NS Reizigers B.V. discrimineerde een man die zich in een rolstoel verplaatst bij het verlenen van reisassistentie door een vooraanmeldtijd te hanteren van een uur en een overstaptijd van tien minuten.

NS Reizigers B.V. discrimineerde een man die zich in een rolstoel verplaatst bij het verlenen van reisassistentie door een vooraanmeldtijd te hanteren van een uur en een overstaptijd van tien minuten.

Oordeelnummer 2023-26
Datum: 27-02-2023
Trefwoord: Direct onderscheid Bewijsvermoeden niet toegepast
Discriminatiegrond: Handicap of chronische ziekte
Terrein: Goederen en diensten - Openbaar vervoer

Situatie

Een man heeft mobiliteitsbeperkingen waardoor hij zich buitenshuis verplaatst met een rolstoel. Hij heeft vorig jaar telefonisch NS Reisassistentie aangevraagd voor een treinreis voor de volgende dag van Enschede CS naar Utrecht CS. Bij deze reis moest hij op station Amersfoort CS overstappen. De overstap bestond eruit dat hij moest overstappen naar een trein die aan de andere kant van hetzelfde perron stond, als waar de trein uit Enschede was aangekomen.

NS Reizigers B.V. (hierna: NS) biedt op193 stations reisassistentie aan. Op 23 van die stations wordt de reisassistentie aangeboden door medewerkers van NS die op het station werkzaam zijn. Op de overige stations wordt de assistentie verleend door medewerkers van een ander bedrijf die naar het station toe moeten komen.

De reisassistentie houdt in dat servicemedewerkers van NS of van een ander bedrijf op het perron van de aankomende of de vertrekkende trein aanwezig zijn met een brug. Hiermee kunnen zij de reiziger met een rolstoel helpen bij het in of uit de trein gaan. Reizigers die gebruik willen maken van reisassistentie moeten zich ten minste een uur van te voren aanmelden bij NS.

NS verleent ook reisassistentie bij een overstap. Hierbij geldt de regel dat tussen de aankomst van de eerste trein en het vertrek van de daaropvolgende trein op het traject minimaal tien minuten moet zitten.

De man vindt dat NS hem discrimineert op grond van zijn handicap door een vooraanmeldtijd van ten minste een uur te hanteren voor het verlenen van reisassistentie. Hij wil kunnen reizen als ieder ander en een vooraanmeldtijd van een uur beperkt hem in zijn recht op zelfbeschikking.

Ook vindt de man dat NS hem discrimineert op grond van zijn handicap door een minimum overstaptijd van tien minuten te hanteren. Hij is behendig met zijn rolstoel. Daarom is in zijn situatie een overstaptijd van tien minuten niet nodig als hij moet overstappen in een trein die aan de andere kant van hetzelfde perron staat als waarop hij is aangekomen.

NS is het niet met de man eens. Zij stelt dat een vooraanmeldtijd van een uur het maximaal haalbare is om de reisassistentie betrouwbaar te kunnen aanbieden. Haar reizigers vinden betrouwbaarheid van haar dienstverlening heel belangrijk. Ook stelt NS dat een minimum overstaptijd van tien minuten noodzakelijk is bij reizigers met een mobiliteitsbeperking. Dit is in het belang van de veiligheid van zowel de reiziger als de assistentieverlener. Daarnaast moet zij zorgen voor de betrouwbaarheid van haar dienstregeling. Deze kan in gevaar komen als een overstap teveel tijd kost.

Beoordeling

Verboden onderscheid door een vooraanmeldtijd van ten minste een uur te hanteren voor het verlenen van reisassistentie?

De man vindt dat een vooraanmeldtijd van een uur niet nodig is. Als hij in Groot-Brittannië zonder vooraanmelding naar een treinstation gaat, wordt hij onmiddellijk geholpen(‘turn up and go’), ook in kleine dorpjes. De conducteur vraagt wat hij nodig heeft en assisteert hem vervolgens. Hij begrijpt dat reisassistentie zonder vooraanmelding in Nederland niet onmiddellijk kan, maar hij vindt wel dat NS hiernaartoe zou moeten werken.

