanger was, nadat de leidinggevende had gezegd dat haar arbeidsovereenkomst niet werd verlengd. Het is volgens verweerder niet aannemelijk dat de leidinggevende dit in het gesprek spontaan heeft besloten, omdat dit een gewogen besluit is. Verder heeft verzoekster in haar e-mail van 25 juni 2021 niet verwezen naar ziekte door zwangerschap, maar alleen naar haar ziekte.

6.9         Het College is van oordeel dat verzoekster geen feiten heeft aangevoerd die kunnen doen vermoeden dat haar zwangerschap of haar zwangerschapsgerelateerde ziekte een rol hebben gespeeld bij het besluit haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat de chronologische feitenweergave, zoals hiervoor onder overweging 3 weergegeven, juist is. Het staat dan ook tussen partijen vast dat verweerder op 23 juni 2021 aan verzoekster heeft verteld dat haar contract niet werd verlengd. Nu partijen van mening verschillen over wanneer verzoekster aan verweerder heeft verteld dat zij zwanger is, kan het College niet vaststellen dat verzoekster dit heeft verteld voordat verweerder heeft besloten haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Verzoekster heeft verder geen feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat verweerder wist of behoorde te weten dat zij ziek was vanwege haar zwangerschap. In de e-mailwisseling van 25 juni 2021 verwijzen verzoekster en verweerder ook alleen naar de ziekte van verzoekster en niet naar haar zwangerschap, zoals verzoekster stelt. Ook anderszins zijn geen feiten gebleken die kunnen doen vermoeden dat de (ziekte door) zwangerschap van verzoekster een rol hebben gespeeld bij het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst.

6.10      Gelet op het voorgaande is het College van oordeel dat verzoekster er niet in is geslaagd om feiten aan te voeren die onderscheid op grond van geslacht kunnen doen vermoeden bij het besluit van verweerder om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen.


7            Oordeel

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft jegens [….] geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt.

Aldus gegeven te Utrecht op 3 juni 2022 door mr. G.M. Lieuw LL.M., voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.M. Schimmel, secretaris.


 

mr. G.M. Lieuw LL.M.   

mr. R.E.M. Schimmel

Samenvatting oordeel