Geen discriminatie of intimidatie door Stichting Talis bij het verhuren van woonruimte aan een man die vanwege een handicap of chronische ziekte hypersensitief is voor prikkels en geluid.
Oordeelnummer 2022-8Datum: 08-02-2022
Trefwoord: Chronische ziekte Huren/verhuren Bewijslast Aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen en diensten Klachtbehandeling Handicap of chronische ziekte Intimidatie Doeltreffende aanpassing Handicap Wonen
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Wonen
Situatie
Een man huurt een woning van Stichting Talis. Hij is vanwege een obsessieve-compulsieve stoornis en Gilles de la Tourette, hypersensitief voor prikkels en geluid. Zijn woning ligt in een gehorig appartementencomplex. Als er ergens in het complex werkzaamheden plaatsvinden, dan heeft de man daar last van. De man vraagt aan de woningbouwstichting om hem tijdig te informeren over werkzaamheden die gaan komen, zodat hij een andere woonomgeving kan vinden. De man verwijt het Talis dat zij nalaat dit te doen. De woningbouwstichting is het hier niet mee eens. De man stuurt meerdere klachten naar Talis over geluidsoverlast. Twee medewerkers van de woningstichting leggen daarop twee keer een huisbezoek bij de man af. De man zegt dat Talis zich hierbij schuldig heeft gemaakt aan intimidatie. De woningbouwstichting betwist dit. Ook voert de man aan dat Talis hem discrimineert door niet mee te werken aan een verhuizing naar een andere, rustigere, woning en hem daarbij dwang en begeleiding op te leggen. De woningbouwstichting weerspreekt dit.
Beoordeling
Talis mag bij het verhuren van een woning niet discrimineren of intimideren op grond van handicap of chronische ziekte. Onder het verbod van discriminatie valt ook de plicht om een doeltreffende aanpassing te verrichten, tenzij dit een onevenredige belasting vormt.
De man vraagt aan Talis om hem tijdig op de hoogte te stellen over op stapel zijnde werkzaamheden in het appartementencomplex. Beide partijen zijn het er over eens dat dit voor de man een doeltreffende aanpassing is vanwege zijn handicap of chronische ziekte. Maar partijen zijn het er niet over eens of Talis de aanpassing goed uitvoert. Talis zegt dat er een brief in de gemeenschappelijke hal wordt opgehangen waarmee werkzaamheden tijdig worden aangekondigd. De man zegt dat dit niet waar is en verklaart dat deze brief er niet heeft gehangen. Omdat de man geen bewijs heeft, waaruit blijkt dat Talis heeft nagelaten om de brief op te hangen, oordeelt het College dat niet is gebleken van discriminatie. Het College doet Talis wel de aanbeveling om te onderzoeken of het mogelijk is om de man individueel te informeren over op stapel staande werkzaamheden in het appartementencomplex, naast de op te hangen brief in de hal.
Medewerkers van Talis gaan twee keer bij de man op huisbezoek. Hoewel het duidelijk is dat de man de huisbezoeken zeer onaangenaam vond is niet gebleken dat de medewerkers zich schuldig hebben gemaakt aan intimidatie. De man had niet gereageerd op uitnodigingen van de woningbouwstichting om te praten. Er was op dat moment geen andere manier om man te kunnen spreken. Niet is gebleken van gedragingen of uitingen door de medewerkers met het doel of gevolg om de waardigheid van de man aan te tasten in verband met zijn handicap of chronische ziekte.