NS voert aan dat zij een tweesporenbeleid heeft voor het oplossen van het probleem van het hoogteverschil tussen het perron en de trein voor reizigers die zich verplaatsen met een rolstoel. Het eerste beleidsspoor is dat de infrabeheerder de perronhoogtes aanpast naar de normhoogte en dat vervoerders zoals NS de treinen aanpassen naar dezelfde normhoogte. Hierdoor kunnen reizigers met een mobiliteitsbeperking zelfstandig de trein in en uit gaan. Het realiseren van het eerste beleidsspoor duurt echter lang, zodat zij in de tussentijd reisassistentie aanbiedt. Dit is het tweede beleidsspoor. Hierbij geldt dat een vooraanmeldtijd van een uur het maximaal haalbare is, omdat de assistentieverleners van andere bedrijven dan NS naar het station toe moeten komen. Ook bekijkt NS steeds wat zij op andere gebieden nog meer kan verbeteren. Zo is haar hele sprinterpark inmiddels voorzien van een schuiftrede waarmee mensen met een mobiliteitsbeperking zelfstandig de trein in en uit kunnen gaan als het perron op de juiste hoogte is gebracht.

Ook voert NS aan dat zij zeven jaar geleden heeft geëxperimenteerd met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten op een aantal grotere stations, naast de vooraanmeldtijd van een uur op de andere stations. NS heeft vervolgens onderzoek verricht naar dit experiment en daaruit is gebleken dat haar klanten een voorkeur hebben voor dezelfde vooraanmeldtijd op alle stations. Naar aanleiding daarvan heeft NS de vooraanmeldtijd op alle stations vastgesteld op een uur. NS heeft desgevraagd na de zitting het onderzoeksrapport naar het College gestuurd.

Het College is van oordeel dat de activiteiten die NS op het eerste beleidsspoor verricht, niet betekenen dat zij niet zou hoeven zorgen voor de geleidelijke toegankelijkheid van haar diensten op het tweede beleidsspoor. NS heeft hieraan echter niet voldaan. Hierbij is van belang dat uit het onderzoeksrapport blijkt dat NS destijds heeft besloten om de vooraanmeldtijd niet verder te verkorten dan tot een uur, mede omdat zij de groep klanten, die gebruik zou willen en kunnen maken van de vooraanmeldtijd van vijftien minuten, te klein vond. Vaststaat dat NS daarna geen onderzoek meer heeft verricht naar de wensen van haar klanten op dit gebied. Hierdoor is NS er niet van op de hoogte of de groep klanten die met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten zou willen en kunnen reizen groter is geworden en zo ja, of er nu wel redenen zijn om de vooraanmeldtijd te verkorten.

Het College is daarom van oordeel dat NS jegens de man verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt doordat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2a van de WGBH/CZ door het hanteren van een vooraanmeldtijd van ten minste een uur voor het verlenen van reisassistentie.

Verboden onderscheid door het hanteren van een minimum overstaptijd van tien minuten?

De man stelt dat, hoewel een overstaptijd van tien minuten voor hem niet nodig is als de aankomende en de vertrekkende terrein aan hetzelfde perron staan, het in beginsel niet mogelijk is om een overstap met oversteek op hetzelfde perron te boeken. Hierdoor heeft de overstaptijd van tien minuten voor hem tot gevolg dat hij een half uur eerder van huis moet. Soms komt het voor dat een telefonist tegen de regels in bij een oversteek op hetzelfde perron twee boekingen maakt, waardoor hij de overstaptijd van tien minuten kan omzeilen.

