My Crew B.V., een tandartsenpraktijk, discrimineerde een vrouw niet door haar jaarcontract niet te verlengen. Geen aanwijzingen dat de niet-verlenging te maken heeft met haar zwangerschap.

My Crew B.V., een tandartsenpraktijk, discrimineerde een vrouw niet door haar jaarcontract niet te verlengen. Geen aanwijzingen dat de niet-verlenging te maken heeft met haar zwangerschap.

Oordeelnummer 2023-54
Datum: 10-05-2023
Trefwoord: Bewijsvermoeden toegepast
Discriminatiegrond: Geslacht
Terrein: Arbeid - Aangaan en beëindiging arbeidsrelatie

Situatie

Een vrouw is in Portugal opgeleid tot tandarts. In 2018 verhuist zij naar Nederland. Om in Nederland haar BIG-registratie te voltooien (een vereiste om zelfstandig in Nederland als tandarts aan het werk te mogen) moet zij nog een taalexamen behalen. Op 5 oktober 2020 treedt zij bij een tandartsenpraktijk in dienst, waar zij onder toezicht van de praktijkeigenaar als tandarts werkt. Op 5 mei 2021 maakt de vrouw kenbaar dat zij zwanger is. In de zomerperiode die volgt worden meerdere e-mails over en weer gestuurd waarin discussie is over de betaling van salaris en de vermindering van het aantal arbeidsuren. In deze periode ontstaat ook discussie over de vraag of haar contract wel of niet wordt verlengd.

Op 11 september 2021 vindt een gesprek plaats tussen de vrouw en de eigenaar. In dit gesprek geeft de eigenaar aan dat hij het contract van de vrouw niet zal verlengen. Een dag later bevestigt hij dit per e-mail.

De vrouw stelt dat haar zwangerschap de reden is geweest om het contract niet te verlengen. De tandartspraktijk stelt dat de zwangerschap geen enkel probleem is geweest, maar dat het functioneren en de houding en communicatie van de vrouw ertoe hebben geleid dat het contract niet verlengd kon worden.

Beoordeling

De gelijkebehandelingswetgeving bepaalt dat het in de eerste plaats aan de vrouw is om feiten en omstandigheden aan te voeren die zwangerschapsdiscriminatie kunnen doen vermoeden. De vrouw voert een aantal punten aan, die het College achtereenvolgens beoordeelt. De vrouw en tandartspraktijk spreken elkaar op een aantal punten tegen, waardoor het College op die betreffende punten geen feiten kan vaststellen. De vrouw moet haar standpunt dan onderbouwen met aanvullende feiten of stukken, maar dat heeft zij niet gedaan.

Het College kan wel vaststellen dat in de zomerperiode is gesproken voor een urenvermindering terwijl de vrouw zwanger was. Maar uit niets is gebleken dat er een verband bestaat tussen het feit dat de vrouw zwanger was en dat is gesproken over een urenvermindering. Het College stelt ook vast dat afspraken van de vrouw met patiënten kort na het gesprek waarin duidelijk werd dat het contract niet werd verlengd zijn afgezegd om onjuiste redenen. Het College is van oordeel dat dit weliswaar niet netjes is van de praktijk, maar dat niet is gebleken dat dit gerelateerd is aan de zwangerschap.

Omdat er geen feiten zijn waaruit het vermoeden van zwangerschapsdiscriminatie kan blijken, is het College van oordeel dat de tandartspraktijk de vrouw niet heeft gediscrimineerd.

Oordeel

My Crew B.V. heeft jegens de vrouw geen verboden onderscheid gemaakt.


Oordeel 2023-54

Datum: 10 mei 2023

Dossiernummer: 2022-0615

Oordeel in de zaak van


[. . . .]
wonende te [. . . .], verzoekster

tegen

My Crew B.V.
gevestigd te Utrecht, verweerster


1 Verzoek

Verzoekster vraagt het College om te beoordelen of verweerster verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen vanwege haar zwangerschap.


2 Verloop van de procedure

2.1 Het College heeft kennis genomen van de volgende stukken:

  • verzoekschrift van 18 november 2022, ontvangen op 21 november 2022;
  • verweerschrift van 23 februari 2023.

2.2 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2023. Partijen zijn verschenen. Verzoekster werd vergezeld door [. . . .], partner, en bijgestaan door P. Vitković, klachtbehandelaar bij RADAR. Verweerster werd vertegenwoordigd door [. . . .], eigenaar, die werd vergezeld door [. . . .], praktijkmanager en operationeel directrice, en bijgestaan door mr. S.F. van Dijk, advocaat te Dordrecht.


3 Feiten

3.1 Verzoekster is in Portugal opgeleid tot tandarts. Zij is in 2018 naar Nederland gekomen. Om in Nederland haar BIG-registratie te kunnen voltooien – een vereiste om in Nederland als tandarts aan het werk te mogen – moet zij een Nederlands taalexamen over tandheelkunde behalen.