De man voert ook aan dat Talis hem discrimineert door niet mee te werken aan een verhuizing. Volgens de man heeft Talis nagelaten om hem aan te melden bij het Regieteam van de gemeente, om een indicatiewoning te kunnen krijgen. Dit wordt echter betwist door Talis zodat dit niet is komen vast te staan. Wel staat vast dat de woningbouwstichting, als voorwaarde aan de man stelt om hem te helpen verhuizen, dat hij begeleiding aanvaardt. Het College oordeelt dat deze voorwaarde, in deze specifieke omstandigheden, niet in strijd is met het discriminatieverbod. Het gaat om begeleiding -via een maatschappelijk werker of een willekeurige derde- bij het communiceren. Voorheen verliep de communicatie tussen partijen via de maatschappelijk werker van de man. Nu communiceren zij rechtstreeks wat telkens leidt tot misverstanden. Het ontbreken van begeleiding heeft een dusdanig negatief effect op de communicatie dat het verhuistraject geen vorm krijgt.
Oordeel
Stichting Talis heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens een man op grond van handicap of chronische ziekte.
Oordeel
2022-8
Datum: 8 februari 2022
Dossiernummer: 2021-0219
Oordeel in de zaak van
[. . . .]
wonende te [. . . .], verzoeker
tegen
Stichting Talis
gevestigd te Nijmegen, verweerster
1 Verzoek
Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt bij het verhuren van woonruimte, door hem niet tijdig te informeren over overlast veroorzakende werkzaamheden en door niet mee te werken aan een verhuizing. Ook vraagt verzoeker om te beoordelen of verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan intimidatie bij het afleggen van twee huisbezoeken. Tenslotte vraagt verzoeker om te beoordelen of sprake is van een onzorgvuldige klachtbehandeling en laster en smaad.
2 Verloop van de procedure
2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- verzoekschrift van 16 april 2021, ontvangen op dezelfde dag;
- twee e-mails van verzoeker ontvangen op 26 mei 2021;
- een e-mail van verzoeker van verzoeker ontvangen op 24 juni 2021, 7 juli 2021, 9 juli 2021, 23 juli 2021, 10 augustus 2021;
- twee e-mails van verzoeker ontvangen op 11 augustus 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 30 augustus 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 13 september 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 27 september 2021;
- twee e-mails van verzoeker ontvangen op 29 september 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 30 september 2021;
- vier e-mails van verzoeker ontvangen op 2 oktober 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 3 oktober 2021, 7 oktober 2021, 11 oktober 2021, 13 oktober 201, 17 oktober 2021, 23 oktober 2021;
- drie e-mails van verzoeker ontvangen op 24 oktober 2021;
- een e-mail van verzoeker ontvangen op 25 oktober 2021, 29 oktober 2021, 31 oktober 2021;
- verweerschrift van 3 november 2021;
- twee e-mails van verzoekers ontvangen op 3 november 2021;
- drie e-mails van verzoeker ontvangen op 22 november 2021.
2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2021. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], medewerker kwaliteit en [. . . .], wijkbeheerder/wijkadviseur.
3 Feiten
3.1 Verzoeker lijdt aan het syndroom van Gilles de la Tourette en aan een Obsessieve-compulsieve stoornis (OCD). Ook heeft hij een stoornis in het autisme spectrum. Verzoeker is hypersensitief voor prikkels en geluid, waarvan hij ernstig ontregeld kan raken. Verzoeker huurt een woning van verweerster, een woningbouwstichting.
3.2 Begin april 2021 stuurt verzoeker enkele e-mails naar verweerster in verband met geluidsoverlast. Op 15 april 2021 stuurt verzoeker een klacht hierover naar verweerster. Op 22 april 2021 komen twee medewerkers van verweerster, onder wie de wijkbeheerder/wijkadviseur (hierna te noemen: R) bij verzoeker thuis langs. Verzoeker heeft het gevoerde gesprek opgenomen en de geluidsopname in de onderhavige procedure gebracht. Eind juli en begin augustus 2021 stuurt verzoeker in totaal negen e-mails naar verweerster. Rond 20.30 uur in de avond van 30 augustus 2021 brengen twee medewerkers van verweerster en een medewerker van de gemeente Nijmegen een bezoek aan verzoeker thuis.