NS voert aan dat de benodigde tijd voor een overstap afhankelijk is van hoe handig de reiziger is met zijn hulpmiddel. Via het boekingssysteem voor assistentieverlening wordt een standaard methode gebruikt om de overstaptijd van een reis te bepalen. NS heeft deze methode laten toetsen door een extern onderzoeksbureau dat is gespecialiseerd in toegankelijkheid. Dit bureau heeft gemeten hoe lang de overstap gemiddeld duurt per type hulpmiddel en per type overstap. Daar zijn normtijden uitgekomen voor een gemiddelde overstap met bepaalde hulpmiddelen in een bepaalde overstapsituatie. Hieruit is gebleken dat een overstaptijd van tien minuten het maximaal haalbare is.

Het College heeft NS ter zitting gevraagd dit onderzoek aan hem ter beschikking te stellen. NS heeft dit geweigerd omdat zij de toegevoegde waarde van dit onderzoek voor deze procedure niet inziet. Het College overweegt dat zij hierdoor niet kan beoordelen of een minimum overstaptijd van tien minuten het maximaal haalbare is en of er niet toch een vermindering van de overstaptijd mogelijk is. Het College is daarom van oordeel dat NS niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 2a van de WGBH/CZ om te zorgen voor de geleidelijke toegankelijkheid van haar activiteiten op het tweede beleidsspoor.

Het College concludeert dat NS jegens de man verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt doordat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2a van de WGBH/CZ door het hanteren van een minimum overstaptijd van tien minuten.

Oordeel

NS Reizigers B.V. heeft jegens de man verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door in strijd te handelen met artikel 2a van de WGBH/CZ.


Oordeel 2023-26

Datum: 27 februari 2023

Dossiernummer: 2022-0263

Oordeel in de zaak van

[. . . .]

wonende te [. . . .], verzoeker

tegen

NS Reizigers B.V.

gevestigd te Utrecht, verweerster

1 Verzoek

Verzoeker vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door het hanteren van een vooraanmeldtijd van ten minste een uur voor het verlenen van reisassistentie en van een minimum overstaptijd van tien minuten.

2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 7 juni 2022, ontvangen op dezelfde datum;
  • e-mail van verzoeker van 19 juli 2022;
  • verweerschrift van 20 september 2022.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2022. Partijen zijn verschenen. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], bedrijfsjurist, die werd vergezeld door [. . . .], programmamanager Toegankelijkheid en [. . . .], medewerker afdeling Toegankelijkheid.

2.3 Het College heeft na afloop van de zitting aan verweerster gevraagd om informatie te verstrekken over het onderzoek dat zij destijds heeft uitgevoerd naar het verkorten van de vooraanmeldtijd naar een uur en naar vijftien minuten op zeven grote stations. Verweerster heeft naar aanleiding daarvan in een e-mail van 7 februari 2023 beknopte rapportages van de kwalitatieve en de kwantitatieve concepttesten toegestuurd. Het College heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze aanvullende informatie. Verzoeker heeft in een e-mail van 21 februari 2023 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Het College heeft het onderzoek op 22 februari 2023 gesloten.

3 Feiten

3.1 Verzoeker heeft mobiliteitsbeperkingen waardoor hij zich buitenshuis verplaatst met een rolstoel. Hij heeft op 7 juni 2022 telefonisch bij verweerster NS Reisassistentie, hierna: reisassistentie, aangevraagd voor een treinreis voor de volgende dag van Enschede CS naar Utrecht CS, met een overstap op station Amersfoort CS. De overstap voor deze reis bestaat eruit dat op station Amersfoort CS moet worden overgestapt naar een trein die aan de andere kant van hetzelfde perron staat, als waar de trein uit Enschede is gearriveerd.