3.2 Verzoekster treedt op 5 oktober 2020 in dienst bij verweerster, een tandartsenpraktijk die op dat moment handelt onder een andere handelsnaam. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van een jaar en zal van rechtswege aflopen op 5 oktober 2021. Omdat verzoekster nog geen BIG-registratie heeft, werkt zij onder supervisie van de praktijkeigenaar.

3.3 Op 5 mei 2021 maakt verzoekster kenbaar dat zij zwanger is.

3.4 In de zomerperiode worden enkele e-mails over en weer gestuurd waarin wordt gesproken over vermeende onjuistheden in de betaling van het salaris en een vermindering van het aantal arbeidsuren.

3.5 Op 29 juli 2021 schrijft de eigenaar per e-mail (voor zover relevant): “Tot slot over de verlenging. Gezien onze gesprek en de afwezigheid van de BIG (vooralsnog), heb ik besloten om onze overeenkomst niet te verlengen. Deze zal dan aflopen, per einde contract-datum, zoals in je overeenkomst aangegeven. Ik hoop oprecht dat je je BIG behaald, voor dat je overeenkomst eindigt, dan ga ik graag nogmaals met je in gesprek om op basis van een andere constructie samen te werken.” [sic]

3.6 Eind augustus 2021 behaalt verzoekster het taalexamen. De eigenaar nodigt haar uit voor een gesprek op 11 september 2021 om het aflopende contract te bespreken. Partijen hebben een andere lezing van wat precies wordt besproken in dit gesprek. Op 12 september 2021 laat de eigenaar per e-mail weten dat hij verzoeksters contract niet verlengt.


4 Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt dat verweerster jegens haar verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht. Aan haar is gevraagd om terug te gaan in het aantal contracturen, omdat zij geen of te weinig afspraken zou hebben. Verweerster heeft na het gesprek van 11 september 2021 echter afspraken voor haar afgezegd, met verschillende onjuiste redenen die aan patiënten werden meegegeven als ziek, ‘omstandigheden’ en zwangerschapsverlof. Bovendien kreeg zij geen tandartsassistent meer ter beschikking gesteld. In het gesprek van 11 september is gesproken over verzoeksters zwangerschap, omdat het voor verweerster lastig zou zijn om tijdens verzoeksters zwangerschapsverlof tijdelijk iemand anders aan te nemen.


5 Standpunt verweerster

Verweerster betwist dat de zwangerschap de reden was voor niet-verlenging van de arbeidsovereenkomst. De redenen hiervoor lagen in de houding en communicatiewijze van verzoekster. Er is nooit (ook niet in de e-mail van 29 juli 2021) een toezegging gedaan dat het contract zou worden verlengd als verzoekster haar BIG-registratie zou behalen – slechts is aangegeven dat verweerster dan met verzoekster in gesprek wilde gaan over de mogelijkheden om op basis van een andere constructie (bijvoorbeeld als zzp’er) met elkaar samen te werken. Bovendien heeft verweerster meerdere klachten ontvangen over verzoeksters werk. Deze klachten zijn altijd met verzoekster besproken en dit gebeurde allemaal voordat verzoekster meldde dat zij zwanger was. Het niet-toewijzen van een tandartsassistente was het gevolg van het feit dat op dat moment niet voldoende assistenten beschikbaar waren om iedere tandarts een assistent te geven. Verzoekster was niet de enige tandarts die zonder assistent werkte en omdat zij nog onder supervisie werkte en geen volle agenda had, was dit ook niet nodig.


6 Beoordeling

6.1 De werkgever mag geen onderscheid maken op grond van geslacht bij het aangaan of beëindigen van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:646, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)). De beslissing om een arbeidsovereenkomst al dan niet te verlengen, is een beslissing over het al dan niet aangaan van een arbeidsovereenkomst. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap (artikel 7:646, vijfde lid, BW). Verzoekster was bij verweerster in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd naar burgerlijk recht. Het wettelijk kader van artikel 7:646 BW is derhalve van toepassing.

6.2 De bewijslastverdeling bepaalt dat het aan verzoekster is om feiten aan te voeren die onderscheid op grond van geslacht kunnen doen vermoeden. Slaagt zij hierin, dan is het aan verweerster om te bewijzen dat zij geen (verboden) onderscheid heeft gemaakt (artikel 7:646, twaalfde lid, BW).

Zijn er feiten die het onderscheid kunnen doen vermoeden?
6.3 Verzoekster voert een aantal feiten en omstandigheden aan waaraan zij een vermoeden van onderscheid op grond van geslacht ontleent. Het College zal deze achtereenvolgens beoordelen.