3.3 Op 26 juni 2021 dient verzoeker een klacht in over het handelen van verweerster bij de Klachtencommissie Woningcorporaties Nijmegen. Zijn klachten luiden voor zover hier relevant: (a) Verzoeker wil verhuizen, maar verweerster weerhoudt hem hiervan door als aanvullende eis te stellen dat hij begeleiding aanvaardt; (b) Verweerster informeert verzoeker niet over werkzaamheden in het complex; (c) Verweerster dringt zich aan verzoeker op en maakt op onacceptabele manier inbreuk op zijn privacy. De Klachtencommissie verklaart de klachten op 25 september 2021 ongegrond.
3.4 Op 6 oktober 2021 stuurt verzoeker een ‘ingebrekestelling’ naar verweerster. Op 19 oktober 2021 antwoordt verweerster hierop.
4 Informeren over overlast veroorzakende werkzaamheden?
Standpunt verzoeker
Verweerster discrimineert verzoeker door hem niet tijdig te informeren over werkzaamheden in het appartementencomplex. Verzoeker heeft al vanaf 2016 om deze simpele aanpassing gevraagd. Verweerster laat dit echter telkens na, wat ten koste gaat van het woongenot en de gezondheid van verzoeker.
Standpunt verweerster
Verweerster betwist dat zij de gevraagde aanpassing niet verricht. Bij werkzaamheden worden bewoners altijd tijdig geïnformeerd.
Beoordeling
4.1 Verzoeker heeft het syndroom van Gilles de la Tourette, een stoornis in het autistisch spectrum en hij lijdt aan OCD. Deze aandoeningen kunnen worden aangemerkt als chronische ziektes of handicaps in de zin van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ). Verzoeker kan dus een beroep doen op de bepalingen van deze wet.
4.2 Het is verboden om onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte te maken bij het sluiten, uitvoeren, wijzigen of beëindigen van een overeenkomst betreffende het huren van woonruimte voor eigen gebruik (artikel 1 WGBH/CZ, in samenhang met artikel 6b, aanhef, en onderdeel b, WGBH/CZ). Verweerster is als verhuurder van woonruimte gehouden aan deze normstelling.
4.3 Het verbod om onderscheid te maken houdt mede in dat degene tot wie dit verbod zich richt gehouden is om naar gelang de behoefte een doeltreffende aanpassing te verrichten, tenzij deze een onevenredige belastend vormt (artikel 2, eerste lid, WGBH/CZ).
4.4 Op basis van de bewijslastverdeling tussen partijen is het aan verzoeker om feiten aan te voeren die kunnen doen vermoeden dat verweerster heeft nagelaten een doeltreffende aanpassing te treffen. Als hij hierin slaagt is het aan verweerster om te bewijzen dat zij niet in strijd met artikel 2 WGBH/CZ heeft gehandeld (artikel 10, tweede lid, WGBH/CZ).
4.5 Het College overweegt dat, volgens de door verweerster ter zitting verstrekte informatie, bij het vrijkomen van een woning in het appartementencomplex in de regel de keuken en badkamer worden vervangen. Onbetwist is dat het appartementencomplex gehorig is en dat zo’n verbouwing, waar dan ook in het complex, overal vrij goed hoorbaar is. Vast staat dat verzoeker verweerster heeft gevraagd om hem tijdig te informeren over deze werkzaamheden. Dit is aan te merken als een verzoek om een doeltreffende aanpassing te verrichten. Het College overweegt dat deze aanpassing zowel geschikt als noodzakelijk is om belemmeringen in verband met verzoekers handicap of chronische ziekte weg te nemen (vergelijk Kamerstukken II 2001/02, 16 223, nr. 3, p. 8). Vanwege zijn handicap of chronische ziekte is verzoeker hoog sensitief voor geluid en raakt hij ernstig ontregeld door geluidsoverlast. Daar komt bij dat verzoeker, als gevolg van zijn handicap of chronische ziekte, regelmatig een omgekeerd dag- en nachtritme heeft. Werkzaamheden in het complex, die overdag plaatsvinden, hebben zodoende een grote impact op zijn gezondheid en welbevinden. De aanpassing stelt verzoeker in staat om een andere, rustiger (woon)omgeving te zoeken op de momenten en in de perioden dat de werkzaamheden worden uitgevoerd.