3.2 Bij besluit van 15 december 2014 heeft de staatssecretaris van het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu (thans de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat) aan N.V. Nederlandse Spoorwegen concessie verleend tot het uitvoeren van de spoorwegdiensten die als zodanig zijn aangewezen bij het Besluit Hoofdrailnet onder de in de Concessie voor het Hoofdrailnet 2015-2025 (hierna: de Concessie) genoemde voorwaarden. In artikel 32, tweede lid, onderdeel b, van de Concessie is bepaald dat op alle stations waarop Assistentieverlening Gehandicapten (AVG) wordt aangeboden, een vooraanmeldtijd voor AVG dient te worden gehanteerd van één uur voor de aanvang van de reis.

3.3 Reizigers die gebruik maken van een rolstoel of een ander hulpmiddel en voor wie het hoogteverschil tussen trein en perron een hindernis is om zelfstandig met de trein te reizen, kunnen bij verweerster reisassistentie aanvragen. Hierbij hanteert verweerster overeenkomstig het bepaalde in de Concessie een vooraanmeldtijd van een uur. De reisassistentie houdt in dat een of meer daartoe opgeleide servicemedewerkers van verweerster of van een externe partij op het perron van de aankomende of de vertrekkende trein aanwezig zijn met een brug, waarmee zij de persoon met een rolstoel of ander hulpmiddel kunnen assisteren bij het in of uit de trein gaan. Verweerster verleent ook reisassistentie bij een overstap, waarbij zij de regel hanteert dat tussen de aankomst van de eerste trein en het vertrek van de daaropvolgende trein op het traject minimaal tien minuten moet zitten (hierna: de minimum overstaptijd).

3.4 Verweerster biedt op 193 stations reisassistentie aan. Op 23 van die stations wordt de reisassistentie aangeboden door medewerkers van verweerster die op het station werkzaam zijn. Op de andere stations wordt de assistentie verleend door een derde partij, waarbij de assistentieverleners naar het station toe moeten komen. Vanaf 2024 zal verweerster op alle stations van het hoofdrailnet reisassistentie aanbieden, onder de voorwaarde dat het station door de infrabeheerder toegankelijk is gemaakt.

4 Verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte bij het verlenen van reisassistentie door het hanteren van een vooraanmeldtijd van ten minste een uur?

Standpunt verzoeker
4.1 Verzoeker stelt dat verweerster verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maakt door een vooraanmeldtijd te hanteren van ten minste een uur voor het verlenen van reisassistentie. Hiertoe voert hij aan dat de vooraanmelding die verweerster van hem vraagt, hem beperkt in zijn autonomie. Hij wil kunnen reizen zoals ieder ander. Als hij geen vooraanmelding hoeft te doen, kan hij langer op een feestje blijven als het gezellig is en is een vergadering die uitloopt niet meer problematisch. Hij reist veel door Europa en als hij in Groot-Brittannië (GB) zonder vooraanmelding naar een treinstation gaat, wordt hij onmiddellijk geholpen (‘turn up and go’), ook in kleine dorpjes. De conducteur vraagt hem wat hij nodig heeft en assisteert hem. Uiteraard moet de conducteur wel de vaardigheden hebben om hem te assisteren. Verzoeker begrijpt dat reisassistentie zonder vooraanmelding in Nederland niet onmiddellijk kan, maar hij vindt wel dat verweerster ernaar toe zou moeten werken.

Standpunt verweerster
4.2 Verweerster betwist dat zij jegens verzoeker onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt. Hiertoe voert verweerster aan dat zij met de huidige inrichting van de assistentieverlening met een vooraanmeldtijd van ten minste een uur voldoet aan het bepaalde in wet- en regelgeving en de Concessie. Uit artikel 24 van de Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 (Pb EU, L315), betreffend de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, volgt een aanmeldtijd van 48 uur. Verweerster zit hier met een aanmeldtijd van een uur ruim onder. Ook voert verweerster aan dat haar reizigers hechten aan betrouwbaarheid en zekerheid van haar dienstverlening en met een vooraanmeldtijd van een uur kan zij hieraan voldoen. Een uur is relatief kort, maar lang genoeg om de assistentieverleners van externe partijen in de gelegenheid te stellen om naar het station toe te komen. Voor de grote stations lijkt een uur wat langer, maar daar moeten de medewerkers van verweerster uit hun werk worden gehaald om reisassistentie te verlenen. Zonder vooraanmelding van een uur zou er geen reisassistentie aanwezig kunnen zijn op haar kleine stations, omdat deze stations onbemenst zijn. Het zou voor verweerster onevenredig belastend zijn om op de kleine stations de hele dag een medewerker aan te stellen, alleen al vanwege het huidige personeelstekort.