6.4 Ten eerste stelt verzoekster dat er een omslag heeft plaatsgevonden in hoe verweerster met haar omging. Voordat zij bekend maakte dat zij zwanger was, lag zij goed in de groep en was er geen sprake van ruzie of conflict. Dit veranderde nadat zij haar zwangerschap bekend maakte. Het enige punt waarover onenigheid bestond was de salarisbetaling, waar vanaf het begin van het dienstverband fouten in zaten. Verweerster weerspreekt dat er altijd sprake was van een goede verstandhouding. De praktijkmanager en operationeel directrice – die veel met verzoekster samenwerkte gedurende het dienstverband – stelt vanaf het begin van de arbeidsverhouding veel problemen te hebben ervaren in de samenwerking met verzoekster. Zij stelt dat verzoekster meermaals op dreigende en intimiderende toon e-mails heeft gestuurd over dingen die voor verzoekster geregeld zouden moeten worden. Verweerster erkent dat het is voorgekomen dat er fouten zijn gemaakt in de salarisadministratie. Zij heeft dit uitbesteed aan een externe partij en die heeft de fouten altijd snel opgepakt en gecorrigeerd.

6.5 Het College stelt vast dat partijen elkaar tegenspreken op dit punt. Het College kan daardoor niet vaststellen dat, zoals verzoekster stelt, er voor de bekendmaking van de zwangerschap sprake was van een goede verstandhouding tussen partijen die zou zijn omgeslagen als gevolg van die bekendmaking. Gelet op de bewijslastverdeling is het aan verzoekster om met aanvullende stukken te komen die haar standpunt onderbouwen. Verzoekster heeft dit niet gedaan. Het College is van oordeel dat dit standpunt van verzoekster dan ook niet kan gelden als feit dat onderscheid kan doen vermoeden.

6.6 Ten tweede voert verzoekster aan dat zij na de bekendmaking van haar zwangerschap minder uren moest gaan werken. Verweerster stelt dat dit een gevolg is van financiële redenen die zijn gelegen in de bedrijfsvoering. Verzoekster stelt dat zij dit argument niet gelooft, omdat er (kort) na haar vertrek een andere tandarts is aangenomen. Bovendien zijn er medio september 2021 afspraken voor haar afgezegd met onjuiste redenen als dat zij ziek zou zijn of dat er persoonlijke omstandigheden zouden spelen. Verweerster weerspreekt dat zij een nieuwe tandarts heeft aangenomen (kort) na verzoeksters vertrek.

6.7 Het College stelt vast dat partijen elkaar ook op dit punt tegenspreken, zodat niet als feit kan worden vastgesteld wat er precies is voorgevallen. Het College stelt vast dat er is gesproken over een urenvermindering voor verzoekster in de zomerperiode en derhalve nadat zij haar zwangerschap bekend had gemaakt. Het College is echter van oordeel dat het enkele feit dat is gesproken over een urenvermindering terwijl verzoekster zwanger was geen feit is dat onderscheid op grond van geslacht kan doen vermoeden. Uit niets is gebleken dat de urenvermindering in verband is gebracht met het feit dat verzoekster zwanger is.

6.8 Ten aanzien van de annulering van de afspraken overweegt het College dat de context relevant is. De afspraken werden geannuleerd kort na het gesprek van 11 september 2021 en de (definitieve) mededeling tot niet-verlenging van de arbeidsovereenkomst die een dag later schriftelijk volgde. Hoewel de annulering van afspraken zonder overleg met verzoekster en op grond van onjuiste redenen – hetgeen door verweerster niet is weersproken – geen schoonheidsprijs verdient, is het College van oordeel dat niet is gebleken dat deze gang van zaken is gerelateerd aan haar zwangerschap.

6.9 Tot slot voert verzoekster aan dat zij geen tandartsassistent toegewezen kreeg nadat zij bekend had gemaakt dat zij zwanger was. Verweerster stelt dat dit een gevolg was van overmacht: er waren onvoldoende tandartsassistenten beschikbaar om iedere tandarts van een assistent te voorzien. Omdat verzoekster een relatief lege agenda had, kon zij ook zonder assistent werken. Bovendien waren er ook andere tandartsen die tijdelijk zonder assistent moesten werken. Het niet toegewezen kregen van een assistent had niets te maken met het feit dat verzoekster zwanger was, aldus verweerster. Verzoekster stelt dat verweersters verklaring onjuist is. Zij weet dat een van de assistenten is geïnstrueerd om thuis te blijven. Bovendien had zij wel een legere agenda, maar vanwege haar zwangerschap duurden behandelingen ook veel langer dan gebruikelijk.

6.10 Het College stelt vast dat partijen elkaar ook op dit punt tegenspreken, zodat het College niet kan vaststellen wat er precies is gebeurd. Verzoekster heeft haar stelling niet nader onderbouwd met aanvullende feiten of stukken. Daarom geldt voor deze derde omstandigheid dat deze niet kan gelden als feit dat onderscheid kan doen vermoeden.

6.11 Het College oordeelt dat verzoekster er niet in is geslaagd om feiten aan te voeren die het onderscheid kunnen doen vermoeden. Verweerster heeft daarom jegens verzoekster geen onderscheid gemaakt.


7 Oordeel

My Crew B.V. heeft geen verboden onderscheid gemaakt jegens [. . . .] op grond van geslacht.

Aldus gegeven te Utrecht op 10 mei 2023 door prof. dr. J. Morijn, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Ingeveld, secretaris.




prof. dr. J. Morijn           
mr. A.J. Ingeveld

Samenvatting oordeel