4.6 Het College overweegt dat de betreffende werkzaamheden door een aannemer worden uitgevoerd die deze tevens vooraf aankondigt, aldus verweerster. De aannemer hangt een week van tevoren een brief op in de gezamenlijke entree van het complex. Deze generieke maatregel kan op zich als voldoende doeltreffend worden aangemerkt. Verweerster mag er immers vanuit gaan dat verzoeker met enige regelmaat de entree passeert en deze informatie tijdig tot zich kan nemen. Het gegeven dat verweerster het informeren overlaat aan de aannemer is op zichzelf niet in strijd met de zorgplicht uit de WGBH/CZ. Echter, deze plicht brengt wel mee dat verweerster zich ervan dient te vergewissen dat de aannemer de aankondiging tijdig ophangt. Het College acht de termijn van een week, tussen de aankondiging en de uitvoering van de werkzaamheden, ook voldoende doeltreffend. Deze termijn kan geacht worden lang genoeg te zijn voor verzoeker om een oplossing te vinden. Daarbij is ook van belang dat verweerster voldoende duidelijk heeft gemaakt dat een langere termijn niet uitvoerbaar is omdat dit type werkzaamheden niet altijd ruim van tevoren kan worden ingepland.
4.7 Verzoeker verklaart dat verweerster verboden onderscheid heeft gemaakt omdat het met enige regelmaat is voorgekomen dat de werkzaamheden niet zijn aangekondigd. De werkzaamheden die in april 2021 plaatsvonden in een woning zijn niet met een brief aangekondigd, aldus verzoeker. Verweerster betwist dit. Zij voert aan dat een dergelijke brief altijd wordt opgehangen. Ook verklaart zij dat zij bij de aannemer navraag heeft gedaan of de werkzaamheden in april 2021 met een brief in de entree zijn aangekondigd. De aannemer heeft hierop bevestigend geantwoord, aldus verweerster. Het College stelt vast dat partijen verschillende lezingen hebben. Betwiste stellingen kunnen niet gelden als feiten. Omdat verzoeker zijn kant van het verhaal niet heeft onderbouwd met bewijs, is dit niet vast komen te staan. Derhalve oordeelt het College dat niet is gebleken dat verweerster heeft nagelaten de gevraagde doeltreffende aanpassing te verrichten.
5 Vinden van een andere geschiktere woning
Standpunt verzoeker
Verweerster discrimineert verzoeker doordat zij het verhuizen naar een rustigere woning blokkeert. Verweerster zou verzoeker aanmelden bij het Regieteam van de gemeente om voor een indicatiewoning in aanmerking te komen. Verweerster heeft dit echter nagelaten. Ook heeft verweerster een negatieve huurdersverklaring over verzoeker afgegeven zodat hij geen woning kan gaan huren van een andere woningcorporatie. Bovendien legt verweerster verzoeker dwang en begeleiding op om voor een andere woning in aanmerking te komen.
Standpunt verweerster
Verweerster betwist dat zij verzoeker belemmert bij het vinden van een andere woning. Verweerster heeft verzoeker aangemeld bij het Regieteam maar het Regieteam heeft haar inzet gestopt, omdat verzoeker het contact met zijn maatschappelijk werker heeft verbroken. Verweerster betwist dat zij een negatieve huurdersverklaring heeft afgegeven dan wel dwang op verzoeker uitoefent.
Beoordeling
5.1 De vraag ligt voor of verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte door niet mee te werken aan een verhuizing, Het College past hierbij het wettelijk kader toe zoals dat is opgenomen in 4.1 tot en met 4.3.