4.3 Ook voert verweerster aan dat zij zeven jaar geleden heeft geëxperimenteerd met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten op een aantal grote stations. Vervolgens heeft zij aan haar klanten naar hun mening hierover gevraagd. Haar klanten hebben toen aangegeven dat zij de verschillende vooraanmeldtijden onduidelijk vonden en dat hun voorkeur uitging naar dezelfde vooraanmeldtijd op alle stations. Verweerster heeft dit kunnen waarborgen door op alle stations een vooraanmeldtijd van een uur te hanteren. Verweerster heeft ter zitting op de vraag of zij na het onderzoek van zeven jaar geleden opnieuw onderzoek heeft gedaan naar de behoeften van reizigers, geantwoord dat zij voortdurend bekijkt hoe haar klanten de reisassistentie ervaren en of het nog beter kan. Het onderzoek van zeven jaar geleden heeft erin geresulteerd dat de vooraanmeldtijd is teruggebracht van drie naar één uur. Verweerster heeft geen plannen om de vooraanmeldtijd verder te verkorten, omdat een vooraanmeldtijd van een uur het optimum is om de betrouwbaarheid en de flexibiliteit van reisassistentie in evenwicht te houden.

Beoordeling
4.4 Het  College overweegt allereerst dat het door verzoeker ingediende verzoek om een oordeel kan worden getoetst aan het bepaalde in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ)). Hierbij is van belang dat het voorliggende verzoek onder de reikwijdte van de WGBH/CZ valt en verweerster een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de naleving van die wet, ongeacht hetgeen zij in de Concessie is overeengekomen. Het College zal de WGBH/CZ uitleggen in overeenstemming met het VN-verdrag handicap.

4.5 Een vervoerder mag geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maken bij het aanbieden van openbaar-vervoersdiensten (artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, WGBH/CZ). Verweerster biedt openbaar-vervoersdiensten aan en valt hiermee onder het bereik van de WGBH/CZ.

4.6 In artikel 2a WGBH/CZ is vastgelegd dat aanbieders van goederen en diensten geleidelijk zorg moeten dragen voor algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte, tenzij dat een onevenredige belasting vormt.

4.7 Verzoeker heeft mobiliteitsbeperkingen als gevolg waarvan hij zich buitenshuis verplaatst met een rolstoel. Het College overweegt op grond hiervan dat verzoeker een handicap of chronische ziekte heeft als bedoeld in de WGBH/CZ. Hem komt dan ook een beroep toe op het bepaalde in die wet.

4.8 Nadere regels over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en de te verrichten aanpassingen zijn te vinden in het - op artikel 8, tweede lid, WGBH/CZ gebaseerde - Besluit van 31 maart 2011 houdende regels betreffende de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en de daartoe te verrichten aanpassingen (hierna: Besluit). Zo moet een station voldoen aan de eis dat de aansluiting tussen het perron en een voertuig een onbelemmerde toegang tot het voertuig mogelijk maakt, met inachtneming van een veiligheidsmarge (artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit). Ook moet een station beschikken over personele assistentieverlening voor personen met een motorische functiebeperking bij het in- en uitstappen in een voertuig, als niet wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit (artikel 6, vierde lid, Besluit).

