Tandartspraktijk Heijdra B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt door een man niet toe te staan binnen het praktijkgebouw te wachten tijdens de tandheelkundige behandeling van zijn dochter.

Tandartspraktijk Heijdra B.V. heeft geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt door een man niet toe te staan binnen het praktijkgebouw te wachten tijdens de tandheelkundige behandeling van zijn dochter.

Oordeelnummer 2022-67
Datum: 20-06-2022
Trefwoord: Ras Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten
Discriminatiegrond: Ras
Terrein: Goederen en diensten - Gezondheidszorg

Situatie

Een man bezoekt Tandartspraktijk Heijdra B.V. voor de tandheelkundige behandeling van zijn dochter. De man heeft een donkere huidskleur en een niet-Nederlandse afkomst. Zijn dochter staat onder behandeling bij de verwijspraktijk. Kinderen in de verwijspraktijk gaan na een eerste kennismaking altijd alleen de behandelkamer binnen. Ouders wachten in de wachtkamer. Voor kinderen in de algemene praktijk gelden deze uitgangspunten niet.  

De dochter van de man is in totaal vijf keer bij Tandartspraktijk Heijdra B.V. geweest waarvan twee keer in coronatijd. Op 11 november 2020 kwam de man met zijn dochter voor de vijfde keer naar de praktijk. De man is bij beide afspraken in coronatijd gevraagd om buiten het praktijkgebouw te wachten. Op 11 november 2020 wil de man niet buiten wachten. Er ontstaat onenigheid tussen de man en medewerkers van verweerster. Na enige tijd wordt de praktijkeigenaar bij het gesprek geroepen. De man wordt verzocht om de praktijk te verlaten.

De man vindt dat er met twee maten wordt gemeten door hem wel te vragen buiten het praktijkgebouw te wachten en andere aanwezige ouders, met een witte huidskleur en Nederlandse afkomst, niet.

Tandartspraktijk Heijdra B.V. zegt dat er geen sprake is van onderscheid op grond van ras. Zij heeft verschillende coronamaatregelen gehanteerd voor haar algemene praktijk en haar verwijspraktijk. Dit verschil in maatregelen heeft niets met ras te maken, maar wel alles met de verschillen tussen de twee praktijken. De reden daarvoor is dat de behandeling van verwijskinderen meer tijd in beslag neemt dan reguliere mondzorg.

Beoordeling

Het College overweegt dat het enkele feit dat op het moment dat de man werd gevraagd om buiten de praktijkruimte te wachten, hij de enige was aan wie dit werd gevraagd, op zichzelf onvoldoende is om te kunnen vermoeden dat dit verband houdt met de grond ras.

Het College oordeelt dat de man er niet in is geslaagd om feiten aan te dragen die op zichzelf of in samenhang met het beperkt inzichtelijke coronabeleid van Tandartspraktijk Heijdra B.V.  kunnen doen vermoeden dat de huidskleur en/of afkomst van de man een rol heeft/hebben gespeeld bij het verzoek om buiten te wachten.

Oordeel

Tandartspraktijk Heijdra B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens de man op grond van ras door hem niet toe te staan binnen het praktijkgebouw te wachten tijdens de tandheelkundige behandeling van zijn dochter.


Oordeel 2022-67

Datum: 20 juni 2022

Dossiernummer: 2021-0633

Oordeel in de zaak van

[….]

wonende te [….], verzoeker

tegen

Tandartspraktijk Heijdra B.V.

gevestigd te Barneveld, verweerster

1        Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door hem niet toe te staan binnen het praktijkgebouw te wachten tijdens de tandheelkundige behandeling van zijn dochter.

2        Verloop van de procedure

Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 15 juli 2021, ontvangen op 8 oktober 2021;
  • e-mail van 13 december 2021 inclusief video-opname;
  • verweerschrift van 19 april 2022.

Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2022. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door [….], eigenaar Tandartspraktijk Puntgaaf, die werd vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door [….].

3        Feiten

3.1     Verweerster is een tandartspraktijk die bestaat uit een algemene praktijk en een verwijspraktijk. De verwijspraktijk is voor kinderen met angstklachten die vastlopen in de behandeling bij hun eigen tandarts. De werkwijze van verweerster met betrekking tot begeleiding van de kinderen is als volgt. Kinderen in de verwijspraktijk gaan na een eerste kennismaking altijd alleen de behandelkamer binnen. Ouders wachten in de wachtkamer. Voor kinderen in de algemene praktijk gelden deze uitgangspunten niet.  