5.2 Op basis van de bewijslastverdeling tussen partijen, is het aan verzoeker om feiten aan te voeren die onderscheid kunnen doen vermoeden (artikel 10, eerste lid, WGBH/CZ). Voor zover verzoeker klaagt over de aanmelding bij het Regieteam en over de huurdersverklaring is hij hierin niet geslaagd. Onder 5.3 en 5.4 licht het College dit toe. In 5.5 en 5.6 gaat het College in op de kwestie van de door verweerster geëiste acceptatie van begeleiding.
5.3 De stelling van verzoeker, dat verweerster een negatieve huurdersverklaring over hem heeft afgegeven, is niet vast komen te staan. Verweerster heeft immers onbetwist verklaard dat verzoeker (nog) geen huurdersverklaring heeft opgevraagd. Bovendien licht verweerster toe dat dat zoiets als een ‘positieve’ of ‘negatieve’ huurdersverklaring niet bestaat. Wat bedoeld wordt, is dat als verzoeker een woning wil gaan huren van een andere woningcorporatie, deze corporatie een huurdersverklaring bij verweerster zal opvragen. In deze verklaring wordt informatie over de huurder ingevuld van de afgelopen twee jaar, zoals of de huur altijd op tijd is betaald. Niet is gebleken dat bij een dergelijke huurdersverklaring informatie wordt gedeeld die samenhangt met de handicap of chronische ziekte van een huurder.
5.4 Voorts is de vraag aan de orde of verweerster jegens verzoeker onderscheid heeft gemaakt op grond van verzoekers handicap of chronische ziekte bij haar handelen richting het Regieteam van de gemeente Nijmegen. Via het Regieteam kan verzoeker hulp krijgen en in aanmerking komen voor een indicatiewoning. Verzoeker verklaart het volgende. Om aangemeld te worden voor het Regieteam heeft hij in oktober 2020 een gezondheidsverklaring aan R overhandigd. Hij heeft echter nooit iets van het Regieteam gehoord, waaruit volgt dat verweerster heeft nagelaten om hem aan te melden. Dit wordt volgens verzoeker bevestigd door de uitspraak van R op 22 april 2021, die zei dat verzoekers gezondheidsverklaring in zijn auto lag. Verweerster stelt hier echter een andere lezing tegenover. Zij verklaart dat zij verzoeker direct in oktober 2020 heeft aangemeld. Ook verklaart verweerster dat verzoekers situatie in het Regieteam is besproken. Dit is echter bij één bespreking gebleven, omdat verzoeker het contact met zijn maatschappelijk werker had verbroken, die deel moet uitmaken van het team. Verweerster vermoedt dat de maatschappelijk werker verzoeker geen terugkoppeling heeft gegeven van deze bespreking. Het College overweegt dat verzoekers kant van het verhaal niet kan gelden als feit, nu dit gemotiveerd wordt betwist. Daarbij is van belang dat als feit vaststaat dat verzoeker het contact met zijn maatschappelijk werker heeft verbroken. Aan de uitspraak van R op 22 april 2021, dat verzoekers gezondheidsverklaring in zijn auto ligt, kent het College niet de betekenis toe die verzoeker eraan toekent. Wat R hier ook mee heeft bedoeld te zeggen, hieruit volgt niet dat hij verzoeker niet zou hebben aangemeld bij het Regieteam. Van belang is dat uit de geluidsopname van het gesprek van 22 april 2021 volgt dat R herhaaldelijk zijn teleurstelling uitspreekt over het feit dat verzoeker niets van het Regieteam heeft gehoord.