4.9 Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster op 193 stations personele assistentieverlening verricht voor personen met een motorische functiebeperking bij het in- en uitstappen van een voertuig. Evenmin is tussen partijen in geschil dat verweerster met ingang van 1 januari 2024 de personele assistentieverlening zal uitbreiden naar alle stations waar zij halteert.

4.10 Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat de personele assistentieverlening goed functioneert. Het komt zelden voor dat er geen assistentieverlener op het perron aanwezig is. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de vooraanmeldtijd van ten minste een uur voldoet aan de normen die uit de wet- en regelgeving voorvloeien.

4.11 Volgens verzoeker is een vooraanmeldtijd in het geheel niet nodig, waartoe hij heeft verwezen naar zijn ervaringen die hij in GB heeft opgedaan met niet aangemelde treinreizen. Volgens verweerster is een vooraanmeldtijd van een uur het optimum, omdat de assistentieverleners van derde partijen voldoende tijd moeten hebben om naar de kleinere stations toe te gaan. Ook heeft verweerster aangevoerd dat zij zeven jaar geleden heeft geëxperimenteerd met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten op een aantal grotere stations, naast de vooraanmeldtijd van een uur op de andere stations. Verweerster heeft vervolgens onderzoek verricht naar dit experiment en daaruit is gebleken dat haar klanten een voorkeur hebben voor dezelfde vooraanmeldtijd op alle stations.

4.12 Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat zij een tweesporenbeleid voert voor het oplossen van het probleem van het hoogteverschil tussen perron en trein voor reizigers die afhankelijk zijn van een rolstoel of een ander hulpmiddel om zelfstandig met de trein te reizen. Het eerste beleidsspoor is dat de infrabeheerder de perronhoogtes aanpast naar de normhoogte en dat vervoerders zoals verweerster de treinen aanpassen naar dezelfde normhoogte. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat reizigers met een mobiliteitsbeperking zelfstandig de trein in en uit kunnen gaan. De doorlooptijd om zelfstandig te reizen volgens deze oplossingsrichting is echter lang, zodat in de tussentijd NS Reisassistentie wordt geboden. Dit is het tweede beleidsspoor. Hierbij geldt dat een vooraanmeldtijd van een uur het optimum is. Ook bekijkt verweerster voortdurend wat er op andere vlakken nog meer kan worden verbeterd. Zo is haar hele sprinterpark inmiddels voorzien van een schuiftrede waarmee mensen met een mobiliteitsbeperking zelfstandig de trein in en uit kunnen gaan als het perron op de juiste hoogte is gebracht. Verder zijn alle nieuwe treinen toegankelijk voor mensen met een mobiliteitsbeperking en staat de eerste toegankelijke intercity op het punt van instromen. Verweerster stelt dat zij hiermee heeft voldaan aan de verplichting van artikel 2a WGBH/CZ.

4.13 Het College zal de vraag of een vooraanmeldtijd van een uur voldoet aan de normen die uit de wet- en regelgeving voortvloeien, beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 2a WGBH/CZ. Deze bepaling interpreteert het College in het licht van zowel artikel 01 van deze wet als de grondbeginselen van het VN-verdrag handicap. Tot de grondbeginselen van het verdrag behoort respect voor de persoonlijke autonomie, met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen (artikel 3, aanhef en onder a, VN-verdrag handicap). In artikel 01 WGBH/CZ is bepaald dat ieder mens in staat moet worden gesteld aansluitend bij zijn eigen mogelijkheden autonoom te zijn.

4.14 Het College overweegt dat uit het bepaalde in artikel 2a WGBH/CZ volgt dat de activiteiten die verweerster op het eerste beleidsspoor verricht, haar niet ontslaat van de verplichting om voor de geleidelijke verwezenlijking van de algemene toegankelijkheid van haar diensten voortdurend aandacht te blijven besteden aan het tweede beleidsspoor. Dit geldt temeer, nu de verwachting van verweerster is dat de doorlooptijd van dit eerste spoor lang is en volgens artikel 17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit pas met ingang van 1 januari 2030 gerealiseerd moet zijn. Ook de stand van Europese wet- en regelgeving kan haar daarvan niet ontslaan, evenmin als de Concessie. Zo zal verweerster actief moeten bezien of de vooraanmeldtijd verder kan worden verkort.