3.2     De dochter van verzoeker is in totaal vijf keer bij verweerster in de verwijspraktijk geweest waarvan twee keer in coronatijd. Op 11 november 2020 kwam verzoeker met zijn dochter voor de vijfde keer naar de praktijk. Verzoeker is bij beide afspraken in coronatijd gevraagd om buiten het praktijkgebouw te wachten. Op 8 oktober 2020 wacht verzoeker buiten totdat hij een WhatsApp-bericht krijgt.

Op 11 november 2020 wil verzoeker niet buiten wachten. Er ontstaat onenigheid tussen verzoeker en medewerkers van verweerster. Na enige tijd wordt de praktijkeigenaar bij het gesprek geroepen. Verzoeker wordt verzocht om de praktijk te verlaten.

3.3     Verzoeker heeft zich op 11 november 2020 gewend tot anti-discriminatievoorziening Vizier. Op 26 november 2020 heeft Vizier namens verzoeker een hoor- en wederhoorbrief verzonden. Op 7 december 2020 heeft verweerster hierop gereageerd. In de reactie schrijft verweerster dat zij vanwege Covid-19 zowel voor de algemene praktijk als voor de verwijspraktijk extra maatregelen hebben genomen.

4        Standpunt verzoeker

4.1     Verzoeker stelt dat verweerster verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van ras. Verweerster heeft gemeten met twee maten. In de wachtruimte van de praktijk waren meerdere ouders aan het wachten op hun kind en sommigen van hen gingen met hun kinderen mee de behandelkamer in. Deze ouders werden niet gevraagd om in de auto te wachten en verzoeker, die een donkere huidskleur en een niet-Nederlandse afkomst heeft, wel. Verzoeker stelt dat deze feiten onderscheid op grond van ras kunnen doen vermoeden. Dit vermoeden is gesterkt doordat medewerkers van verweerster verzoeker niet hebben verklaard waarom hij als enige ouder werd gevraagd om buiten te wachten. De eigenaar heeft zich niet voorgesteld, droeg geen mondkapje en kwam fysiek te dicht bij hem.

5        Standpunt verweerster

5.1     Verweerster betwist dat zij verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. Zij heeft verschillende coronamaatregelen gehanteerd voor haar algemene praktijk en haar verwijspraktijk. Dit verschil in maatregelen heeft niets met ras te maken, maar wel alles met de verschillen tussen de twee praktijken. De reden daarvoor is dat de behandeling van verwijskinderen meer tijd in beslag neemt dan reguliere mondzorg. Uitgangspunt van de Covid-19-maatregelen was echter dat nauw contact met een besmet persoon langer dan vijftien minuten een grotere kans op besmetting gaf en reden was voor verplichte quarantaine. Daarom had verweerster een speciaal beleid voor de verwijspraktijk ontwikkeld, bestaande uit het wachten in de auto. Het verzoek aan ouders om buiten de praktijkruimte te wachten, gold voor alle ouders van kinderen in de verwijspraktijk.

6        Beoordeling

6.1     Een tandartspraktijk mag geen onderscheid op grond van ras maken bij het aanbieden van of het verlenen van toegang tot goederen of diensten (artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)). De (handhaving van de) voorwaarden waaronder mondzorg worden aangeboden vallen binnen de werkingssfeer van dit artikel. Het College legt het begrip ras, overeenkomstig de definitie in onder meer  het Internationaal Verdrag inzake uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie, ruim uit. Het omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (Kamerstukken II 1990/91, 22 014, nr. 3, p. 13). Verzoeker stelt dat verweerster jegens hem onderscheid heeft gemaakt omdat hij een donkere huidskleur heeft en van buitenlandse afkomst is. Dit maakt dat hem een beroep toekomt op de grond ras (vergelijk College voor de Rechten van de Mens 21 mei 2021, 2021-62, overweging 6.1 en 6.2)

6.2     Het is aan verzoeker om feiten aan te voeren die kunnen doen vermoeden dat verweerster onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. Als hij hierin slaagt, is het aan verweerster om te bewijzen dat zij niet in strijd heeft gehandeld met de AWGB (artikel 10, eerste lid, AWGB).