5.5 Het College beoordeelt tenslotte verzoekers klacht, dat verweerster hem alleen wil helpen om te verhuizen als hij begeleiding aanvaardt. Dat verweerster deze voorwaarde heeft gesteld is naar het oordeel van het College vast komen te staan. Dit volgt uit de uitspraak van de Klachtencommissie Woningcorporaties Nijmegen, waarin dit onderwerp aan de orde is gekomen. Verweerster verklaart bij deze Klachtencommissie dat de problemen van verzoeker niet met alleen een nieuwe woning kunnen worden opgelost, maar dat hij daarnaast begeleiding nodig heeft om zijn leven meer stabiliteit en structuur te geven. Daarbij is niet alleen verzoeker gebaat, maar heeft verweerster ook rekening te houden met omwonenden. De klachtencommissie overweegt in dit verband het volgende: “Verzoeker heeft een punt als hij klaagt over de zorg en/of begeleiding die verweerster hem ‘opdringt’. Verzoeker heeft tot op zekere hoogte zelf de keuze in hoeverre hij wel of niet zorg en/of begeleiding wil toelaten. Echter, de reden voor verweerster om in te grijpen was in eerste instantie de huurachterstand. Daarnaast heeft verweerster, naast de oprechte zorg voor verzoeker, ook een verantwoordelijkheid tegenover andere bewoners, die de levenswijze van verzoeker wellicht als overlast ervaren. Vanuit die optiek mag verweerster wel degelijk als voorwaarde stellen dat verzoeker begeleiding aanvaardt als hij in aanmerking wil komen voor een andere woning van verweerster. Wel is het dan zaak dat verweerster de relatie met verzoeker zakelijk houdt en de begeleiding overlaat aan professionals op dat gebied.”
5.6 Het College overweegt als volgt. In zijn algemeenheid geldt dat het stellen van de voorwaarde om begeleiding te aanvaarden, leidt tot indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. Het College is echter van oordeel dat in de specifieke omstandigheden van de voorliggende situatie de gestelde voorwaarde objectief gerechtvaardigd en dus toelaatbaar is. Hierbij benadrukt het College dat deze vorm van begeleiding niet betekent dat verzoeker medische of psychische hulp zou moeten aanvaarden. Dat is uiteraard aan hemzelf. Het gaat enkel om begeleiding, via een maatschappelijk werker of een willekeurige derde, opdat partijen constructief over een verhuistraject kunnen communiceren. Van belang is dat het ontbreken van begeleiding een duidelijk negatief effect heeft op de communicatie tussen partijen. Terwijl deze communicatie juist nodig is om het traject van verhuizen te kunnen afleggen. Voorheen verliep de communicatie tussen partijen via de maatschappelijk werker van verzoeker. Nu communiceren partijen rechtstreeks en dat leidt telkens tot misverstanden. In die zin dient de door verweerster gestelde voorwaarde van het accepteren van begeleiding een legitiem doel. Verzoeker geeft aan dat hij schriftelijk wil communiceren. Hij stuurt meerdere e-mails waarin hij klaagt, mede gericht op de persoon R, waarbij hij ook ferme taal gebruikt. Verweerster geeft aan met verzoeker het gesprek te willen voeren. Zij heeft verzoeker hiertoe tevergeefs enkele keren uitgenodigd. In het licht van deze specifieke omstandigheden, waar de voorwaarde om begeleiding te accepteren ziet op het faciliteren van het communicatieproces tussen partijen, acht het College de gestelde voorwaarde noodzakelijk en proportioneel en dus niet in strijd met het verbod van onderscheid.
5.7 Gegeven deze context is het College van oordeel dat verweerster geen verboden onderscheid heeft gemaakt jegens verzoeker inzake zijn wens om te verhuizen naar een andere woning.
6 Intimidatie bij afleggen van twee huisbezoeken?
Standpunt verzoeker
Op 22 april 2021 stonden R en een collega onaangekondigd voor de deur van verzoeker. Hoewel verzoeker duidelijk maakte dat hij niet wilde dat zij binnenkwamen, stonden zij erop. In de avond van 30 augustus 2021 stonden er twee medewerkers van verweerster en iemand van de gemeente Nijmegen op verzoekers voordeur te bonken. Verzoeker had juist zijn deurbel uitstaan omdat hij probeerde te slapen. Deze bezoeken zijn intimiderend voor verzoeker geweest en zeer slecht voor zijn gezondheid.