4.15 Verweerster baseert zich voor haar standpunt dat de vooraanmeldtijd niet verder kan worden verkort onder meer op een onderzoek dat zij negen jaar geleden onder haar reizigers heeft verricht naar aanleiding van een experiment met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten op een aantal grote stations. Volgens verweerster is uit dit onderzoek gebleken dat haar reizigers de voorkeur geven aan dezelfde vooraanmeldtijd op alle stations. Het College stelt op grond van de door verweerster overgelegde beknopte rapportages van de kwalitatieve en kwantitatieve concepttesten vast dat er in 2014 een kleine groep klanten was die gebruik zou willen en kunnen maken van een vooraanmeldtijd van vijftien minuten op zeven grote stations. Verweerster heeft destijds besloten om de vooraanmeldtijd niet verder te verkorten dan tot een uur, mede omdat zij de groep klanten die gebruik zou willen en kunnen maken van de vooraanmeldtijd van vijftien minuten te klein vond. Verweerster heeft echter na 2014 geen onderzoek meer verricht naar de wensen van haar klanten. Hierdoor is verweerster er niet van op de hoogte of de groep klanten die met een vooraanmeldtijd van vijftien minuten zou willen en kunnen reizen negen jaar later groter is geworden en zo ja, of er nu wel redenen zijn om hiertoe over te gaan. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerster niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 2a van de WGBH/CZ, in samenhang met artikel 01 van die wet. Het College concludeert op grond van het voorgaande dat verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt doordat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 2a van de WGBH/CZ door het hanteren van een vooraanmeldtijd van ten minste een uur voor het verlenen van reisassistentie.

5 Verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte door het hanteren van een minimum overstaptijd van tien minuten?

Standpunt verzoeker
5.1 Verzoeker stelt dat verweerster jegens hem verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maakt door een minimum overstaptijd te hanteren van tien minuten. Hiertoe voert hij aan dat in zijn situatie een overstaptijd van tien minuten niet nodig is in het geval dat de trein waarin moet worden overgestapt aan de andere kant van hetzelfde perron staat als het perron waarop hij is aangekomen. Het is echter in beginsel niet mogelijk om bij het verzoek om reisassistentie een overstap met oversteek op hetzelfde perron te boeken. Dit heeft voor hem als gevolg dat hij een half uur eerder van huis moet. Ook voert verzoeker aan dat sommige telefonisten tegen de regels in twee boekingen maken bij een oversteek op hetzelfde perron, waardoor de overstaptijd van tien minuten wordt omzeild. In dat geval voert één persoon op het perron de twee boekingen uit. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld dat hij het advies van verweerster om de rechtstreekse trein tussen Enschede CS en Utrecht CS te nemen, zodat hij niet hoeft over te stappen in Amersfoort CS, als een inbreuk op zijn autonomie beschouwt.

Standpunt verweerster
5.2 Verweerster betwist dat zij jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt door het hanteren van een minimum overstaptijd van tien minuten. De redenen om een extra overstaptijd te hanteren in vergelijking met de overstaptijd voor reizigers zonder mobiliteitsbeperking, zijn, het waarborgen van de veiligheid van zowel de reiziger als van de assistentieverlener en de betrouwbaarheid van de dienstregeling. Bij een overstap moet de brug opnieuw worden neergezet en dit vraagt extra tijd. Een structurele uitbreiding van de overstaptijd voor alle reizigers zou ten koste gaan van de efficiëntie. Een incidentele aanpassing van de overstaptijd zou er toe leiden dat alle reizigers in de trein te laat aankomen met alle gevolgen van dien. Verweerster wijst erop dat op de verbinding Enschede CS-Utrecht CS een keer per uur een rechtstreekse trein rijdt, waarbij verzoeker niet zou hoeven over te stappen op Amersfoort CS.