6.3     Verzoeker heeft gesteld dat hij op 11 november 2020 de enige persoon met een donkere huidskleur en buitenlandse afkomst was in de praktijk. Verweerster heeft dit niet onderzocht of weersproken. Het College overweegt evenwel dat het enkele feit dat op het moment dat verzoeker werd gevraagd om buiten de praktijkruimte te wachten, hij de enige was aan wie dit werd gevraagd, op zichzelf onvoldoende is om te kunnen vermoeden dat dit verband houdt met de grond ras (vergelijk College voor de Rechten van de Mens 3 november 2016, 2016-118, overweging 4.5 en College voor de Rechten van de Mens 6 september 2021, 2021-118, overweging 5.4).

6.4     Verzoeker heeft aangevoerd dat er door het aanwezige personeel niet is ingegaan op zijn vraag waarom er wordt gemeten met twee maten. Verweerster betwist dit. Haar medewerkers hebben immers uitleg gegeven over de coronamaatregelen en de verschillen tussen de algemene praktijk en de verwijspraktijk. Uit de overgelegde video-opname komt naar voren dat door de medewerkers uitleg wordt gegeven over het beleid van verweerster met betrekking tot de algemene praktijk en de verwijspraktijk. Op geen enkel moment wordt er tijdens dit vastgelegde gesprek door verzoeker of verweerster gerefereerd aan de huidskleur en/of afkomst van verzoeker. Het College stelt op grond van het voorgaande vast dat verzoeker wel heeft genoemd dat er met twee maten wordt gemeten maar niet ten opzichte van wie. Verzoeker heeft aldus niet aangetoond dat hij de medewerkers van verweerster duidelijk heeft gemaakt dat er sprake zou zijn van racisme door onderscheid te maken tussen mensen met een donkere huidskleur en een buitenlandse afkomst en een niet-donkere huidskleur een niet-buitenlandse afkomst.

6.5     Na het beluisteren van de video-opname van het gesprek tussen verzoeker en de medewerkers en eigenaar van verweerster heeft het College ook verder geen feiten vast kunnen stellen die kunnen doen vermoeden dat daarbij tegenover verzoeker verboden onderscheid op grond van huidskleur of herkomst is gemaakt. Dat de eigenaar zich niet met naam en functie aan verzoeker voorstelt, kan een dergelijk onderscheid niet doen vermoeden. Of de eigenaar een mondkapje heeft gedragen en anderhalve meter afstand heeft gehouden, kan het College niet als feit vaststellen.

6.6     Het College stelt wel vast dat uit de informatie bij de afspraakbevestiging en de poster bij de ingang niet blijkt dat er in het beleid onderscheid werd gemaakt tussen ouders van kinderen in de algemene praktijk en de verwijspraktijk. Het beleid dat kinderen van de verwijspraktijk tijdens de wen-afspraak zonder begeleiding in de behandelkamer zijn is slechts via de website gecommuniceerd. Door deze informatie niet op voorhand proactief te delen, heeft verweerster slechts in beperkte mate inzichtelijk gemaakt op basis van welke criteria ouders wel of niet werden toegestaan in de wachtruimte plaats te nemen tijdens de behandeling van hun kind.               Indien een procedure weinig inzichtelijk is en/of niet op objectieve wijze geschiedt, kan dit bijdragen aan het vermoeden dat onderscheid is gemaakt. Echter, alleen het feit dat een procedure niet geheel inzichtelijk is, is onvoldoende om een vermoeden van onderscheid te vestigen (vergelijk College voor de Rechten van de Mens 2 september 2021, 2021-117, overweging 4.3).

6.7     Het College oordeelt dat verzoeker er niet in is geslaagd om feiten aan te dragen die op zichzelf of in samenhang met het beperkt inzichtelijke coronabeleid van verweerster kunnen doen vermoeden dat de huidskleur en/of afkomst van verzoeker een rol heeft/hebben gespeeld bij het verzoek om buiten te wachten. Het College oordeelt daarom dat verweerster jegens verzoeker geen onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.

7        Oordeel

Tandartspraktijk Heijdra B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [….] op grond van ras door hem niet toe te staan binnen het praktijkgebouw te wachten tijdens de tandheelkundige behandeling van zijn dochter.

Aldus gegeven te Utrecht op 20 juni 2022 door mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Elsken, secretaris.

mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen     

mr. I.M. van der Elsken

Samenvatting oordeel