Standpunt verweerster
De twee huisbezoeken die zijn afgelegd waren noodzakelijk omdat verzoeker allerlei e-mails stuurde naar verweerster en hij niet reageerde op uitnodigingen om een gesprek te voeren. Verweerster maakte zich zorgen over het welzijn van verzoeker.
Beoordeling
6.1 Onder het verbod om onderscheid te maken op grond van handicap of chronische in de zin van artikel 6b WGBH/CZ valt mede een verbod van intimidatie (artikel 1a, eerste lid, WGBH/CZ). Onder intimidatie wordt verstaan: gedrag dat verband houdt met handicap of chronische ziekte en dat tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en dat een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd (artikel 1a, tweede lid, WGBH/CZ).
6.2 Het is aan verzoeker om feiten aan te voeren die intimidatie kunnen doen vermoeden (artikel 10, eerste lid WGBH/CZ). Hierin is verzoeker niet geslaagd.
6.3 Niet is gebleken dat het huisbezoek en/of de gedragingen van R of zijn collega als doel of gevolg hebben gehad de waardigheid van verzoeker aan te tasten in verband met zijn handicap of chronische ziekte. Voor de beoordeling of sprake is van intimidatie is met name de toon van een gesprek, de setting en de context van belang. Vast staat dat verzoeker, voorafgaand aan het huisbezoek op 22 april 2021, op 15 april 2021 een klacht heeft gestuurd naar verweerster. Verweerster maakt aannemelijk dat zij met een bezoek aan verzoeker hierover wilde praten. Daarbij verklaart zij dat het niet lukte om op een andere manier contact te krijgen met verzoeker. Vast staat dat R en zijn collega met verzoeker hebben gesproken over zijn woonsituatie en de ervaren geluidsoverlast. In de woorden van R of de collega, zoals dat volgt uit de door verzoeker overgelegde geluidsopname van dat gesprek, is geen negatieve toonzetting te vinden. Hoewel het College kan begrijpen dat verzoeker dit bezoek thuis als zeer onplezierig heeft ervaren, is niet gebleken dat sprake is geweest van intimidatie. Dit wordt bevestigd doordat R tijdens het bezoek verzoeker zijn rechtstreekse telefoonnummer geeft om hem te kunnen bellen als hij problemen heeft.
6.4 Ook ten aanzien van het huisbezoek aan verzoeker in de avond op 30 augustus 2021 is niet gebleken van gedragingen die als doel of gevolg hebben gehad de waardigheid van verzoeker aan te tasten. De context is dat verzoeker voorafgaand aan dit bezoek in de periode eind juli/begin augustus 2021 meerdere e-mails heeft gestuurd naar verweerster, waarin hij ook ferme taal heeft gebruikt, met name richting R. Verweerster maakt aannemelijk dat ook dit bezoek bedoeld was om hierover met verzoeker te spreken. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat het haar niet lukte om op een andere manier met verzoeker contact te krijgen. Vast staat dat de medewerkers van verweerster op de ramen en de deur van verzoeker hebben geklopt opdat verzoeker de deur zou opendoen. Hoewel dit aangemerkt kan worden als een heftige situatie voor verzoeker, is dit op zichzelf genomen geen feit dat intimidatie doet vermoeden. Vast staat dat verzoeker de deurbel had uitgezet, zodat dit de enige mogelijkheid was om verzoeker te kunnen spreken. Verweerster maakt hierbij aannemelijk dat zij ook redenen had om zich zorgen te maken over verzoeker. Het feit dat het bezoek in de avond plaatsvond draagt evenmin bij aan het vermoeden van intimidatie. Het College volgt de toelichting van verweerster, dat zij juist voor de avond heeft gekozen, omdat verzoeker overdag wil slapen. Verweerster licht ook toe dat zij vaker huisbezoeken in de avonden aflegt, bijvoorbeeld als huurders overdag afwezig zijn in verband met werk. Hoewel duidelijk is dat verzoeker dit onverwachte bezoek, mede door het kloppen op zijn voordeur, als zeer onprettig heeft ervaren, is niet gebleken dat dit tot doel of gevolg had de waardigheid van verzoeker aan te tasten. Het feit, dat er buiten twee politieagenten stonden te observeren, maakt dit niet anders. Het College komt daarmee tot het oordeel dat verweerster zich niet schuldig heeft gemaakt aan intimidatie.