5.3 Ook voert verweerster aan dat de benodigde tijd voor een overstap afhankelijk is van hoe handig de reiziger is met zijn hulpmiddel. Via het boekingssysteem voor assistentieverlening wordt een standaard methodiek gebruikt om de overstaptijd van een reis te bepalen. Verweerster heeft deze methodiek laten toetsen door een extern onderzoeksbureau dat is gespecialiseerd in toegankelijkheid. Dit bureau heeft gemeten hoe lang de overstap gemiddeld duurt per type hulpmiddel en per type overstap. Daar zijn normtijden uitgekomen voor een gemiddelde overstap met bepaalde hulpmiddelen in een bepaalde overstapsituatie. Gebleken is dat een overstaptijd van tien minuten het optimum is.

Beoordeling
5.4 Het College zal de vraag of een minimum overstaptijd van tien minuten voldoet aan de  wet- en regelgeving toetsen aan het bepaalde in artikel 2a WGBH/CZ in samenhang met artikel 01 van die wet. Dit betekent dat verweerster naast haar activiteiten op het eerste beleidsspoor, voortdurend aandacht zal moeten blijven besteden aan het tweede beleidsspoor en moeten bezien of de overstaptijd verder kan worden verkort (zie de overwegingen 4.13 en 4.14). Hierbij is mede van belang dat verzoeker ter zitting onbetwist heeft gesteld dat hij uit eigen ervaring weet dat het voor hem geen probleem is om binnen de reguliere overstaptijd van enkele minuten over te stappen naar een trein die aan de andere kant van hetzelfde perron staat.

5.5 Het College stelt vast dat volgens verweerster een minimum overstaptijd van tien minuten het optimum is en dat zij zich hiervoor baseert op een onderzoek door een onderzoeksbureau dat is gespecialiseerd in toegankelijkheid. Ter zitting heeft het College verweerster gevraagd dit onderzoek over te leggen. Verweerster heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat zij niet bereid is dit onderzoek ter beschikking te stellen van het College, omdat zij de toegevoegde waarde van het onderzoek voor deze procedure niet inziet. Het College overweegt echter dat zij hierdoor niet kan beoordelen of een minimum overstaptijd van tien minuten het optimum is en of er niet toch een vermindering van de overstaptijd mogelijk is, mede gelet op hetgeen verzoeker hierover onbetwist heeft gesteld. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerster niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 2a van de WGBH/CZ, in samenhang met artikel 01 van die wet.

5.6 Voor zover verweerster heeft aangevoerd dat verzoeker ook met een directe trein tussen Enschede CS en Utrecht CS zou kunnen reizen, waardoor een overstap op Amersfoort CS niet nodig is, overweegt het College dat dit alternatief op gespannen voet staat met de norm van artikel 01 WGBH/CZ. Verzoeker moet op grond van die norm op een volwaardige, effectieve en gelijkwaardige wijze kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. Het door verweerster aangedragen alternatief om een andere trein te nemen dan verzoeker zou willen, voldoet hier niet aan.

5.7 Het College concludeert op grond van het voorgaande dat verweerster jegens verzoeker verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt doordat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 2a van de WGBH/CZ door het hanteren van een minimum overstaptijd van tien minuten.

6 Oordeel

NS Reizigers B.V. heeft jegens [. . . .] verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door in strijd te handelen met de artikel 2a van de WGBH/CZ.

Aldus gegeven te Utrecht op 27 februari 2023 door prof. dr. J. Morijn., voorzitter, mr. dr. H.J.T.M. Swaanenburg-van Roosmalen en mr. dr. B.J.M. Frederiks, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. B.H.M. Werker, secretaris.





prof. dr. J. Morijn           

mr. B.H.M. Werker          

Samenvatting oordeel