7 Zorgvuldige klachtbehandeling en laster of smaad?
Standpunt verzoeker
Verweerster heeft verzoekers discriminatieklacht van 6 oktober 2021 onzorgvuldig behandeld. Ook heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan laster en smaad door hem in een negatief daglicht te plaatsen bij meerdere externe instanties.
Standpunt verweerster
Verweerster betwist dat zij de klacht van verzoeker onzorgvuldig heeft behandeld en dat anderszins sprake is van onderscheid.
Beoordeling
7.1 Het verbod op onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte zoals dit voortvloeit uit artikel 6b WGBH/CZ houdt niet alleen in dat een aanbieder van goederen of diensten zich moet onthouden van het maken van onderscheid, maar ook dat hij maatregelen moet nemen ter naleving van de WGBH/CZ. Onder deze maatregelen wordt ook verstaan dat een klacht over discriminatie zorgvuldig moet worden behandeld.
7.2 Het College overweegt dat het niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel van verzoekers klacht, omdat de brief van verzoeker van 6 oktober 2021 niet als discriminatieklacht in de zin van de WGBH/CZ kan worden aangemerkt. De kop van de brief luidt ‘ingebrekestelling’, en verzoeker stelt verweerster met deze brief in gebreke omdat zij in zijn optiek als verhuurder haar verplichtingen niet nakomt. Verzoeker biedt verweerster met deze brief een laatste mogelijkheid om aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst te voldoen. Het College overweegt dat in deze brief geen sprake is van een zodanig duidelijk geuite discriminatieklacht dat verweerster redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat verzoeker van haar verwachtte onderzoek te doen naar discriminatie. Uit de WGBH/CZ geldt alleen een plicht om een klacht zorgvuldig te behandelen, als deze klacht gaat over discriminatie. Daarom oordeelt het College dat niet is gebleken dat verweerster onderscheid heeft gemaakt jegens verzoeker bij de klachtbehandeling.
7.3 Tenslotte voert verzoeker aan dat verweerster zich schuldig maakt aan smaad en laster. Het is niet aan het College om te beoordelen of dit aan de orde is. Het College is bevoegd om te toetsen aan de wetgeving gelijke behandeling en niet aan het Wetboek van Strafrecht. Aan een beoordeling in dit verband komt het College dan ook niet toe.
8 Oordeel
Stichting Talis heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [. . . .] op grond van handicap of chronische ziekte.
9 Aanbeveling
Het College beveelt verweerster aan om te onderzoeken of het mogelijk is om verzoeker individueel te informeren over op stapel staande werkzaamheden in het appartementencomplex, naast de door de aannemer op te hangen brief in de hal. Door verzoeker bijvoorbeeld hierover ook een e-mail te sturen kan worden voorkomen dat verzoeker, door welke omstandigheden dan ook, geen kennis krijgt van de aankondigingsbrief van de aannemer en zodoende overvallen wordt door geluidsoverlast.
Aldus gegeven te Utrecht op 8 februari 2022 door prof. dr. J. Morijn, voorzitter, mr. dr. J.P. Loof, en mr. dr. B.J.M. Frederiks, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Hester, secretaris.
prof. dr. J. Morijn mr. S.B. Hester